wr Bijlage No. 11. I I-!': Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1893. 1 VOORSTEL! van de commissie voor het ontwerpen van strafverordenin gen tot aanvulling en wijziging van de verordening houdende algemeene bepalingen van politie. Aan den Raad De raadscommissie voor het ontwerpen van strafverordenin gen heeft de eer u mede te deelen dat zij na het indienen van haar voorstel van 14 Februari 1893 tot aanvulling en wijzi ging van de verordeninghoudende algemeene bepalingen van politie (Gemeenteblad no. 7 van 1887, no. 3 van 1890 en no. 2 van 1891), deels omtrent enkele bepalingen van dat ontwerp en ook uit anderen hoofdeopmerkingen heeft vernomen ten gevolge waarvan zijonder intrekking van het bovenbedoeld voorstel thans een nieuw ontwerp tot aanvulling en wijziging van genoemde verordening u ter overweging en vaststelling aanbiedt. De gronden voor een en ander zijn vermeld in de bijgevoegde memorie van toelichtingwaarnaar zij verwijst. Leeuwarden28 Maart 1893. De Commissie voornoemd VAN HARINXMA. A. DUPARG. J. L. VAN SLOTERDIJCK. MINNEMA BUMA. J. G. MEIJER. De raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat tot aanvulling en wijziging van de verordeninghoudende algemeene bepalin gen van politie voor de gemeente Leeuwarden vastgesteld bij raadsbesluit van 28 Juni 1887 (Gemeenteblad No. 7), gewijzigd bij raadsbesluit van 28 Januari 1890 (Gemeenteblad No. 3) en aangevuld bij raadsbesluit van 9 December 1890 (Gemeenteblad No. 2 van 1891) Gezien artt. 135 en 161 der gemeentewet; Besluit 1. In de voormelde verordening op art. 17 te doen volgen het artikel: „De eigenaar van een sloot of van eenig ander water, niet vallende in de toepassing van art. 1diena eene schriftelijke aanmaning van burgemeester en wethouders te hebben beko men tot het ten hun genoegen schoonmaken of doen schoon maken van die sloot of dat water voor zoover zijn eigendom strektdaaraan niet binnen den bij die aanmaning bepaalden tijd voldoetwordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf tien gulden." 2. In art. 18, eerste alinea, der voormelde verordening na het woord: „steenen" te laten volgen „of steigerwerken op de openbare straat plaatst," en de laatste alinea van dit artikel te doen vervallen. 3. In de artt. 40, 41 sub 1, 4649 en 75 der voormelde verordeningin plaats van „binnen de bebouwde kom" te lezen: „binnen eene bebouwde kom"; in art. 71 in plaats van „in de bebouwde kom", „in eene bebouwde kom" en in art. 47in plaats van „buiten de bebouwde kom," te lezen „buiten eene bebouwde kom." 4. Art. 48, sub 2, der voormelde verordening te lezen „de bewoner var. een huis, de gebruiker van een erf of de eige naar van een mesthoopwaarvan of waaruit water of eenige andere vloeistof op de openbare straat uitloopt." Aan het slot van dit artikel op te nemen de volgende bepaling Laatstgemelde bepaling lijdt uitzondering ten aanzien van huizen en erven in straten waar geen geJegenheid bestaat tot uitloozing van water of van eenige andere vloeistof in een ge meenteriool of in het openbaar water. 5. In art. 51 sub 1 der voormelde verordening te doen ver vallen de woorden „of in de daarnevens gelegen goot." 6. Art. 67 der voormelde verordening te lezen „Hij die in het openbaar eigene, onder zijn beheer staande, of hem toevertrouwde goederen heeft hangen over of aan een hiertoe niet bestemd eigendomwordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf gulden." 7. In art. 70sub 2, in plaats van de woorden »of die daar- opliggende," te lezen „of de daarop liggende sneeuw." 8. Art. 80 der voormelde verordening te lezen »De koetsiers van rij- of voertuigen, die van zonsondergang tot zonsopgang deze rij- of voertuigen niet van lichten en die bij besneeuwde straten hunne paarden niet van luidklinkende bellen hebben voorzienworden gestraft met geldboete van ten hoogste tien gulden." 9. In de voormelde verordening na art. 86 op te nemen na volgend artikel ■Hij die openbare inzameling van gelden of goederen niet vallende in de termen van het bepaalde onder 2o van het Ko ninklijk besluit van 22 September 1823 (Staatsblad No. 41) of in die van art. 13, alinea's 1 en 5 der wet van 28 Juni 1854 (Staatsblad No. 100), houdt of doet houdenof lijsten van in- teekening daartoe aanbiedtzonder dat tot het een of het an der vooraf vergnnning is verleend door burgemeester en wet houders wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden." 10. Na art. 87 in dezelfde verordening op te nemen navolgend artikel „Hij diein strijd met een verbod van den commissaris „of van een beambte van politieop de openbare straat eene „samenscholing doet ontstaan of voortdurenwordt gestraft „met geldboete van ten hoogste vijftien gulden." 11. In de voormelde verordening op art. 89 te doen volgen deze twee artikelen a. „Hij diein strijd met een door den commissaris of een „beambte van policie op verzoek van een ingezetene gedaan „verbod aan de woning van dezen aanbelt, wordt gestraft met „geldboete van ten hoogste vijf gulden." b. „Hij, die, tenzij daartoe gerechtigd, een of meer geschriften „of afbeeldingenwaarvan de inhoud of de beteekenis voor „iemand hatelijk of grievend kan zijn, op eene van de openbare „straat zichtbare plaats aanplakt of ten toon stelt, of doet aan plakken of tentoonstellen wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien gulden."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1893 | | pagina 37