Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1894. d fiimruwÉtori' zeer dikwijls is het grindpad door de daarover loopende urine, voor vrouwen althans niet te passeeren. De 3e sectie vestigt opnieuwen zij hoopt thans met beter gevolgde aandacht van burgemeester en wethouders op deze aangelegenheid. In aansluiting aan het in 1802 (Handelingen Bijl. 11) en ten vorigen jare (Handelingen 1803 Bijl. 34 en 35) betrekkelijk de urinoirs in de Muggesteeg verhandeldebrengt een lid der 3e sectie deze zaak op nieuw ter sprake, daarbij de aandacht vestigende op de in de onmiddellijke nabijheid dier waterplaatsen gelegen bakkerij en slagerij en het vooral des zomers door al die objecten aangetrokken en van het eene naar het andere zich bewegend vliegenheir. De geheele sectie vereenigt zich met deze beschouwingen en stelt voorbeide genoemde urinoirs te doen opruimen en als een gevolg daarvan den betrekkelijken post met 5.— te verminderen. Rapporteurs vereenigen zich eenstemmig met dit voorstel. Volgno. 110. Met het oog op het voortdurend niet alleen door kinderenvernielen van het gemeentelijk plantsoen geeft een lid van de 3e sectie aan burgemeester en wethouders in overweging, te bevorderen dat aan eenige plantsoenarbeiders en wachterseene commissie van onbezoldigd rijksveldwachter worde uitgereikt. Volgnos. 124—130. (Hoofdstuk III afd. V). Een van de leden der 3e sectie betoogde de wenschelijkheid, dat in de rekening van de gasfabriek eenige verandering worde gebrachtwaardoor niet alleen een beter overzicht der finan ciën maar ook eene meer zuivere geldelijke verhouding tus- sclien de gemeente en de gasfabriek zal worden verkregen. De post „vergoeding van renten wegens kapitalen door de ge- „meente aan de gasfabriek in rekening-courant verstrekt „ƒ30,800.—moest zijns inziens plaats maken voor het be drag dat per resto aan renten van leeningen voor de gasfa briek nog verschuldigd is terwijl de gemeente aan de admi nistratie van de gasfabriek in rekening kan brengen het ge bruik van den ondergrond voor de gasleidingen bijv. ad ƒ1.— per strekkende meter. Door een en ander zou het voordeel worden verkregen dat de winst der exploitatie van de gasfa briek juister, dan tot nog toe het geval waszou worden aan geduid. Met cijfers werd dit opgehelderd en tevens gewezen op het voorbeeld opzichtens de retributie voor 't gebruik van den gemeentegrond, door andere gemeenten in ons vaderland, o.a. Utrecht en 's Gravenhage gegeven. Na eenige discussie vereenigde deze sectie zich met het voorstel, om burgemeester en wethouders te verzoeken, een en ander aan een onderzoek te onderwerpen en zoo mogelijk in den geest van het bovenaangevoerdeverandering in de finan- tiëele regeling tusschen de gemeente en de gasfabriek aan te brengen. Rapporteursde onjuistheid der tegenwoordige regeling ten volle beamendesluiten zich eenstemmig bij evengemeld voor stel aan. Volgno. 101. Rapporteurs merken op dat blijkens de me morie van toelichting in de becijfering van den post „kleeding der politiedienaren" etc. een fout is ingeslopendaar deze voor 36 personen naar 72 voor ieder 2592 bedraagt en niet ƒ2593. Door de geraamde kosten van wapening ad 97 met ƒ1.te verhoogenblijft dit artikel onveranderd. Tot het doen aanbrengen van deze wijziging wordt door hen het voorstel gedaan. Volgno. 207. Een lid der le sectie deelt mede dat hean is ter ooren gekomen dat somtijds personenten einde den schuttersplicht te ontgaanzich in het bevolkingsregister laten roieeren zonder inderdaad de gemeente metterwoon te ver laten. Nog wordt in deze sectie ter sprake gebracht het alarmeeren I der schutterijindien er des nachts brand uitbarst. Hoewel bij de bestaande wijze van alarmeeren het zeer mogelijk is, dat tot den dienst aangewezen schutters daarvan onkundig blijven ontheft dit hen niet van eene veroordeeling bij niet opkomstonlangs zijn een vijftigtal schutters deswege gestraft, van welke onderscheidene buiten den alarmkring woonden. De vraag werd gedaan of niet, gelijk in an3ere plaatsen, eene regeling kan worden getroffen waardoor de militaire macht den dienst bij brand overneemt en de schutters daarvan wer den ontheven. INKOMSTEN. Volgnos. 4 en 5. Hoofdstuk II. Aid. II en IV. Door een lid der le sectie wordt er op gewezen, dat alhier, in verge lijking met andere gemeenten van gelijk of grooter zielental, een laag percentage op de personeele belasting wordt geheven, terwijl eene verhooging daarvan aan den hoofdelijken omslag zeer ten goede zoude komen. Een lid der 2e sectie vroeg of het cijfer sub volgno. 5 niet te hoog is geraamd. Volgens zijne berekening moet het belastbaar inkomen, door het in 1894/95 vertrekken van eenige ingezetenen, met f 100,000 worden verminderd. Andere leden dezer sectie zijn van meening dat er daartegenover ook we der belastbaar inkomen alhier is gevestigd. De voorzitter der 2e sectie zoude het percentage van den hoofdelijken omslag in geen geval willen verhoogendoch indien het belastbaar inkomen lager moet worden gesteld eenige opcenten meer op de hoofdsom der personeele belas ting willen heffen. Twee leden dezer sectie verklaarden zich echter ten sterkste tegen elke verhooging dier opcenten. Rapporteurs hebben kennis genomen van de door het lid der 2e sectie gemaakte becijferingen en stemmen toe dat bij een resultaat als waartoe dit lid komt de vraag rijstof het belastbaar inkomen niet te hoog door burgemeester en wet houders is gesteld. Nu hun evei.wel uit berekeningenter secretarie opgemaakt gebleken isop welken grond burge meester en wethouders het belastbaar inkomen voor 1895 op het in de memorie van toelichting aangegeven cijfer vaststel len en zij van oordeel zijn dat niet dan in de uiterste nood zakelijkheid tot verhooging dezer belasting mag worden over gegaan vinden zij geen vrijheid een voorstel tot verlaging van het belastbaar inkomen te doen waarvan eene verhooging van de percentage van den hoofdelijken omslag het gevolg zoude moeten zijn. (Gonf. de algemeene beschouwingen Volgno. 29. In de becijfering van dezen post scheen eene vergissing te zijn begaan. Bij eene vergelijking met de ont- werp-begrooting is echter gebleken dat in de gedrukte exem plaren eene fout is ingeslopen daar het bedrag sub b „Eeu wige renten" niet is 56.40, maar ƒ56.70, zoodat het totaal bedrag van hoofdstuk III art 10 onveranderd ƒ419.17 blijft. Volgno. 58. In de 3e sectie werd gevraagdof het ook mogelijk ishet leeningsplan in dier voege te wijzigen dat de rente op 3?6, in plaats van op 3\% worde bepaald. Ook in de le sectie is deze zaak besproken. Men wees er aldaar echter op dat, waar vóór enkele jaren is geconverteerd en nog onlangs eene leening tegen 3\°/o is gesloten het ge- meente-crediet er te zeer onder zoude lijden. Op grond hier van onthouden rapporteurs zich van het doen van een voorstel in dezen. Rapporteurs stellen ten slotte voor, om, in verband met het voorstel onder volgno. 106 gedaan den post voor onvoorziene uitgaven sub no. 230 met een gelijk bedrag van ƒ5.— te ver hoogen, zoodat de balans der begrooting blijftzooals die door burgemeester en wethouders is voorgesteld. Gerapporteerd ter raadsvergadering van den 23 October 1894. I. WOLFF Rapporteur der le sectie. W. J. OOSTERHOFF Rapporteur der 2e sectie. VAN KETWICH VERSCHUUR, Rapporteur der 3e sectie, tevens algemeen Rapporteur. Boekdrukkerij van A. Jongbloed le Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1894 | | pagina 97