Bijlage no. 4.
T"
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1894.
VOORSTEL van burgemeester en
wethouders tot wijziging van
het besluit tot heffing eener
directe belasting op het inko
men ten behoeve der gemeente
Leeuwarden.
Mijne He er en
Art. 3 der verordening tot het heffen eener directe belasting
I op het inkomen (gemeenteblad van 1890 no. 4) bepaalt o.a.,
dat als grondslagen voor de berekening van het jaarlijksch in-
k omen van eiken belastingschuldige worden genomen
a. de loonen of bezoldigingen, wegens verstrekten arbeid of
I dienst genoten wordende
b. de opkomsten van bezittingen en kapitalen
c. de uitkeeringen, toelagen of voordeelen, van welken aard
I ookonverschillig of die in geld of natura worden genoten
d. de winsten van handel of bedrijf.
Een en ander onder aftrek der aan het bezit of het verkrij-
I gen dier inkomsten verbonden periodieke uitgaven, onderhouds-
I] kosten lasten en belastingen.
Na de invoering der vermogensbelasting zou de vraag kun-
I nen rijzen, of die belasting geacht moet worden verbonden te
I zijn aan de opkomsten van bezittingen en kapitalenzoodat die
I aanslag voor de toepassing der verordening van het jaarlijksch
I inkomen kan worden afgetrokken.
Ook zal met 1 Mei a.s., met afschaffing van het patentrecht
I in werking treden de wet tot het heffen van eene belasting op
I bedrijfs- en andere inkomsten.
Tot dusver werd bij de toepassing der verordening het pa-
I tentrecht beschouwd als zijnde „verbonden'' aan handel en be-
I drijf, en hiervoor bestond aanleiding, omdat volgens de patent-
I wet niemand een aan die belasting onderworpen bedrijf mocht
I uitoefenen zonder van patent te zijn voorzien.
Ofschoon rekening werd gehouden met den aard de uitge-
I breidheid en de winstgevendheid der beroepen en bedrijven,
I moest de belasting toch betaald worden, ook al werd er geen
I winst gemaakt.
De patentbelasting was dus een soort van vergunningsrecht
I om eenig beroep of bedrijf uit te oefenen en kon dus aangemerkt
I worden als een belasting verbonden aan het verkrijgen van
I inkomsten uit handel of bedrijf.
De met 1 Mei in te voeren bedrijfsbelasting is echter van
I anderen aard.
Met de vermogensbelasting vormt zij eene algemeene rijks-
I inkomstenbelasting waarbij als grondslag en maatstaf gelden
de zuivere inkomsten uit kapitaal, arbeid of uit anderen hoofde
verkregen.
Ongetwijfeld is waar bij de verordening aftrek van belastingen
wordt toegelaten, gedacht aan zakelijke belastingen, retributiën
en dergelijke, klevende aan eenig bepaald bezit of aan de uit
oefening van eenig beroep of bedrijf of aan het verkrijgen eener
bepaalde inkomst, zooals de grondbelasting, de marktgelden
het vergunningsrecht voor verkoop van sterken drank in het
klein de verplichte kortingen voor pensioenzegel- en leges-
gelden enz.
Zoo is ook bij de toepassing van bedoelde bepaling door u
meermalen beslistdat wegens personeele belasting alleen af
trek kon worden toegestaan voor dat gedeelte van den aanslag,
dat geacht kon worden rechtstreeks tot het beroep of bedrijf
van den belastingschuldige in betrekking te staan.
Deze beslissing steunde hierop, dat de personeele belasting
beschouwd moet worden als eene verteringsbelasting, die be
taald wordt uit de totaalsom der zuivere inkomsten maar
aangezien dit beginsel der wet niet zuiver wordt doorgevoerd,
daar zij ook winkels en logementen belast |en ook voor dienst
boden en paarden die voor de uitoefening van het beroep of
bedrijf gebezigd worden, belasting vordert, zoo moest het
daarvoor betaalde worden aangemerkt als verbonden te zijn
aan het verkrijgen der inkomsten.
Daar nu de vermogens- en de bedrijfsbelasting ook geacht
moeten worden uit de algemeene zuivere inkomsten te worden
betaald, staan deze belastingen in dit opzicht geheel gelijk met
de personeele belasting, voor zoover die als zuivere verterings
belasting werkt.
Om echter allen twijfel weg te nemen, komt het ons wen-
schelijk voor, dat de verordening zich hieromtrent meest duide
lijk uitspreke.
Te dien einde hebben wij de eer U voor te stellen
I. In het besluit tot heffing eener directe belasting op het
inkomen, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 September 1876
en gewijzigd bij raadsbesluiten van 25 Augustus en 22 Septem
ber 1881, 25 Augustus en 13 October 1885, 9 September 1890
en 6 November 1893, nader te wijzigen art. 3, door tusschen
de voorlaatste en laatste alinea te voegen de volgende alinea:
„Onder lasten en belastingen in de vorige alinea bedoeld
worden niet begrepen de aanslagen in de van rijkswege ge
heven wordende vermogensbelasting belasting op bedrijfs- en
andere inkomsten en personeele belasting, wat de laatste be
treft met uitzondering van dat gedeelte van den aanslag dat
geheven wordt wegens voorwerpen rechtstreeks bestemd en
dienende voor de uitoefening van het beroep of bedrijf.
II. Het sub I vermelde besluit overigens onveranderd van
kracht te verklaren.
III. Mede onveranderd van kracht te verklaren de verorde
ning tot invordering der belasting, vastgesteld bij raadsbesluit
van 14 September 1876 en gewijzigd bij raadsbesluiten van 25
Augustus 1881 en 9 December 1890.
Voorgesteld ter raadsvergadering van 9 Januari 1894.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
VAN HAR1NXMA Burgemeester.
P. A. BERGSMASecretaris.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.