Memorie van toelichting.
2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1893.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1893.
3
Indien een ambtenaarbediende enz. in en door de uit
oefening van zijn dienst buiten eigen schuld of toedoen on
geschikt wordt voor de verdere waarneming zijner betrekking,
kan hemongeacht zijn diensttijdhet maximum-pensioen
worden toegekend. Telt in dat geval de betrokken ambtenaar,
bediende enz. geen vijf dienstjaren dan wordt de middelsom
zijner bezoldiging over den geheelen diensttijd tot maatstaf voor
de berekening van het pensioen genomen.
Art. 7.
De raad beoordeelt en besluit voor ieder geval of er volgens
deze verordening termen bestaan voor het verleenen van pen
sioen en stelt het bedrag daarvan vast.
Is het ontslag dat aanspraak zou geven op pensioen ver
leend door burgemeester en wethouders door den burgemeester
of door andere daartoe bevoegden dan wordt het besluit tot
ontslag met opgave der redenen aan den raad overgelegd.
Art. 8.
De pensioenen gaan in met den dag volgende op dien, waarop
de bezoldiging is opgehouden.
Zij worden per maand uitbetaaldtelkens voor een twaalfde,
tenzij de gepensioneerde aan eene betaling per kwartaal de
voorkeur mocht geven.
Bij overlijden wordt het pensioen uitbetaald tot het einde
der maand waarin het overlijden heeft plaats gehad.
Art. 9.
De pensioenen der ambtenarenbedienden en werklieden
van de gemeentelijke gasfabriek worden gekweten uit de inkom
sten dier fabriek die van de ambtenaren bedienden en werk
lieden der stadsreiniginguit de inkomsten dier inrichting.
Art. 10.
Indien een gepensioneerde wordt veroordeeld voor een mis
drijf waarop een gevangenisstraf van drie jaar of meer is be
dreigd vervalt het pensioentenzij de raad om bijzondere re
denen mocht besluiten de uitkeering van pensioen te doen
voortduren.
Art. 11.
Deze verordening treedt in werking met den
Nu in den laatsten tijd weder pensioen aan enkele bedienden
en werklieden is verleend, is uit den boezem van den raad op
nieuw een stem opgegaan om eene verordening omtrent het
verleenen van pensioen in het leven te roepen.
Burgemeester en wethouders hebben voor eenigen tijd bij
een gehouden debat in den raadte kennen gegevendat
hoewel zij het beginsel zijn toegedaan dat aan personenin
dienst der gemeente die door ouderdom of ziels- of lichaams
gebreken ongeschikt geworden zijn voor de verdere waarneming
hunner betrekking een pensioen behoort te worden toegekend,
van hen geene ontwerp-verordening tot regeling hiervan kon
worden verwacht.
Waren reeds vroeger, en laatstelijk in 1878 voorstellen daar
omtrent gedaan en vonden die in hoofdzaak ook warme verde
digers in den raadwaartoe destijds mede behoorde de toen
malige algemeene rapporteur over die voorstellenthans wet
houder, sedert zijn de omstandigheden gewijzigd.
De stand der jaarlijksche begrootingen is ongunstiger gewor
den. Bij toenemende gewone uitgaven zijn de inkomsten der
ingezetenen waarnaar de plaatselijke directe belasting op het
inkomen wordt gehevennagenoeg stationair gebleven. Door
regeerings-maatregelen is bovendien de gemeente niet onbe
langrijk in hare inkomsten besnoeid en nog altijd laat eene
betere regeling der gemeentebelastingen en het overnemen van
een deel der uitgaven door het Rijk, wat de billijkheid zou
eischenop zich wachten.
Verhooging; van de percentage voor de plaatselijke directe
belasting op het inkomen en van de opcenten op het personeel
kon dan ook niet achterwege blijven.
Bovendien zou eene regeling, als toen werd beoogd thans
tot nog grooteren druk der gemeentefinantien leiden.
Meende men destijds die regeling te kunnen beperken tot de
gemeentelijke ambtenaren en bedienden nu zou men haar ook
moeten uitstrekken tot de werklieden in vasten dienst der ge
meente. Tot dusver worden die zoo lang mogelijk in dienst
gehoudensoms met eenige vermindering van loonzoodat
feitelijk deze personen een soort pensioen genietenmaar er
bestaat geen reden om ten aanzien der pensioenen van de
werklieden een anderen regel te volgen dan voor de ambtena
ren en bedienden.
Eene regeling op de vroegere grondslagen waarbij feitelijk
op 65jarigen leeftijd een zeker recht of aanspraak op pensioen
werd geschapenóók uitgestrekt tot de werkliedenzou dus
den last der pensioenen nog aanmerkelijk verzwaren.
Volgens eene berekening, die men vindt op bladz. 120 der
bijlagen tot het verslag van 's raads handelingen over 1878,
I kan worden aangenomen dat bij eene pensioneering op 65-
jarigen leeftijd, de pensioenen 6 a 7van de bezoldigingen
zullen bedragen.
Blijkens den staatdie evenbedoelde berekening voorafgaat,
bedroegen de bezoldigingen der ambtenaren en bedienden voor
wie de toen voorgestelde verordening zou werken 80,814.
In het voorstel dat wij u thans aanbieden zijn nog eenige
meerdere ambtenaren en bedienden begrepenzoodat die som
op ƒ90,000 kan worden gesteld.
Daarbij komen nu nog de bezoldigingen der werklieden bij
de gemeentewerkenbij de gasfabriek en bij de stadsreiniging
alsmede die der schoonmaaksters die een vaste aanstelling
hebbenwelke bezoldigingen te zamen op ongeveer 80,000
kunnen worden geraamd.
Zes percent nu van de totale som van ƒ170,000 zou reeds
eene jaarlijksche pensioenslast van 10,200 op de gemeente
leggen.
Wel werd destijds voorgesteldde ambtenaren en bedienden
eene bijdrage van 2°/o te doen betalen doch wij achten dit
minder wenschelijk.
Slechts enkele ambtenaren genieten eene bezoldiging tot zoo
danig bedrag, dat van hen eene bijdrage zonder veel bezwaar
zou kunnen worden gevorderd. De meeste bezoldigingen zijn
daarvoor te laag en bij het invoeren eener bijdrage voor pen
sioen zou er allicht meer aandrang komen tot traktementsver-
hooging. In elk geval zou het zeer bezwaarlijk zijn eene bij
drage van de werklieden te vorderen.
Dit denkbeeld hebben wij dan ook geheel laten varen.
Beter komt het ons voor het maximum-pensioen dat bij de
vorige ontwerp-verordening op 2/3 der bezoldiging werd gesteld
en bij 40 jaar dienst zou kunnen worden verkregen lager te
stellen naarmate de bezoldiging hooger is.
In dien zin, hebben wij in art. 6 een tarief ontworpen, dat
hierop nederkomtdat bij traktementen van ƒ2000 en hooger
niet meer dan 30 dienstjaien in rekening kunnen worden ge
bracht, met eene geleidelijke vermeerdering zoodanigdat
bij bezoldigingen van minder dan ƒ500 ten hoogste 40 dienst
jaren in aanmerking komen.
Zij die hoogere bezoldigingen genieten zijn allicht in staat
zich een lijfrente te verzekeren voor het ontbrekende bedrag,
indien zij dit noodig achten.
Waar wij, ondanks onze gedane verklaring, u toch een ont
werp-verordening tot het pensioneeren van ambtenaren enz.
aanbieden, daar doen wij uitdrukkelijk opmerken dat bij dit
ontwerp een vergevorderde leeftijd op zich zelf geenerlei recht
of aanspraak op pensioen geeft. De bedoeling is om alleen
diegenen te pensioneeren die door ouderdom of ziels- of
lichaamsgebreken niet meer in staat zijn hunne betrekking naar
behooren waar te nemen.
Ofschoon de gelegenheid niet is afgesnedendat een amb
tenaar, bediende of werkman ontslag met toekenning van
pensioen vraagtop grond dat hij zich niet meer in staat acht
voor eene goede waarneming zijner betrekking zoo zal in den
regel het initiatief daartoe genomen moeten worden door de
betrokken autoriteiten.
Wordt dit een en ander bij de toepassing der onderwerpe-
Jijke concept-verordening steeds in het oog gehouden dan be
hoeft zij voor de gemeentekas niet bezwarender te worden
dan wanneer zonder verordening op den voet als thans ge
schiedtin daartoe leidende gevallen pensioen wordt verleend.
Bij eene regeling als thans wordt voorgesteld zal dan naar
wij vertrouwenmede voldaan zijn aan den wensch van die
raadsleden die eene verordening noodig achteneensdeels om
de ambtenaren bedienden en werklieden zekerheid te geven
dat zij bij ongeschiktheid voor eene verdere behoorlijke waar
neming hunner betrekkingpensioen zullen erlangenander
deels dat dit zal geschieden naar vaste regelen.
Na deze algemeene beschouwingen zullen we overgaan tot
het toelichten van sommige artikelen.
Art. 1.
Bij de vraag, welke ambtenaren, bedienden enz. in de ver
ordening behooren te worden genoemd hebben we ons op het
standpunt geplaatst, dat zij van toepassing moest zijn op die
personenin dienst der gemeente of van gemeentelijke instel
lingen die geheel of grootendeels een bestaan vinden in hunne
betrekking.
Men vindt op de lijst dus geene betrekkingendie als neven
betrekking moeten worden beschouwd.
Zoo mist men daarop de stadsartsenmet uitzondering van
den geneesheer-directeur van het stadsziekenhuisde opziener
der tijdregehngde stadsomroeperde lijkbezorgers de be
dienden voor de volkszweminrichting enz.
Ten overvloede wordt opgemerkt, dat waar de algemeene
term „ambtenaren" wordt gebezigddaaronder ook zijn begre
pen de directeuren en de commissaris van politie evenals met
„leeraressen aan de middelbare school voor meisjes'' ook wordt
bedoeld de directrice dier school.
Art. 2.
Deze bepaling schijnt niet overbodig. De mogelijkheid be
staat toch dat aan sommige der genoemde betrekkingen later
rijkspensioen wordt verbonden b.v. aan de betrekking van on
derwijzer in de gymnastiek, of aan leeraressen bij het middel
baar onderwijs voor meisjesof aan de onderwijzeressen enz.
aan de bewaarscholen.
Art. 4.
Men meent dat een personeele toelageom deze of gene
reden aan een ambtenaar of bediende verleendals zijnde een
deel van diens bezoldigingvoor de berekening van het pensi
oen mede in aanmerking moet komen.
Art. 5alinea 4
Enkele werklieden bij de gasfabriek en de stadsreiniging zijn
in dienst der gemeente overgegaantoen deze inrichtingen aan
de gemeente overgingen. Het schijnt billijk dat bij het ver
leenen van pensioenen die vroegere diensten ook in aanmer
king worden genomen. Uit een financiëel oogpunt kan dit
geen bezwaar opleveren.
Act. 6.
Is reeds onder de algemeene beschouwingen toegelicht. De
billijkheid der bepaling van de tweede alinea zal wel niet ont
kend worden. Vooral ten aanzien van de ambtenaren der
politie wordt deze bepaling noodig geacht.
Art. 7.
Hierin ligt een waarborgdat de autoriteiten buiten den
raadaan wie de benoeming en het ontslag van ambtenaren
bedienden of werklieden is opgedragen het laatste wegens
ongeschiktheid tengevolge van ouderdom of ziels- of lichaams
gebreken niet lichtvaardig zullen verleenen.
Art. 8.
Eenige gepensioneerden ontvangen hun pensioen per kwartaal.
De bedoeling isgelegenheid te geven om daarmede te kunnen
voortgaan. Dit is wenschelijkomdat sommigen elders woon
achtig zijn.
Art. 9.
Is in overeenstemming met een onlangs genomen besluit
toen een drietal personenaan de gasfabriek werkzaam zijn
gepensioneerd.
Art. 10.
Voorop dient gesteld te wordendat het pensioen in het hier
omschreven geval vervalt.
De aard van het misdrijf of de omstandighedenwaaronder
het is gepleegd kunnen echter zoodanig zijn, dat de raad meent
dezen harden maatregel niet te moeten toepassen. Een bijzon
der besluit zal daaromtrent dan genomen moeten worden.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.