Bijlage No. 3. Bijhigo tot hot verslag der handolingon van don gemoontoraad te Leeuwarden, 1895. 1 VOORSTEL van burgemeester en wet houders naar aanleiding van een adres van J. Dijkstra os, inhou dende het verzoek, in de bestek ken van werkendie van wege de gemeente worden aanbesteed, bepalingen op te nemen omtrent minimum loon en maximum werktijd. Mijne Ileeren Bij uw besluit van den 11 October j.l. werd ten fine van advies in onze handen gesteld een adres>an J. Dijkstra Sz. c.s., later nog gevolgd door een adres van adhaesie, door een groot aantal personen onderteekendwaarbij wordt verzocht in de bestekken van werken die van wege de gemeente worden aanbesteedbepalingen op te nemen omtrent minimum loon en maximum werktijd. Dit verzoek is voor u niet nieuw. In de laatste jaren werden herhaaldelijk adressen bij u in gediend van gelijke strekking, althans wat de bepaling omtrent minimum loon betreft. Voorts werd in uwe vergadering van 28 Juni 1892 behan deld eene circulaire van het Centraal Bestuur van het Alge meen Nederlandsch Werkliedenverbondwaarin mede werd aangedrongen op het opnemen in bestekken en voorwaarden van aanbesteding van eene bepaling omtrent beide punten. Op de bedoelde adressen werd door u afwijzend beschikt en de evenbedoelde circulaire werd door u voor kennisgeving aangenomen. Wanneer men de op die adressen uitgebrachte adviezen en de daarop gevolgde besprekingen nagaat, dan blijkt, dat eene afwijzende beschikking hoofdzakelijk hierop berusttedat men de toepassing der gevraagde bepalingen als algemeene maat regel en hierop werd aangedrongen niet uitvoerbaar achtteterwijl vele leden blijkbaar van het opnemen van der gelijke bepalingen in gemeentebestekken weinig heil verwacht ten. Dat het gemeentebestuur intusschen geheel doof zou zijn gebleven voor de roepstem om een minimum loon vast te stellen zooals onlangs in een strooibiljet kon worden gele zen is onjuist. In de vergadering van 28 Juni 1892 releveerde een der wethouders reeds de toezegging van burgemeester en wethou ders om bij een eenvoudig werk de proef te nemen en een ander lid van het dagelijksch bestuur, ofschoon zich niet voor stellende dat de bepaling van een minimum loon in de prak tijk veel zou geven, meende toch, dat het zijn nut kon hebben, om, wanneer b. v. in de herfst het doen van verfwerken wordt aanbesteed, dus in een tijd dat het verven in het algemeen is afgeloopen onder de voorwaarden eene bepaling omtrent mi nimum loon op te nemen omdat dan niet onwaarschijnlijk goede werkkracht tegen een lager loon dan het gewone zou zijn te verkrijgen. Dat bij burgemeester en wethouders tegen dergelijke bepa ling geen overwegende theoretische bezwaren bestaankan verder blijken uit hunne missive van 9 Januari 1894 waarbij zij u dienden van advies op een adres van eenige timmerlie den alhier. Bij die gelegenheid deelden zij u toch mede dat in de voorwaarden van aanbesteding van verfwerken en het herstellen en vernieuwen van bestratingen eene bepaling omtrent minimum loon was opgenomen. De desbetreffende bepaling in de voorwaarden voor de aan besteding van verfwerken over 1893 luidt als volgt „De aannemer is verplicht, voor de uitvoering van de in „dit bestek omschreven werken geene werklieden in dienst te „nemen beneden den leeftijd van 20 jaar en aan ieder der „werklieden een loon van ten minste 12 cent per uur arbeid „uit te betalen; iederen Zaterdagavond zal hij ten kantore van „den directeur der gemeentewerken moeten inleveren een door „hem en de betrokken werklieden onderteekenden staatver geldende het loon dat hij aan elk persoon per uur in de af- „geloopen week heeft uitbetaald en den leeftijd der werklieden. „Wordt zoowel ten opzichte van het uit te betalen loon, als „in den leeftijd van de te bezigen werklieden fraude ontdekt „dan zal hij eene boete verbeuren van f25,— voor elk feit, „en bij niet tijdige inlevering der arbeidsstaten voor elk ver- „zuim 1 worden gekort van zijne aannemingssom." Eene soortgelijke bepaling komt mede voor in de voor waarden, waaronder het laatst de bestralingen zijn aanbesteed. Wij deelden u in onze laatst aangehaalde missive tevens mede, dat bij de in 1893 gehouden aanbesteding van verf werken nog lager was ingeschreven dan vroeger toen een ioonsbepaling onder de voorwaarden niet voorkwam, wat naar onze meening nu juist geen bewijs was van het doeltreffende van dit voorschrift. Waar burgemeester en wethouderszonder dat dit tegen spraak veel minder tegenstandbij uwe vergader ing heeft ontmoet, reeds in enkele bestekken bepalingen omtrent ar beidsloon hebben opgenomen, daar zouden zij ook niet aarze len, bepalingen op te nemen omtrent arbeidsduur, indien van het bestaan van misbruiken bleek. Het valt toch niet te ontkennen, dat de vorm van openbare aanbesteding, waaraan de gemeente grootendeels gebonden is, aanleiding kan geven tot bekrimping op het loon en tot over- matigen arbeidsduur. Immers, bij openbare aanbesteding wordt de meest scherpe concurrentie opengesteld en als regel geldt, dat het werk aan den laagsten inschrijver wordt gegund. Vooral wanneer de levering moet geschieden in een jaargetijde, waarin gewoonlijk min of meer werkloosheid heerscht en dan ook nog bovendien werkkrachten van buiten kunnen worden getrokkenkan een aannemer met vrij veel zekerheid rekenen op een uit te kee- ren loon beneden het gewone peil. Van dergelijke omstandigheden behoeft de gemeente niet te profiteeren in dit opzicht mag zij gerust een voorbeeld geven aan particuliere werkgevers. De werkmandie bij den dag moet leven moet op die wijze niet gedwongen worden, zijne diensten te verleenen voor een lager loon dan het gewone. Ook onder andere omstandighedenwanneer er vraag is naar werkkracht, kan onder de voorwaarden van aanbesteding wel eene bepaling betreffende het loon worden opgenomen ofschoon het uit den aard der zaak dan minder noodig mag worden geacht. Intusschen blijven wij bij onze vroeger Jgeuite meeningdie gesteund wordt door de bezwaren door den voormaligen direc teur der gemeentewerken in zijne betrekkelijke adviezen ont wikkeld dat in alle bestekken van aanbesteding bepalingen omtrent minimum loon en maximum werktijd niet zijn toe te passen. Wij hebben hier bepaaldelijk het oog op de algemeene onder- houdsbestekken. Ziet men die in, dan ontwaart men, dat de werkzaamheden zich over verscheidene vakken verdeelen. Daarbij komen vaak te pas timmerliedenmetselaars steenhouwerssmeden be hangers, ververs, glazenmakers, loodgieters, schoorsteenvegers, en misschien nog anderen. Moge nu de aannemer met zijne knechten rechtstreeks een deel van het werk uitvoerenzoo zal hij nochtans van de diensten van vele andere werkbazen gebruik moeten maken. Die zelfde bezwven doen zich ook voor bij een geregeld werk b.v. bij het bouwen van een school, maar daar zijn ze geringer. Daar betreft het een bepaald stuk werkwaaraan geregeld met zeker aantal werklieden wordt gearbeid en dat binnen een bepaald aanééngesloten tijdvak moet worden op-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1895 | | pagina 30