v;l
Bijlage No. 23.
Rijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1893.
1
VOORSTEL tot het heffen vaneen
straatgeld en het invorderen dier
belasting.
Aan den Raad
der gemeente Leeuwarden.
Mijne Heer en
Wij hebben de eer u hierbij ter goedkeuring en vaststelling
aan te bieden eene ontweip-veiordening tot het heffen vaneen
straatgeld, benevens eene ontwerp-verordening lot invordering
dier belastingvergezeld van eene memorie van toelichting.
Leeuwarden26 September 1893.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
VAN HARINXMA Burgemeester.
P. A. BERGSMA Secretaris.
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat de inkomsten der gemeente versterking
behoeven
Gelet op art. 232 en volgende der gemeentewet
Besluit
vast te stellen de navolgende verordening tot het hof-
fen van een straatgeld.
Art. 1.
Over het jaar 1894 en vei volgens wordt jaarlijks in deze ge
meente overeenkomstig art. 238 der gemeentewet, voor het
genot der werken en inrichtingen van, aan en onder den open
baren weg eene belasting geheven onder jen naam van straat
geld.
Act. 2.
De belasting is verschuldigd door hen die krachtens recht
van bezitof eenig ander zakelijk recht het genot hebben van
gebouwde eigendommen die aan den openbaren weg gelegen
zijn of daarvan gescheiden zijn hetzij door een, tot het gebouw
behoorend, erf, bleek of tuin hetzij door een waterdoch in
dit laatste geval toegang tot dien openbaren weg hebben
Als genothebbende wordt aangemerkt hij die bij het opma
ken van het belastingregister als zoodanig in de kadastrale leg
gers is aangewezen tenzij kan worden aangetoonddat eene
misstelling in die leggers heeft plaats gehad of dat de vóór
dat tijdstip plaats gehad hebbende veranderingen daarin nog
niet waren opgenomen.
In dat geval wordt het belasting-register bij bevelschrift door
burgemeester en wethouders gewijzigd.
Nieuwe gebouwen welke eerst nk het vaststellen van het
belastingregister tot gebruik of bewoning geschikt worden zul
len voor de belastingschuld van het loopende jaar niet in aan
merking worden genomen.
Art. 3.
Deze belasting wordt berekend naar de langs den grond ge
meten breedte van den gevel die aan of bij den openbaren
weg gelegen is in verband met de huurwaarde van het per
ceelaangewezen krachtens de wet van 26 Mei 1870 (Staats
blad no. 82) en de wet van 22 Juli 1873 (Staatsblad no 116).
Voor zooweel de huurwaarde van perceelen in de kadastrale
leggers niet is aangewezen wordt de huurwaarde vanwege en
op kosten der gemeente in verhouding der kadastrale huur
waarde van de omliggende perceelen geschat.
Art. 4.
Voor perceelen waarvan meer dan één der gevels aan of
bij den openbaren weg gelegen zijn wordt de belasting bere
kend naar de totale gevelbreedte aan of' bij den openbaren weg
gelegen gemeten langs den grond gedeeld door het getal we
gen waarlangs het perceel gelegen is.
Art. 5.
De jaarlijks te heffen som dezer belasting bedraagt ten
hoogste f 30,000. Het juiste bedrag wordt telkens bij het op
maken der gemeentebegrooting vastgesteld.
Dit bedrag wordt bij wijze van omslag over de betrekkelijke
perceelen verdeeld.
Daartoe wordt voor ieder perceel de kadastrale huurwaarde
vermenigvuldigd met de gevelbreedtemet dien verstande, dat,
wanneer de uitkomst minder is dan viermaal de huurwaarde
zij tot bet cijfer van viermaal de huurwaarde wordt opgevoerd,
terwijl wanneer zij meer is dan zesmaal de huurwaardezij
tot het cijfer gelijk aan zesmaal de huurwaarde wordt terug
gebracht.
Naar de verhouding van het totaal der aldus voor alle per
ceelen verkregen uitkomsten tot het te heffen bedragwordt
dit bedrag over de perceelen verdeeld.
Art. 6.
Van deze belasting zijn vrijgesteld
a. perceeleneigendom zijnde van den staatde provincie
of gemeenten uitsluitend gebezigd wordende voor den pu-
blieken dienst
b. gebouwenuitsluitend dienende voor den openbaren eere-
dienst van erkende kerkgenootschappen
c. gebouwenuitsluitend dienende voor hoogermiddelbaar
of lager onderwijs of tot bewaarschool
d. gebouwenuitsluitend dienende tot inrichtingen van wel
dadigheid.
e. het gebouw „de Harmonie" op het Zaailand
f. alle gebouwen, voor zoover hiervoren niet re *ds genoemd
waarvan de gemeente of hare instellingen de genothebben
den zijn met uitzondering van de gebouwen, die door haar
aan particulieren worden verhuurd.
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1894 tenzij
alsdan de Koninklijke goedkeuring nog met mocht zijn verkregen,
in welk geval zij in werking treedt veertien dagen na die goed
keuring.
Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van 26 September door
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
VAN HARINXMA Burgemeester.
P. A. BERGSMASecretaris.
VERORDENING op de invordering
van het .straatgeld.
Art. 1
Jaarlijks vóór den 1 April wordt door de zorg van burge
meester en wethouders opgemaakt een register van belasting-