Bijlage No. 12.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeonteraad te Leeuwarden.
1
VOORSTEL van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van
een besluit tot heffiDg en eene
verordening op de invordering
van eene belasting onder den
naam van havengeld.
Mijne Ileeren
Het Tigeerend besluit tot heffing van eene belasting onder
den naam van havengeld (gemeenteblad no. 10 van 1893) werd
bij Koninklijk besluit van den 28 Juli 1893 no. 26 goedgekeurd
voor het tijdvak van 1 September 1893 tot den 1 Januari 1896,
zoodat thans bedoelde heffing op nieuw zal moeten worden
geregeld.
Wij hebben onderzochtof enkele bepalingen omtrent heffing
en invordering van deze belasting ook aanleiding tot moeilijk
heden hebben gegeven, hetgeen niet het geval bleek te zijn.
Slechts enkele wijzigingen zijn ons wenschelijk voorgekomen,
die in de overgelegde memorie van toelichting nader zijn om
schreven.
Wij hebben alzoo de eeru voor te stellen te besluiten
Vast te stellen het hierbij overgelegd ontwerp-besluit tot
heffing van eene belasting onder den naam van havengeld
met de daarbij behoorende verordening op de invordering dier
belasting, en eene memorie van toelichting.
Voorgesteld ter raadsvergadering van den 6 Augustus 1895
door
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
VAN HAR1NXMA Burgemeester.
MENKEMAloco-Secretaris.
ONTWERP.
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat het besluit tot het heffen van een recht
onder den naam van havengeld laatstelijk vastgesteld den 27
Juni 1893, met 1 Januari 189G vervalt en het wenschelijk is,
met die heffing voort te gaan;
Besluit
vast te stellen de volgende
VERORDENING tot het heffen van
havengeld.
Art. 1.
Er wordt ten behoeve der gemeente een recht geheven onder
den naam van havengeld voor de vaartuigen en houtvlotten
in de gemeente ligplaats nemendebehoudens de uitzonderin
gen en vrijstellingen hierna vermeld.
Art. 2.
Het recht bedraagt bij elke aankomst:
a. voor schepen en stoombooten in eene vaste beurt va
rende en vaste ligplaats hebbende
by een inhoud van 26 kubieke meter en daarboven
per kubieken meter11 cent
bij een inhoud van 20 tot en met 25 kubieke me
ter per vaartuig
bij een inhoud van 15 tot en met 19 kubieke me
ter, per vaartuig
bij een inhoud van 5 tot en met 14 kubieke me
ter per vaartuig
voor trekschepen of barges per vaartuig
b. voor schepen en stoombooten die niet in eene
vaste beurt varenper kubieken meter inhoud
Indien deze schepen en stoombooten langer dan
vier achtereenvolgende weken in de gemeente ligplaats
hebben is na afloop van ieder tijdvak van vier we
ken het recht op nieuw verschuldigd.
Voor pramenjachten en booten die voortdurend
in de gemeente ligplaats hebben bedraagt het recht
per week voor eiken kubieken meter inhoud
Voor houtvlotten bedraagt het recht per week voor
elke 15 vierkante meter oppervlakte
20
15
10
u
l
10
Gedeelten
genomen.
van weken en van oppervlakte worden voor vol
Art. 3.
Door „inhoud" wordt verstaan de ruimte der vaartuigen vol
gens het Koninklijk besluit van den 30 Juli 1894 no. 27 (Staats
blad no. 141.)
Indien de belastingschuldige in het bezit is van een wettigen,
volgens het aangehaalde Koninklijk besluit afgegeven meetbrief,
niet ouder dan 5 jaar en hij dezen aan den pachter of gaar
der vertoont wordt het recht berekend overeenkomstig dien
meetbrief. Anders wordt de inhoud van het vaartuig door den
pachter of gaarder geschat en is de belastingschuldige gehou
den volgens die schatting het recht te betalen.
De opgave van de oppervlakte der houtvlotten moet geschie
den door den belastingschuldigebehoudens de bevoegdheid
van den pachter of gaarderom de oppervlakte te doen op
nemen.
Art. 4.
Indien het recht wegens vaartuigenbedoeld bij art. 2 litt
a, voor zoover daarmede in den dienst door de gezamenlijke
schippers viermalen of meer in de week wordt gevaren bij
vooruitbetaling wordt voldaankan voor deze vaartuigen wor
den volstaan met de betaling van 60^ van het daarvoor be
paalde bedrag.
Voor gelijke vaartuigen doch waarmede in den dienst door
de gezamenlijke schippers minder dan viermalen in de week
wordt gevaren kan bij vooruitbetaling worden volstaan met de
betaling van 8096 van het daarvoor bepaalde bedrag.
Bij vooruitbetaling wordt het verschuldigde berekend naar
het getal beurtvaarten die met de vaartuigen volgens de pu
bliek gemaakte dienstregeling moeten worden volbracht.
Voor pramenjachten en bootendie voortdurend in de ge
meente ligplaats hebben kan bij vooruitbetaling worden vol
staan met de betaling van 20 cent per kubieken meter inhoud.
Art. 5.
Onder vooruitbetaling wordt verstaan
1Voor de vaartuigen bedoeld bij litt. a van art. 2het
vooruitbetalen voor een kwartaal
2. Voor de pramen enz., bedoeld bij de laatste alinea var.
het vorig artikelhet vooruitbetalen voor een jaar.
De vooruitbetaling moet zijn geschied voor de vaartuigen
sub 1 bedoeldbinnen de eerste 14 dagen van het kwartaal
en wegens de vaartuigen, sub 2 bedoeld, binnen de eerste 14
dagen van het jaar.
Art. 6.
Het recht is verschuldigd door de gezagvoerdersschippers