1
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1893.
ook de gebouwen, uitsluitend dienende voor godsdienst-onder
wijs van erkende kerkgenootschappen, op te nemen. Op het
oogenblik zou deze vrijstelling nog slechts aan het Israelietisch 1
kerkgenootschap ten goede komen. Ook andere erkende kerk
genootschappen zouden er echter later genot van kunnen hebben. I
Rapporteurs kunnen zich niet deze aanvulling vereenigen.
Gaat het wel op, werd door sommige leden bij letter e ge- j
vraagd, het Harmonie-gebouw onder de vrijstellingen op te ne- j
men? De recognitie van /'100 toch, die jaarlijks voor dit ge-1
bouw aan de gemeente wordt betaald werd vastgesteld met j
het oog op speciaal voor dit gebouw aangelegde werken.
In- het stelsel van burgemeester en wethouders heeft intus-1
schen de eigenares van het Harmonie-gebouw, evenzeer als de
eigenaar van ieder ander gebouw, genot van de werken enz.,
in art. 1 bedoeld.
Dit laatste viel, zooals werd geantwoord, wel niette ontken
nen, doch de vereeniging „de Harmonie" wordt eigenlijk be -
last voor werken die, althans wat de rioleering betreft, ook
al ware haar gebouw er niet gekomen later toch hadden moe- j
ten worden gemaakt. Zij zou dus, bij invoering der belasting,
tweemaal voor hetzelfde genot moeten betalen.
Rapporteurs kunnen zich met deze beschouwing wel vereeni
gen en vinden daarom geen termen voor te stellen letter e te
doen vervallen.
De verordening op de invordering gaf tot geenerlei op- of1
aanmerking aanleiding.
De commissie van rapporteurs heelt thans de eer voor te
stellen
I. Bij meerderheid van stemmen, met aan te nemen het
voorstel van burgemeester en wethouders lot het heffen van een
straatgeld.
II. Met eenparige stemmenom, indien punt I wordt ver
worpen
lo. in genoemde verordening aan te brengen de volgende
veranderingen
a. Considerans. In plaats van „art. 232" te lezen „arü
232, 238, 240 en 254".
b. Den aanhef van art. 1 te veranderen als volgt„Te be
ginnen met liet jaar 1894 wordt jaarlijks in deze gemeente
voor het genot der werken" enz.
c. In art. 0, letter b, na het woord „eeredienst" te laten vol
gen „of voor godsdienstonderwijs."
2o. De aldus gewijzigde verordening vast te stellen.
3o. De verordening op de invordering van het straatgeld on
veranderd vast te stellen.
Gerapporteerd ter raadsvergadering van den 24 October 1893.
T. KONTER rapporteur van de le sectie
S. H. H1JLKEMA, rapporteur van de 2e sectie.
A. DUPARC, rapporteur van de 3e sectie en
algemeen rapporteur.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden
1893.
IHjlage No. 34
VERSLAG van de commissie van
rapporteurs uit de sectiën van den
gemeenteraad omtrent liet onder
zoek van de gemeentebegrooting
voor 1894.
Aan het onderzoek werd, behalve door den burgemeester,
als voorzitter van de le sectie, door 20 van de 23 leden deel-
werden in geen der sectiën ge-
genomen.
Algemeene beschouwingen
houden.
Rapporteurs meenen intusschen niet te mogen terughouden
eene opmerking, later ook van meer dan één lid vernomen
over de late indiening der begrooting. Terwijl art. 203 der
gemeentewet uitdrukkelijk voorschrijft, dat de begrooting vier
maanden vóór den aanvang van het dienstjaar, waarvoor zij
moet dienen, dus vóór 1 September, door burgemeester en
wethouders aan den raad moet worden aangeboden, heeft dit
I thans eerst den 25 September plaats gehad. Reeds een week
I daarna waren de leden voor het sectie-onderzoek opgeroepen
I® zoodat de tijd van voorbereiding zeer kort was. Het gevolg
der vertraging zal nu zijndat de begrooting nietingevolge
het voorschrift van art. 207 der gemeentewet, vóór 1 Novem
ber aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring kan worden voor
gedragen. Waaraan de vertraagde indiening is toe te schrij
ven, begrijpen rapporteurs te minderomdat de begrooting
behoudens verschil in cijfers, al zeer weinig afwijkt van vorige
begrootingen.
Volgens de bestaande gewoonte werden in al de sectiën eerst
behandeld de
UITGAVEN.
Volgno. 77. Drukkosten van het verslag van 's raads han
delingen.
Het zou, volgens rapporteurs, de behandeling der begrooting
zeer vergemakkelijken indien de toelichting niet in eene afzon
derlijke memorie, maar in de begrooting zelve, naast iederen
cijferpost, werd opgenomen, gelijk in sommige andere gemeen
ten geschiedt. Het zou tevens besparing in de kosten geven.
In de 3e sectie werd de meening uitgesproken dat het ver
slag van 's raads handelingen er niet weinig bij zou winnen,
indien de hoofdinhoud van eenigszins belangrijke stukkenvoor
zoover ze niet als bijlagen worden bijgevoegder in werd op
genomen. Niet alleen toch, dat de lezers van het verslag dan
te beter op de hoogte zullen zijn van de zaak, waarover de be
raadslaging loopt, maar ook voor de latere raadpleging van
het verslag zal de maatregel nuttig zijn. Rapporteurs deelen
in deze meening en bevelen voor het vervolg de zaak bij bur
gemeester en wethouders aan.
gemeente en die der particulieren, tengevolge waarvan de ge
meente misschien wel eens op zich nam het onderhoud van
straten en wegen, dat ten laste van particulieren was.
Deze meening werd weersproken door den voorzitter der
sectie. Deze verklaarde, dat burgemeester en wethouders in
dit opzicht steeds nauwlettend toezien.
In de 2e sectie werd door een der leden de meening uitge-
I sproken, dat in den laatsten tijd, bij het maken van nieuwe
I bestrating, de weg, door het opbrengen van zand, onnoodig en
evenzeer onoordeelkundig zóódanig wordt verhoogddat het
hemelwater de veel lager gelegen huizen met kracht moet bin
nendringen. O.a. was hierbij het oog gevestigd op huizen, aan
de oostzijde van den Wirdumerdijk gelegen, die het genoemde
gevolg herhaaldelijk hadden ondervonden.
In de 3e sectie werd er over geklaagd, dat op meer dan
één plaats de straatna te zijn opgemaakt en gedichtspoe
dig daarna weder werd opgenomen en verstraat.
Het antwoord van den voorzitter was dat dit plaatsen be
trof, waar de straat was opgenomen van wege de directie van
de waterleidingdie niet kan worden verplichtde straat we
der geheel in den vorigen goeden toestand te brengen zoodat
de gemeente dan wel moest optreden.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.
Hoofdstuk III. Afdeeling I. Kosten van de zorg voor de
plaatselijke wegen enz.
In de 3e sectie werd geklaagd over de, gelijk men het noemde,
onrustbarende stijging van verscheidene posten dezer afdeeling.
Zoo was voor aankoop van keien weder f 2Ü00.onder volgno.
102 opgenomen. Waar, werd gevraagd, moeten deze nieuwe
keien worden gebruikt
Een lid was van meening, dat niet altijd voldoende onderzoek
werd gedaan naar de grenzen tusschen de eigendommen der
Volgno. 104. Kosten van aankoop van boomen enz.
In de 2e sectie werd de aandacht gevestigd op het steeds
klimmend cijfer van dezen post. Op de begrooting voor 1893
was hiervoor uitgetrokken f 1100.—, onder opmerking, dat de
strenge winter van 1891/92 veel boomen had doen sterven.
Volgens den voorzitter was echter ook in den loop van dit
jaar weder een groot getal boomen gestorven en was het noo-
dig deze door andere te doen vervangen.
Onder het bedrag van dezen post is opgenomen f 150.— we
gens „Diverse andere uitgaven", tegen f 50.— in 1893 terwijl
door den directeur der gemeentewerken hiervoor slechts f 100.—
was uitgetrokken.
Men verzocht inlichting van burgemeester en wethouders om
trent de redenen dezer verschillen.
Volgno. 105. Onderhoud van pompen enz.
Door sommige leden van de 1 e sectie werd gewezen op de
huns inziens minder doelmatige inrichting van de standpijpen
der waterleiding waardoor aan de straatjeugd gereede aanlei
ding wordt gegeven tot waterverkwisting en tot het doen van
overlast aan de voorbijgangers.
Gevraagd werd of hierin niet door het oprichten van door-
loopende fonteinen ware te voorzien.
Volgno. 106. Onderhoud van secreeten en waterplaatsen.
Een lid van de 2e sectie achtte het getal inrichtingen tot
het ontvangen van faecalia te gering en daarom niet in het
belang der volksgezondheid. Met de vereeniging ter bevordering
van volksgezondheiddie zich onlangs over deze zaak tot
burgemeester en wethouders heeft gewendwenschte hij het
aanbrengen van meer van die inrichtingenvooral ook om
der schipperij gelegenheid te geven hare faecalia te kunnen
kwijt rakenanders dan door ze in de openbare wateren te
werpen en deze daardoor te verontreinigen. Volgens dat lid
zouden burgemeester en wethouders bezwaar hebben aan het
verzoek van genoemde vereeniging te voldoen, met het oog op
den welstand en uit vrees voor de overbrenging van besmette
lijke ziekten. Is deze veronderstelling gegronddan zou dat
lid burgemeester en wethouders in overweging willen geven
in de zaak te voorzien door op onderscheidene plaatsen in de
stad tonnen met eene kleine omheining te doen plaatsen.
Hetzelfde lid zou ook wat meer zorg wenschen te zien be
steed aan de waterplaatsen die hier en daaro.a. bij de so
ciëteit „Amicitia", tengevolge van onreinheid bijna niet te be
treden zijn.
Een ander lid dezer sectie was van oordeeldat de roosters
der waterplaatsen meerendeels te hoog en niet afloopend naar
de afvoerbuis gelegd zijn.
Het eerstgenoemde punt bleef niet onbeantwoord. De voor-
zitter en eemge leden wezen er op dat het der schipperij maar