Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1894. Bijlage No. 8. VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot wijziging van de verordening regolende de jaar wedden der onderwijzers aan de openbare lagere scholen Mijne Heeren Bij de oproeping van sollicitanten naar de betrekking van onderwijzer aan school 4 (vacature D. Vunderink) hebben zich slechts zes sollicitanten aangemeldwaaronder één reeds aan die school werkzaam. Tegelijkertijd is aan diezelfde school een tweede vacature ontstaan, door de benoeming van K. Dokter elders. Het hoofd dier school en de arrondissements-schoolopziener adviseerden ons, voor de tweede vacature geene nieuwe oproe ping te doenomdat het toch te verwachten zou zijn, dat zich geene meerdere sollicitanten zouden aanmelden. Aan dat advies is door ons gevolg gegeven en het is, door de vervulling der beide vacaturesdoor den Raad bekrachtigd. Bij hunne adviezen bij de beide voordrachten betoogden het hoofd der school en de arrondissements-schoolopzienerdat een salaris van ƒ500 of ƒ600 plus 100 voor de akte Fransch of Fransch en Hoogduitsch voor onderwijzers, die les moeten geven aan klassen van 40 a 50 leerlingenvan den leeftijd van 12—16 jaar, te laag is; zij doen beide een beroep op de vroegere regeling, waarbij de jaarwedde bepaald was op 800. Vergelijkt men de jaarwedden van vroeger met die van de verordening van 1892 (Gemeenteblad No. 15), dan blijkt, dat in 1891 genoten: de le onderwijzerf 1000,— de onderwijzer met verplichte hoofdacte - 800,— de volgende 4 onderwijzers ieder- 800,— en dat die jaarwedden in 1894 waren voor le onderwijzerf 1100, voor die met verplichte hoofdacte- 1000,— voor de volgende 4 onderwijzers twee a - 900,— a - 800,— met vooruitzicht dat de 2 x f 800,verhoogd worden tot 2 X f 900.- Er is dus eene aanzienlijke verhooging van jaarwedden in getreden het bezwaar „keus uit een gering aantal sollicitan ten" doet zich echter blijkens de opgedane ondervinding sterk gevoelen. Volgens artikel 3 der tegenwoordige verordening krijgen deze onderwijzers ƒ500 4e klasse, plus ƒ100 voor één of voor twee talenzij hebben echter meestal meer dan twee dienst jaren en komen dus in den regel in de 3e klasse 600, plus 100 extra bezoldiging krachtens artikel 5. Deze bezoldiging is dus 100 lager dan die genoten wierd onder de vroegere verordening, zij het, dat thans het vooruit zicht open staat om na 3- en 5jarigen diensttijd, 800 en ƒ900 te krijgen. Naar aanleiding van gemeld bezwaarvroegen wij bij missive van 20 Februari 1894 no. 75/273 aan de commissie van toe zicht op het lager onderwijs, of het niet zou kunnen worden opgeheven door in de verordening van 1892 (Gemeenteblad no. 15) in art. 3, tusschen de voorlaatste en laatste alinea dc bepaling op te nemen„onderwijzers voor de laatste vier leer jaren aan school 4 worden als zij in het bezit der hoofd acte zijngeplaatst in de tweede klasse." Bij missive van 23 Maart 1894 no. 7405 vereenigt zich de commissie met het gronddenkbeeld, om de onderwijzers aan school 4belast met het onderwijs in Fransch, of in Fransch en Hoogduitschhij aanstelling in klasse en daardoor hunne jaarwedde te verhoogen. De commissie wil echter verder gaan dan ons college had aangegeven zij wenschl n.l. 1°. die verhooging uit te breiden tot alle onderwijzers, die met het onderwijs in genoemde talen belast zijn dus ook tot die van school 2 en 3en geeft in overweging om bovendien 2°. de extra-bezoldiging voor beide talen te brengen van 100,— op 200,— 3°. om artikel 11 en 12 der verordening te laten vervallen en 40. een bepaalden datum aan te wijzen voor het ingaan der verhoogde jaarwedde voor de reeds aangestelde onderwijzers het advies der commissie leggen wij hierbij over. In hoofdzaak kunnen wij ons met de denkbeelden der com missie vereenigen. De uitbreiding der verhooging tot de onder wijzers aan gemeenteschool no. 2 schijntna de ondervinding opgedaan bij de vervulling der vacature IJtsmaook ons wen schelijk onnoodig rekenen wij het, ook de onderwijzeressen aan gemeenteschool no. 3 in de verhooging te doen deelen. De jaarwedden aan de betrekkingen dier school verbonden zijnnaar ons oordeelvoor ongehuwde dames ruim vol doende die jaarweddenenkel ter wille eener uniforme rege ling op nieuw te verhoogen, achten wij niet wenschelijk. Komt de verhooging in klasse voor de scholen 2 en 4 tot stand, dan is het aanvangstracteraent 700,— en bij bezit der hoofdacte ƒ800,— in den regel zal het wel 800,— zijn. Daarbij nu ook de extra-bezoldiging voor twee talen nog met 100,te verhoogen zou verder gaan dan naar het advies van het hoofd van school no. 4 en van den arrondissements- schoolopziener noodig is zij toch dringen alleen aan op ver hooging van het aanvangs-tractementten einde keus uit meer dere sollicitanten te erlangen en achten eene verhooging tot ƒ800.voldoende. Door èn de verhooging in klasse èn de verhooging der extra bezoldiging voor beide talen toe te staan zou voet worden gegeven aan het streven, om onderwijzers met hoofdacte en in het bezit van meerdere acten voor talen door hooge tracte- menten voortdurend aan de scholen verbonden te houden. Finantiëel is dit voor de gemeente met vol te houden e bovendien is het nu en dan verwisselen van onderwijzers als het maar niet le veelvuldig geschiedt voor het onderwijs niet schadelijk. Met het advies der commissie, hiervoren sub nos. 3 en 4 omschreven, kunnen wij ons vereenigen, uitgezonderd a. het laten vervallen van de eerste alinea van artikel 11; be houd daarvan is noodzakelijk omdat er onderwijzers zijn, die van vroeger een tractement genieten, dat niet overeenstemt met de klasse-tractementen, en b den termijn waarop het verhoogde tractement zal ingaan met het oog op de begrooting is het ons wenschelijk voorgekomen, dien termijn te stellen op 1 Ja nuari 1895. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer u voor te stellen, te besluitenbehoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten, de verordening tot regeling der jaarwedden van de onderwijzers aan de scholen van openbaar lager onderwijs (Ge meenteblad 1892 no. 15) te wijzigen als volgt 1°. In artikel 3 a. de laatste zinsnede van alinea 4 achter alinea 2 van dat artikel te plaatsen b. de 4e alinea te doen vervangen door de volgende bepaling De onderwijzers aan de gemeentescholen nos. 2 en 4, die belast zijn met het onderwijs in het Fransch of in het Hoog duitsch worden geplaatst in de derde klasse en indien zij in het bezit der hoofdakte zijnin de tweede klasse. 2o. Artikel 11 behalve alinea één en artikel 12 te doen vervallen. 3°. Eene nieuwe overgangsbepaling vast te stellen Art. 11. De onderwijzers, die bij het inwerkingtreden der gewijzigde verordening vallen in de termen van artikel 3 alinea 4genieten hunne verhoogde jaarwedde van den eersten Januari 1895 af. 4°. Artikelen 13 en 14 te vernummeren in artikelen 12 en 13. Dit besluit treedt in werking den 1894. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 22 Mei 1894 door Burgemeester m Wethouders van Leeuwarden VAN HARINXMA Burgemeester. P. A. BERGSMASecretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1894 | | pagina 31