Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1894. 1 Bijlage No. 18. VERSLAG van de commissie van rapporteurs uit de sectiën van den gemeenteraad omtrent het onder zoek van de gemeente-begrooting voor 1895. Aan het onderzoek werd behalve door den burgemeester als voorzitter van de le sectie, door 21 leden deelgenomen. Bij de in de le en 2e sectie gehouden algemeene beschou wingen werd aan burgemeester en wethouders dank gezegd voor de verbeterde inrichting der memorie van toelichting waardoor aan de bezwaren het vorige jaar geuitwas tege moet gekomen. Algemeen is de 3e sectie van oordeeldat deze begrooting met bijzondere zorg is behandeld alles wat naar weelde zweemt is vermeden en de zuinigheid betrachtterwijl de buitenge wone uitgavert door de inkomsten van dien aard worden ge dekt. De wijze waarop burgemeester en wethouders in deze hun taak hebben opgevat heeft op deze sectie een hoogst aan - genamen indruk gemaakt. In de le sectie ging een lid de raming der uitgaven speciaal die der gemeentewerken na en deze vergelijkende met die in vorige jarensprak hij de vrees uitdat deze posten te laag waren geraamd en in den loop van het jaar aanvulling zouden behoeven. In verband daarmede zoude het z.i. de voorkeur verdiend hebben indien het percentage van den hoofdelijken omslag onveranderd ware gebleven. Hoe gering de thans voorgestelde verlaging ook toch zal het terugbrengen daarvan in een volgend jaar tot het thans geheven bedrag onaangenaam stemmen. Met het oog op het afnemen van het bedrag van het ver moedelijk belastbaar inkomen zoude een ander lid zich met het behoud van het percentage, voor 1894 vastgesteld, wel kun nen vereenigen. (Gönf. hieronder bij artt. 4 en 5 der ont vangsten.) Nog wees een lid er opdat bij van burgemeester en wet houders uitgaande voorstellen aan den Raad er niet steeds wordt gelet op het feitdat de toestand der gemeente achter uitgaande is. Als voorbeelden werden aangehaald de verhoo ging der jaarwedden van ambtenaren bij de gemeentereiniging en het voorstel betreffende het commissariaat van politie za ken, op zich zelf billijk en nuttig, doch die dienden te wachten tot betere tijden. Sommige leden waren van gevoelendat verscheidene pos ten van uitgaaf wel degelijk lager geraamd konden worden en wezen er op dat o.a. de aannemingssom voor verfwerken in 1894 ongeveer de helft bedroeg van het daarvoor op de be grooting voor dat jaar uitgetrokken cijferterwijl een lid nog de vraag deedof de niet gespecificeerde posten van onder houd wel telken jare op de begrooting behoefden te worden gebracht. De voorzitter deze bedenkingen beantwoordende, wees daarbij er op, dat z.i. niet zoozeer in de uitgaven, van welke zeer vele zonder daarmede in verhouding staand nut voor de ge meente door rijkswetten opgelegd niet voor vermindering vat baar zijngevaar voor de toekomst der gemeente-huishou ding moet worden gezocht dan wel in het feitdat de in komsten te zeer van wisselvallige omstandigheden afhangen Om deze reden viel het dan ook z.i. te betreuren, dat de ten vorigen jare voorgestelde straatbelasting waaraan het voordeel van stabiliteit verbonden is niet was aangenomen. UITGAVEN. Volg no. 68. Naar aanleiding van 's raads besluit van 25 Sept. 1894, waarbij burgemeester en wethouders werden ge machtigd om in afwachting eener wijziging der verordening van 1883 (gemeenteblad no. 17) eene oproeping te doen van sollicitanten naar de betrekking van Directeur der gemeente werken op eene jaarwedde voorloopig van f 2400werd in de sectiën de aandacht op dezen post gevestigd in zooverre ze na evengenoemde wijzigingmet f 400 zal kunnen worden verminderd. Volgno. 72. Door een lid der 3e sectie is de vraag gedaan, of deze post niet voor vermindering vatbaar isdaar toch alle beambten ter secretarie op eene enkele uitzondering nades namiddags van 1—2 uur de bureaux verlaten. Volgno. 79. Een lid der le sectie wijstop het wenschelijke, om op Hoofdstuk II Afdeeling III „onderhoud en schoonhouden van het gemeentehuis" te bezuinigendoor op art. 3 voor „witten van plafonds en muren" niet telken jare gelden uit te trekken. Volgno. 93. Er wordt opgemerkt, dat in de Memorie van Toelichting op dezen post de woorden „een gelijk bedrag" niet juist zijn. Volgno. 102. Door een lid der le sectie wordt de wen- srhelijkheid betoogd om, nu de Turfmarkt, de Tweebaksmarkt en de Druifstreek gedempt zijn de thans ontstane straat on der eene enkele benaming aan te duiden. De voorzitter heeft echter uit een historisch oogpunt daar tegen eenig bezwaar. Volgno. 103. Onderscheidene leden der 3e sectie betoogden de noodzakelijkheid om nabij en langs de nieuwe verbreeding van de Tuinen een hek te doen plaatsen. Rapporteurs vereenigen zich met dit denkbeeld. Volgno. 105. In de le en 2e sectie werd er op gewezen, dat onder dezen post f 550 is begrepen voor het gewoon on derhoud der pompen die op de brandriolen staan en thans nog slechts bij het schrobben van straten hetgeen vooral uit een hygiënisch oogpunt is af te keurenworden gebruikt. De voorzitters wezen er op dat het contractwaarbij dit onderhoud is aanbesteed, in 1895 eindigt, terwijl burgemees ter en wethouders zonder machtiging van den raad niet tot amoveering meenden te moeten overgaan. Rapporteurs richten tot burgemeester en wethouders de vraag, of sommige dezer pompen niet reeds thans en de overige suc cessievelijk kunnen worden weggenomen. Volgno. 106. Evenals ten vorigen jare, werd ook nu weder in de 3e sectie gewezen op het weinige toezichtdat hier en daar op de reinheid der urinoirs wordt gehouden o.a. op die bij de sociëteit „Amicitia" de dienaangaande in 1894 aan den directeur der stadsreiniging door burgemeester en wethouders gedane opmerkingen (Handelingen 1893 Bijl. 34 en 35) hebben geen gevolg gehad sedert is die toestand nog verslimmerd en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1894 | | pagina 96