Bijlage No. 5. Bijlage tot het verslag dor handelingen van den gemeenteraad te Leouwarden, 1895. 1 VOORSTEL van burgemoester en wethouders tot vaststelling van een besluit tot helling en eene verordening op de invordering van eene belasting onder den naam van bruggeld, geheven wor dende voor het atdraaien van beide bruggen over het kanaal naar de Tijnje te Leeuwarden. Mijne Heeren Wij hebben de eer, U hierbij aan tc bieden een ontwerp besluit tot hefting eener belasting onder den naam van brug geld voor het afdraaien van de geprojecteerde bruggen over het nieuwe kanaal naar de Tijnje, met eene daarbij behoorende verordening op de invordering en eene memorie van toelich ting. Het komt ons doelmatig voor, dezen nieuwen waterweg den naam te geven van „het nieuwe kanaal" en in verband daar mede de brug in den-Grachtswal te noemen eerste- en die in den weg Achter de Hoven tweede kanaalbrug. Waar de gemeente zich zoo belangrijke otlers getroost voor het tot stand komen van dit nieuwe vaarwater, behoeft de wen- schclijkhcid eener hefiing van bruggeld niet nader te worden aangetoond. De in de ontwerp-besluiten opgenomen bepalingen zijn over eenkomstig diebetreltende de hefiing van bruggeld aan de overige bruggen in deze gemeente behoudens enkele, die wij meenen dat kunnen vervallen. Deze zijn 1». de bepalingen omtrent èen verhoogd nachttarief. Ze komen voor in alle heffingsbesluiten, behalve in dat van de Verwersbrug (anno 1870); zij zijn, ofschoon opgenomen in het concept-besluitdaarin vervallen na eene opmerking van den minister Fock. In de heffingsbesluiten voor de Prins Hendriks- en Wirdu- inerpoortsbruggcn is het nachttarief weder opgenomen en ge handhaafd tegen de bedenkingen der hoogere rcgeeringscolleges en de vcrecniging Schuttevaer. De argumenten tegen het heffen van een liooger tarief bij nacht komen ons gegrond voor, vooral die van de vereeniging Schuttevaer; waar nu de raad dezer gemeente in 1870 die be paling voor de Verwersbrug heeft prijs gegeven, zouden wijze bij het vaststellen van het heffingsbesluit voor de kanaalbrug- gen niet willen handhaven. Te minderomdat het blijkens informatie bijna niet wordt toegepast en de pachters op het behoud weinig prijs stellen. 2°. die, waarbij een lager bruggeld wordt geheven van sche pen, gebezigd wordende in bcurtveren of van sloombootdien- sten, waarin dagelijks meer dan eene beurt vervuld wordt, wau- ne«r het in vasle beurt vaart (art. '2 sub b van het heffings besluit voor de Wirdumerpoortsbrug). Deze wijze van varen komt hier niet meer voor de bepaling daaromtrent kan dus vervallen 3». die, omtrent de verplichting der schippers om bruggeld tc betalen wanneer de brug in reparatie is en niet voor de doorvaart behoett te worden afgedraaid (art. 3 van het hef fingsbesluit voor de Poppcbrug). Deze bepaling komt in alle heffingsbesluiten voorbehalve in de laatst vastgestelden voor dc Prins Hendriks- en Wirdumeipoorlsbruggcn (1875). Ofschoon opgenomen in de concept-besluiten, heeft de raad deze bepaling niet gehandhaafd legen dc geopperde bezwaren. Wij meenendat ook deze bepaling niet dient opgenomen te worden in het heffingsbesluit voor de kanaalbruggen. In verband met het bruggeld, geheven aan de Wirdumcr- poorts-Prins Hendriks- en Potmargebruggen, respectievelijk 20, 15 en 15 cents, komt ons een uniform recht van 15 cents voor schepen en stoombooten billijk voor. Nog wenschen wij U mede te deelen, dat, nu in den loop van dezen zomer het nieuwe kanaal voor de scheepvaart zal worden opengesteld, het bij ons een punt van ernstige over weging uitmaakt, of niet het belang der ingezetenen wonende Achter de Hoven cn die aan den Grachtswal, die feitelijk eiland bewoners zijnmedebrengttegelijk met het openstellen van het nieuwe kanaal de Potmargebrug te sluiten en een voorstel bij U ter tafel te brengen, om deze brug als draaibrug af te voeren van den staat van waterstaatswerken, niet in onderhoud bij het rijk, de provincie of waterschappen. Na bovenstaande hebben wij de eer, onder verwijzing naa de memorie van toelichting U voor te stellen de overgelegde ontwerpen vast te stellen. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. BESLUIT tot heffing van eene belas ting ouder den naam van bruggeld, geheven wordende voor het afdraai en van de beide bruggen over het kanaal naar de Tijnje. De raad der gemeente Leeuwarden ln aanmerking nemende dat het wenschelijk is, een brug geld te hellen voor het afdraaien van de beide bruggen over het nieuwe kanaalverbindende de stadsgracht met het groot scheepsvaarwater „de Tijnje" en dat er uit dien hoofde nood zakelijkheid beslaat om deswege bepalingen vast te stellen. Gelet op dc artikelen 238, 240 en 254 der wet van den 29 Juni 1851 (Staatsblad no. 85). Besluit Art. 1. Aan te vangen met den dag, waarop het kanaal zal worden geopend, wordt ten behoeve der gemeente Leeuwardenonder den naam van bruggeld, eene belasting geheven voor het af draaien van de beide bruggen over het kanaal naar de Tijnje aldaar. Art. 2. Het in artikel 1 bedoelde bruggeld bedraagt telkens, wan neer één van de daarin aangewezen bruggen moet worden af gedraaid, voor ieder vaartuig 15 cents. Art. 3. Het recht is verschuldigd door de gezagvoerdersschippers of eigenaars der vaartuigen en bij afwezigheid, door hen, die in hunne plaats optreden. Art. 4. Vrijdom van het in art. 2 vermelde bruggeld wordt verleend voor- vaartuigenrechtstreeks in gebruik voor den gemeente dienst hetzij voor de gemeentewerken, de gemeentereiniging als anderszins. Vastgesteld den De raad voornoemd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1895 | | pagina 33