Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1894. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1894. 3 Memorie van toelichting. 2 Om de twee jaren treedt een hunner af, volgens een door de commissie op te maken rooster. De aftredende is dadelijk weder benoembaar. Die ter vervulling van eene tusschentijds opengevallen plaats wordt benoemdtreedt af op het tijdstip waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd had moeten aftreden. Art. 7. De commissie benoemd uit haar midden een secretaris penningmeester. Onder goedkeuring der commissie en tegen eene door haar vast te stellen vergoeding, kan de secretaris-penningmeester, mits op eigen verantwoordelijkheid zich de noodige hulp aan schaffen bij zijne administratie. Voor de verdere verdeeling en de regeling harer werkzaam heden stelt de commissie een reglement van orde vast. Dat reglement behoeft de goedkeuring van den gemeenteraad. Art. 8. De besluiten der commissie worden bij volstrekte meerder heid van stemmen opgemaakt. Bij staking van stemmen be slist zoo het benoemingen of voordrachten van personen geldt, het lot; in alle andere zaken de stem van den voorzitter. Art. 9. In de maand Februari doet de secretaris-penningmeester aan de commissie verantwoording van zijn over het vorig jaar ge houden beheeronder overlegging van alle boeken en beschei den, daartoe betrekking hebbende. De commissie geeft door onderteekening der boeken bewijs van haar goedbevinden en déchargeert daarmede den secretaris penningmeester. Art. 10. Jaarlijks in de maand Juli zendt de commissie eene begroo ting voor hare administratie over het volgende jaar ingericht naar de door den gemeenteraad te geven voorschriftenaan den raad in. Buiten de begrooting mogen geene uitgaven geschieden dan met afzonderlijke voorafgaande machtiging van den gemeente raad. Indien het eindcijfer der begrooting moet worden overschre den biedt de commissie den raad een voorstel tot wijziging der begrooting aan. Af- en overschiijving op posten der be grooting van uitgaven mag evenmin plaats hebbentenzij op daartoe door den raad verleende machtiging. De rekening en verantwoording van de ontvangsten en uit gaven over het afgeloopen jaar wordt in de maand Mei door de commissie aan den raad ter goedkeuring ingediend. Art. 11. In de eerste helft der maand Maart van elk jaar zendt de commissie aan burgemeester en wethouders een beredeneerd verslag in van hare verrichtingenden toestand der instelling, het getal verpleegden verpleegdagen herstelden verbeterden, niet verbeterden en overledenen en van al hetgeen verder dien stig wordt geacht. Art. 12. De commissie zorgtdat een nauwkeurige staat opgemaakt en bijgehouden wordt van de meubelen het huisraadde ge reedschappen en hetgeen verder tot het ziekenhuis behoort. Deze staat en de daarin jaarlijks gebrachte veranderingen worden aan burgemeester en wethouders medegedeeld. Art. 13. De geneesheer-directeur bedoeld bij art. 3 der verordening op den genees-, heel- en verloskundigen dienst voor behoefti- gen, vastgesteld den 22 November 1892, is het hoofd van den algemeenen dienst in het stadsziekenhuis. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II dier verordening, is de geneesheer-directeur verplichtzich in deze zijne hoedanig heid te gedragen naar de bepalingen en voorschriften, bij afzon derlijke instructie door den raad vast te stellen. Art. 14. Het bestuur van den huishoudelijken dienst wordt opgedra gen aan eene directrice. Zij is tevens belast met het algemeen toezicht op de ver pleging. Ten aanzien van haar geldelijk beheer is zij verantwoording schuldig aan de commissie. Hare werkzaamheden en verplichtingen worden nader om schreven in eene instructiedoor de commissie vast te stellen, den geneesheer-directeur gehoord. Deze instructie behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders. Art. 15. De directrice moet zijn ongehuwd of weduwe zonder bij haar inwonende kinderen. Zij geniet eene jaarwedde van f 500.benevens kost en vrije woning in het hoofdgebouw. Verder heeft zij aanspraak op vuurlichtbewassching geneeskundige hulp en genees middelen zooals een en ander in de instelling wordt verstrekt. Bij ontslag of overlijden wordt de jaarwedde uitbetaald tot en met de maand, waarin het ontslag of overlijden plaats heeft. Art. 16. De directrice wordt benoemd door burgemeester en wethou ders de commissie van beheer gehoord. Art. 17. Het verdere voor de verpleging en den huishoudelijken dienst noodige personeel wordt aangesteld of tijdelijk in dienst ge nomen dc or de commissie op voorwaarden door haar te be palen, ook wat de bezoldiging of het loon betreft. Bij benoeming of tijdelijke indienststellingalsmede bij ont slag raadpleegt zij den geneesheer-directeur enwaar het dienstboden en werksters betrefttevens de directrice. Het hier bedoeld personeel is gehoorzaamheid verschuldigd aan den geneesheer-directeur en de directrice. Eerstgenoemde heeft de bevoegdheid tot tijdelijke schorsing van personen die nalatig zijn in het vervullen hunner ver plichtingen. Bij toepassing van dien maatregel geeft hij daar van dadelijk schriftelijk kennis aan den voorzitter der commis sie, met opgave van de reden van schorsing. Art. 18. Geene voorwerpen tot het stadsziekenhuis behoorende mogen daar buiten in gebruik worden gegeven. Art. 19. Deze verordening treedt in werking den 1 November 1894. Met dit tijdstip vervalt het reglement op het bestuur van het stadsziekenhuis, vastgesteld bij raadsbesluit van den 14 Febru ari 1884, gewijzigd bij besluit van 25 Juni 1889. Bij missive van den 14 Maart j.l. no. 1546 ontvingen wij van de commissie van bestuur over het stadsziekenhuis een door den geneesheer-directeur Dr. Kooperberg aan haar gericht schrijven d.d. 10 Maart, met eene door hem ontworpen wijzi ging der verordening op het bestuur dier instelling en eene memorie van toelichting onder mededeeling dat de commissie zich met de voorgestelde wijzigingen geheel kon vereenigen waarom zij ons in overweging gafdienovereenkomstig een voorstel aan den raad te doen. Gemelde stukkenbenevens de verdere tot deze zaak be trekkelijke correspondentieleggen wij hierbij over. Blijkens de missive van Dr. Kooperberg is deze van oordeel, dat de verordening op onderscheidene puntenmet name wat het beheer der instelling betreftwijziging behoeft. Zoo meent hijdat de betrekking van vader en moeder moet worden op geheven en in de plaats daarvan het bestuur over de huishou ding en het toezicht op de verpleging aan eene directrice moet worden opgedragen. Dit zounaar zijne meeningbespaj-ing van uitgaven medebrengenmaar vooral wijst hij er opdat het veel beter is, dat eene vrouw aan het hoofd van den huis houdelijken dienst van een ziekenhuis is geplaatst dan een man. Dit begint men meer en meer in te zien. Niet alleen, dat de ziekenverpleging bijna overal in handen van vrouwen is over gegaan maar ook is reeds in enkele provinciale hoofdsteden zooals te Zwolle en Middelburghet huishoudelijk beheer in het stedelijk ziekenhuis aan eene vrouw opgedragen. Moet men voor haarwat beschavingvorming en opleiding betreft eischen stellen, die vroeger, toen het vader- en moederstelsel nog nagenoeg overal in zwang was schaars bij vrouwen wer den aangetroffen,—tegenwoordig, nu het ziekenverplegingswezen zich zoo zeer heeft ontwikkeld, nu zich vrouwen uit den be schaafden stand met alles, wat tot ziekenverpleging en zieken- huisbeheer in betrekking staat bezig houden zal hetvol gens den geneesheer-directeurniet moeilijk zijn, voor de be trekking van directrice van het stadsziekenhuis alhier eene goede keuze te kunnen doen. De verdere wijzigingendie in de verordening noodig wor den geacht, staan grootendeels hiermede in verband. Terwijl wij ons met het aangeprezen voorstel, om, ter ver vanging van een vader en moedereene directrice aan het hoofd van den huishoudelijken dienst te stellen en aan deze het algemeen toezicht op de verpleging op te dragenzeer goed kunnen vereenigenmeenden wij toch de door Dr. Koo perberg ontworpen wijzigingen niet onveranderd aan uwe goed keuring te kunnen onderwerpen. Wij waren van oordeeldat ook enkele artikelen, niet direct met de hoofdzaak in verband staandedoch door den heer Kooperberg onveranderd overge nomen anders behoorden te worden omschreven. Dit gaf ons aanleidingeen nieuw concept samen te stellen en aan het oordeel der commissie van bestuur te onderwerpen. Wij ontvingen dat ontwerp met enkele opmerkingen terug waaraan door ons in hoofdzaak gevolg is gegeven. De vrucht van het gemeenschappelijk overleg vindt gij in het ontwerp, dat wij de eer hebben U ter vaststelling aan te bieden. Art. 1 is nagenoeg gelijkluidend met art. 1 der bestaande verordening, zooals dit is gewijzigd bij besluit van 25 Juni 1889. In de eerste alinea zijn de woorden: „bestemd tot verpleging van behoeftige zieken zwangere vrouwen en kraamvrouwen" vervangen door de woorden„bestemd tot verpleging van be- hoeftigen." In het volgend artikel wordt meer bijzonder aangeduid, welke personen in het ziekenhuis kunnen worden opgenomen. Art. 2 is behoudens eene wijziging in de redactiegelijk aan art. 18 der bestaande verordening, zooals dit is gewijzigd bij besluit van 25 Juni 1889. Art. 3. Men vergelijke hierbij art 17 der bestaande veror dening, zooals dit is gewijzigd bij besluit van 25 Juni 1889, en art. 19 dier verordening. Art. 4. Zie art. 21 der bestaande verordening, zooals dit is gewijzigd bij besluit van 25 Juni 1889. In het bestaande tarief wordt voor een nachtwaker per nacht 50 cent berekend en een gelijk bedrag voor het gebruik van den brancard. Volgens den geneesheer-directeur zijn voor de hier vermelde diensten geen personen meer te vindendie zich met deze ge ringe belooning tevreden stellen, waarom wordt voorgesteld voor die uitgaven den kostenden prijs te doen vergoeden. Art. 5. Vergelijk art. 2 der bestaande verordening. In de eerste alinea van dat artikel wordt gezegddat de burgemeester bij ontstentenisziekte of afwezigheid, zal wor den vervangen door het lid van het gemeentebestuur, dat hem als burgemeester vervangt. De voorgestelde redactie zal zeker voldoende zijn. Art. 6 stemt overeen met art. 3 der bestaande verordening. Art. 7. Art 4 der bestaande verordening bepaaltdat de secretaris-penningmeester zal worden bijgestaan door een be zoldigd beambte op eene jaarwedde van f 150. Op het oogenblik bestaat zoodanig beambte niet. De voorgestelde bepaling komt ons beter voor. Wordt dit werk aan een „beambte" opgedragen dan- zal op dezen ook de pensioensverordening van toepassing zijn. Het van hem te vorderen werk is echter van geheel ondergeschikten aard. De 3e en 4e alinea's komen overeen met de laatste alinea van het bestaande art. 4 (zie het raadsbesluit van 25 Juni 1889). Art. 8 stemt overeen met art. 5 der bestaande verordening. Art. 9 is eene nieuwe bepaling, die ook door den genees heer-directeur en de commissie wenschelijk wordt geacht. Artt. 10—12. Deze artikelen zijn gelijkluidend met de artt. 68 der bestaande verordening. Art. 13. Men vergelijke dit artikel met art. 15 der bestaande verordening. Wanneer het bestuur van den huishoudelijken dienst aan een directrice zal worden opgedragendient hier sprake te zijn van den algemeenen dienst. Daarzoo als thans ook het geval isvoor den geneesheer directeur voor den dienst in het ziekenhuis eene afzonderlijke instructie zal worden vastgesteldkunnen de bepalingen van artt. 16 en 20 vervallen en overgebracht worden in de instruc tie waarin zij meer eigenaardig tehuis behooren. In de bestaande instructie (Gemeenteblad van 1884 no. 15) komt onder art. 7 trouwens reeds eene bepaling voor van ge lijke strekking als art. 20 der verordeningmaar meer uit voerig. Artt. 1416. Na de algemeene toelichting meenen wij ten aanzien dezer artikelen te kunnen volstaan met de opmerking, dat de directrice niet zelve als verpleegster zal optreden maar slechts een algemeen toezicht op de verpleging zal houden. Haar eigenlijke taak zal zijn het besturen der huishouding. Evenals thans de vader en moederzal zjj ook vrije be wassching vuur en licht enz. genieten. Volgens art. 12 der bestaande verordening wordt aan den vader en moeder ook kosteloos verstrekt „de gewone voeding der verpleegden." Eene gelijke bepaling komt in de 2e alinea van art. 14 der bestaande verordening voor. De geneesheer-directeur deelt echter mededat aan deze bepaling nimmer de hand is gehouden en ook niet kan worden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1894 | | pagina 34