li Bijlage No. 15. r~7f~~ Bylage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1893. 1 VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot vaststelling van een besluit tot heffing en van eene verordening op de invordering van een recht onder den naam van havengeld- Mijne Heeren I Wij hebben de eer u hierbij ter overweging en vaststelling an te bieden een ontwerp-besluit tot heffing en eene verorde- ung op de invordering van een recht onder den naam van havengeld. De gronden zijn vermeld in de bijgevoegde memorie van toe icliting, waarnaar wij verwijzen. Aangeboden ter raadsvergadering van den 13 Juni 1893 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden J. TROELSTRA L.-Burgemeester. P. A. BERGSMA Secretaris. De raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat het wenschelijk is, het besluit tot het heffen an een recht onder den naam van havengeld laatstelijk op lieuw vastgesteld den 23 Augustus 1892, te herzttn Besluit vast te stellen de volgende verordening tot het heffen Ian havengeld. Art. 1. Er wordt ten beiioeve der gemeente een recht geheven onder Ben naam van havengeld voor de vaartuigen en houtvlotten, in Be gemeente ligplaats nemendebehoudens de uitzonderingen p vrijstellingen hierna vermeld. Art. 2. Het recht bedraagt hij elke aankomst a. voor schepen en stoombooten in eene vaste beurt varende h vaste ligplaats hebbende bij een inhoud van 26 kub. meter en daarboven per kub. meterli cent bij een inhoud van 20 tot en met 25 kub. meter, per vaartuig20 bij een inhoud van 15 tot en met 19 kub. meter, per vaartuig15 bij een inhoud van 14 kub. meter of daar beneden per vaartuig10 I voor trekschepen of barges per vaartuig 5 h. voor schepen en stoombooten, die niet in eene aste beurt varen per kub. meterli Indien deze schepen en stoombooten langer dan vier chtereenvolgende weken in de gemeente ligplaats heb- )en is na afloop van ieder tijdvak van vier weken het [echt op nieuw verschuldigd. Voor pramen jachten en booten die voortdurend ii de gemeente ligplaats hebben bedraagt het recht >er week voor elke kub. meter inhoud1 Voor houtvlotten bedraagt het recht per week voor dke vierkante meter oppervlakte10 Gedeelten van weken en van oppervlakte worden voor vol genomen. Art. 3. Door „inhoud" wordt verstaan de ruimte der vaartuigen bedoeld bij 2 van tabel XVI der patentwet, vastgesteld bij de wet van 22 April 1852 (Staatsblad no. 61). Indien de belastingschuldige in het bezit is van een wettigen meetbrief, niet ouder dan 5 jaar en hij dezen aan den pach ter of gaarder vertoont, wordt liet recht berekend overeenkom stig dien meetbrief. Anders wordt de inhoud van het vaartuig door den pachter of gaarder geschat en is de belastingschul dige gehouden volgens die schatting het recht te betalen. De opgave van de oppervlakte der houtvlotten moet geschie- pen door den belastingschuldigebehoudens de bevoegdheid van den pachter of gaarder om de oppervlakte te doen opnemen. Art. 4. Indien het recht wegens vaartuigen, bedoeld bij art. 2 litt. a, voor zoover daarmede in den dienst door de gezamenlijke schippers viermalen of meer in de week wordt gevaren bij vooruitbetaling wordt voldaan', kan voor deze vaartuigen wor den volstaan met de betaling van 60^ van het daarvoor be paalde bedrag. Voor gelijke vaartuigen doch waarmede in den dienst door de gezamenlijke schippers minder dan viermalen in de week wordt gevaren kan bij vooruitbetaling worden volstaan met de betaling van van het daarvoor bepaalde bedrag. Bij vooruitbetaling wordt het verschuldigde berekend naar het getal beurtvaarten, die met de vaartuigen volgens de pu bliek gemaakte dienstregeling moeten worden volbracht. Voor pramen jachten en booten, die voortdurend in de ge meente ligplaats hebbenkan bij vooruitbetaling worden vol staan met de betaling van 20 cent per kub. meter inhoud. Art. 5. Onder vooruitbetaling wordt verstaan 1. Voor de vaartuigen, bedoeld bij litt. a van art. 2 het vooruitbetalen voor een kwartaal 2. voor de pramen enz. bedoeld bij de laatste alinea van het vorig artikelhet vooruitbetalen voor een jaar. De vooruitbetaling moet zijn geschied voor de vaartuigen sub 1 bedoeld binnen de eerste 14 dagen van het kwartaal en wegens de vaartuigen sub 2 bedoeld binnen de eerste 14 dagen van het jaar. Art. 6. Het recht is verschuldigd door de gezagvoe Jers schippers of eigenaars der vaartuigen en houtvlotten en bij afwezigheid, door hen die in hunne plaats optreden. Indien meer dan één gezagvoerder of schipper op het vaar tuig is geplaatst, zijn allen hoofdelijk voor het recht aan sprakelijk. Art. 7. Geen recht is verschuldigd wegens vaartuigen en houtvlotten welke ligplaats hebben wat de Dokkumer-Ee betreft, ten noorden van het brugje op Camstraburen bij de woning no. 133 wat het Vliet betreft ten oosten van de Poppebrug wat de Potmarge aangaatten oosten van de lijn getrokken van de zuidelijke grens der slootten zuidwesten van het asch- landtot den zuidwestelijken hoek van hel perceel kadastraal sectie G, no. 5125, waarop de stroocartonfabriek is gesticht wat de Harlingervaart betreft ten westen van de lijn ge trokken van de westzijde van het huis plaatselijk bekend Snee-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1893 | | pagina 43