4
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1895.
de vergunningen verleend krachtens de wet van 2 Juni 1875
(Staatsblad no. 95)volgens voorschriften door burgemeester
en wethouders vast te stellen.
Art. 11.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1896.
Met dat tijdstip vervalt
1°. de verordening, regelende den rang, het getal, de bezol
diging en de wijze van benoeming der ambtenaren en bedien
den belast met het beheer en de zorg voor de plaatselijke
werken en eigendommen van de gemeente Leeuwarden vast
gesteld den 14 Augustus 1873, gewijzigd bij raadsbesluiten
van 28 April 1881, 8 November 1883 en 11 Februari 1890;
2°. de instructie voor den directeur der gemeentewerken,
vastgesteld den 24 December 1873, gewijzigd bij raadsbesluit
van den 28 April 1881
3°. de instructie voor den hoofdopzichter der gemeente
werken, vastgesteld den 24 December 1873
4°. de instructie voor de opzichters der gemeentewerken
vastgesteld den 24 December 1873 gewijzigd bij raadsbesluit
van den 11 Januari 1887, en
5°. de instructie voor den opzichter van de plantsoenen
vastgesteld den 9 October 1888.
De instructie voor den schrijver is door burgemeester en
wethouders vastgesteld. Zie gemeenteblad van 1874 no. 6.
Deze kan door hen worden ingetrokken.
Mede zijn door burgemeester en wethouders vastgesteld de
bepalingen voor het politietoezicht op de naleving der bouw
verordening, enz. Zie gemeenteblad van 1887 no. 6. Deze
bepalingen zullen op nieuw moeten worden vastgesteld.
INSTRUCTIE voor den directeur Art. 5.
der gemeentewerken.
Indien ambtenaren of werklieden door ziekte of andere ge-
Art. 1. dige redenen verhinderd worden hunne werkzaamheden te ver
richten, voorziet hij tijdelijk in den dienst, behoudens goedkeu-
De directeur der gemeentewerken staat onder de onmiddel- r*n& van burgemeester en wethouders, indien daardoor andere
lijke bevelen van burgemeester en wethouders. personen tijdelijk in dienst moeten worden genomen.
Art. 2.
Hij is verantwoordelijk voor den geregelden en goeden gang
van den dienst.
Hij houdt voortdurend toezicht op alle gemeentewerken, zoo
als die in art. 1 der verordening, regelende den rang, het ge
tal, de benoeming, de bezoldiging enz. der ambtenaren en werk
lieden van de gemeentewerken zijn aangeduid.
Hij houdt mede toezicht op de naleving van de verordenin
gen omtrent het bouwen en inrichten van woningen en die tot
voorziening tegen en bij brand, alsmede van de voorwaarden
verbonden aan de vergunningen, \erleend krachtens de wet van
2 Juni 1875 (Staatsblad no. 95).
Art. 3.
Hij regelt de werkzaamheden van den hoofdopzichter, de op
zichters en de klerken, behoudens de bijzondere bepalingen die
voor den opzichter van de plantsoenen en voor den opzichter,
aangewezen volgens art. 10 der in de 2 alinea van art. 2 hier-
voren vermelde verordening, voor het daar bedoelde toezicht wor
den vastgesteld.
Intusschen ziet hij toe, dat deze opzichters de bijzondere voor
hen geldende voorschriften naar behooren opvolgen.
Art. 4.
De directeur stelt voor de werklieden algemeene voorschrif
ten vast en bepaalt hun dagelij kschen werktijd-, een en ander
onder goedkeuring van burgemeester en wethouders en met
dien verstande dat die werktijd niet langer mag zijn dan 11
uren, buitengewone omstandigheden uitgezonderd.
Art. 6.
Bij wangedrag of plichtverzuim van een der werklieden is
de directeur bevoegd, deze in zijne betrekking te schorsen voor
ten hoogste eene week. Hij geeft daarvan dadelijk kennis aan
burgemeester en wethouders, met opgave der redenen.
Ingeval er naar zijne meening termen bestaan tot schorsing
voor langeren tijd of tot ontslag, doet hij daartoe een gemoti
veerd voorstel aan burgemeester en wethouders.
Art. 7.
Het kantoor der gemeentewerken moet voor het publiek ge
opend zijn van 's voormiddags 9 tot 's namiddags 5 uur, uit
gezonderd op zon- en algemeene christelijke feestdagen.
Zooveel mogelijk moet de directeur van 's voormiddags 9
12 uur aan het bureau aanwezig zijn. Wordt hij hierin ver.
hinderd, dan zorgt hij, dat hij gedurende dien tiju wordt ver
vangen door den hoofdopzichter.
Art. 8.
De directeur zorgt voor eene nauwgezette bewaring en voor
eene geregelde uitgifte der aanwezige materialen.
Art. 9.
Hij mag, behalve de aanschaffing van kantoorbehoeftenge
reedschappen en materialen voor de in eigen beheer uit te
voeren werken, geene aankoopen doen of leverantiën toezeggen,
dan op machtiging van burgemeester en wethouders.
Bijlage tot het versiag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1895.
5
Art. 10.
Hij is verantwoordelijk voor de geheele administratie betrek
kelijk het beheer der gemeentewerken.
Hij gaat alle door de opzichters noodig geachte lastgevingen tot
levering zorgvuldig na en onderteekentbij goedkeuringde
daarvoor te verstrekken bons.
Alle rekeningen van leveringen en alle betalingslijsten van
arbeidsloon enz. worden door hem onderzocht en na goedkeu
ring voor .gezien" geteekend, met verwijzing naar het artikel
der gemeente-begrooting van inkomsten en uitgaven, waaruit de
betaling zal moeten geschieden.
Art. 11.
HÜ ziet toe, dat de afzondei lijke posten van de gemeente-
begrooting, voor zooveel het beheer der gemeentewerken be
treft, niet worden overschreden zonder daartoe vooraf de noo-
dige machtiging te hebben ontvangen.
Indien hij door buitengewone omstandigheden hiervan moet
afwijken, geeft hij daarvan onmiddellijk kennis aan burgemees
ter en wethouders, met opgave van redenen.
Art. 12.
Het beheer en toezicht over het archief en andere voorwer
pen in het kantoor aanwezigis aan hem opgedragen.
Hij zorgt voor eene goede bewaring en ordelijke rangschik
king van alles wat tot het archief behoort, alsmede voor eene
juiste bijhouding der verschillende registers tot zijn beheer en
administratie betrekkelijk. Met name zorgt hijdat op zijn
kantoor steeds voorhanden zij een register tot inschrijving van
de door de ambtenaren der stadsreiniging en de ambtenaren
en bedienden van politie ontdekte gebreken aan voorwerpen,
bedoeld bij art. 179 lett. h der gemeentewet.
Een volledige staat van al hetgeen tot het archief behoort
moet steeds ten zijnen kantore aanwezig zijn.
Behalve aan burgemeester en wethouders, den secretaris der
gemeente commissiën uit den raad en de opzichtersvoor
zoover de laatsten dit voor door hen te verrichten werkzaam
heden noodig hebben, geelt hij aan niemand iets uit het archief
af, zonder vergunning van den burgemeester en steeds tegen
behoorlijk bewijs van ontvang.
Geene werktuigen materialen of andere voorwerpen, aan de
gemeente toebehoorende, mogen door hem aan anderen ter leen
of ten gebruike worden afgestaan dan met toestemming van
burgemeester en wethouders.
Ait. 13.
Indien dit verlangd wordt, dient hij burgemeester en wethou
ders, de raadscommissie voor de openbare werken en andere
raadscommissiën van voorlichting omtrent alle bij hen in be
handeling zijnde zaken.
In de gewone vergaderingen van burgemeester en wethou
ders brengt hij verslag uit omtrent de afgeloopen werken en
doet hij voorstellen omtrent hetgeen voorziening eischt.
Hij dient den directeur der gemeentelijke gasfabriek en dien
der stadsreiniging van raad en medewerking, voor zooveel be
treft het onderhoud, de vernieuwing of stichting van gebouwen
tot die takken van dienst behoorende en ontwerpt de daartoe
noodige plannen en bestekken.
Art. 14.
Indien hem blijkt dat eenig gemeentewerk in zoodanigen
toestand verkeert, dat onverwijlde voorziening noodig is, neemt
hij daartoe de noodige maatregelen en geeft hiervan onmiddel
lijk kennis aan burgemeester en wethouders.
Art. 15.
Alle voor de gemeentewerken benoodigde plannen, teekenin-
genbestekken en begrootingen van kosten worden door hem
of onder zijn toezicht, doch op zijne verantwoordelijkheid opge
maakt en steeds zoo vroegtijdig mogelijk ingezonden.
Met gepasten spoed adviseert hij op door burgemeester en
wethouders in zijne handen gestelde verzoekschriften en rapporten.
Hij zendt jaarlijks in de eerste helft der maand Juli een staat in
van de werken en herstellingen, die in het volgend jaar moeten
worden verricht, alsmede van het gewone onderhoud met ra
ming van kosten en vergezeld van eene memorie van toelich
ting. Hij voegt daarbij eene lijstinhoudende de namen der
vaste werklieden hunne bediening en eene voordracht voor
hunne bezoldiging voor het volgende jaar.
Art. 16.
Dadelijk na de vaststelling der gemeentebegrooting maakt
hij een aanvang met het ontwerpen der plannen, bestekken
en begrootingen voor de werken tot welker uitvoering is be
sloten en zendt diezoodra ze gereed zijn aan burgemeester
en wethouders in.
In ieder geval zorgt hijdat vóór den laatsten Juni alle
voorbereidende stukken voor werkenin dat dienstjaar uit te
voeren, bij burgemeester en wethouders zijn ingekomen.
Art. 17.
Hij overtuigt zich zooveel mogelijk persoonlijk omtrent eene
goede uitvoering van alle werken, in het bijzonder ook dat dit
geschiedt overeenkomstig de daarvoor gemaakte bestekken en
voorwaarden.
Art. 18.
Hij waakt voor het behoud en de bewaring der gemeente-
eigendommen en zorgt zooveel mogelijk, dat op de eigendoms
rechten der gemeente geen inbreuk worde gemaakt.
Indien hem blijkt of hij twijfel koestert, dat het eigendoms
recht der gemeente wordt gekrenktgeeft hij daarvan kennis
aan burgemeester en wethouders.
Op tijdstippen, door burgemeester en wethouders te bepa
len, of anders in de maand Januari van elk jaar, zendt hij aan
hen in een verslag van den toestand van de gemeentewerken
en eigendommen.
In diezelfde maand zendt hij aan dat college een rapport
in omtrent het gedrag den ijver en de~geschiktheid van de
ambtenaren en werklieden van de gemeentewerken.
Art. 19.
Ingeval van brand is hij zoo spoedig mogelijk op de plaats
des onheils tegenwoordig.
Art. 20.
Hij behoeft van burgemeester en wethouders verlof indien
hij zich voor langer dan drie dagen buiten de gemeente wenscht
te begevenvoor korteren tijd kan het verlof door den burge
meester worden verleend.
Art. 21.
Hij mag geene andere openbare betrekking of eenig beroep
of nering uitoefenen noch middellijk of onmiddellijk deelne
men aan pachtenleveringen of aannemingen rechtstreeks of
zijdelings ten behoeve der gemeente of van gemeentelijke in
stellingen.
Hiervan is uitgezonderd de betrekking van brandmeester.
Evenmin mag hij zich, hetzij binnen of buiten de gemeente,
belasten met het opmaken van ontwerpen teekeningen be
stekken of begrootingen van kosten van werken ten behoeve
van anderen noch het toezicht over de uitvoering van zooda
nige werken uitoefenen.
Art. 22.
Deze instructie treedt in werking op 1 Januari 1896.