Bijlage No. 28.
Bijlage tot het verslag der handelingen van dan gemeenteraad te Leeuwarden, 1896.
1
overweging te geven, eenige andere bepalingen dier verordening,
I op de daarbij aan te voeren gronden te wijzigen in den zin
als nader zal worden opgegeven bij een en ander is de volg
orde der artikelen in acht genomen.
VOORSTEL der commissie voor het
ontwerpen van strafverorde -
ningen om de verordening
houdende algemeene bepalingen
van politie, te wijzigen en daar
na opnieuw vast te stellen.
Aan den Baad der
gemeente Leeuwarden.
Art. 18.
Het kan den raad bekend zijn dat in de laatste jaren door
het dagelijksch bestuur onzer gemeente groote zorg is besteed
I aan het schoonhouden van goten en riolen, door deze nu en dan
met creoline en water te doen doorspoelen. Zal echter deze maat
regel doeltreffend en afdoende zijn, dan moeten ook de ingezete
nen kunnen worden gedwongen, de „wande", tusschen hunne
gebouwen behoorlijk schoon te houden. De verordening laat
dit geheel ongeregeld. Het komt onze commissie met de ver-
eeniging ter bevordering der volksgezondheid, die op deze aan
gelegenheid onze aandacht vestigde gewenscht voor, dat deze
leemte worde aangevuld, door in dit artikel, achter de woorden
„van art. 1", te voegen de woorden „of van een gebouw of erf,
waarlangs eene wande loopt", en, met het doen vervallen van het
onmiddellijk daaraan voorafgaande woord „of" tusschen „dat
water" en „voor zoover", in te voegen de woorden „of die wande."
In den laatsten tijd is de rechterlijke macht herhaaldelijk
geroepen geworden, haar oordeel uit te spreken over de al dan
niet rechtsgeldigheid van gemeentelijke verordeningen, bepaal
delijk in betrekking tot de leer der delegatieopdracht van
macht, en die der dispensatie, onthefling van verbods-of gebods
bepalingen beide onderwerpen, die, vooral met het oog op de
artikelen 134, 135, 179 litt. a, 70, 150 en ld der gemeente
wet wier onderlinge verhouding in duidelijkheid te wenschen
overlaat, tot zeer verschillende beschouwingen en oordeel heb
ben aanleiding gegeven.
De Hooge Raad nu heeft dienaangaande bij onderscheidene
arresten, laatstelijk bij dat van 15 Juni 1896 (Weekblad van het
Recht no. 6836 en Weekblad van Burg. Admin. nos. 2461 en 2462),
beslist„dat op de macht, den gemeenteraad in de artikelen
„134 en 135 der gemeentewet toegekend, om, in 't belang der
„openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, algemeen werkende
„en af te kondigen verordeningen te makenniet door onge
oorloofde delegatie inbreuk wordt gemaakt, indien van bepaalde,
„ir. die verordeningen genoemde verbods- of gebodsbepalingen,
„door het daarbij aangewezen gezag in bijzondere gevallen eene,
„al of niet aan zekere voorwaarden gebonden, vrijstelling, ont
heffing of dispensatie wordt verleend;
„dat dan echter die vrijstelling, waar zij krachtens een voor
schrift der verordening wordt verleend, is eene daad van uit
voering, die, ingevolge artikel 179 litt. a der gemeentewet, in
„den regel behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van burge
rmeester en wethouders, en datwaar met uit eenige wetsbepa
ling zooals art. 188 der gemeentewet, het tegendeel volgt, de
opdracht tot het veilecnen van vrijstelling van gebods-of ver
sbodsbepalingen van plaatselijke verordeningen aan den burge
rmeester alléén is in strijd met de wet en rechtsgevolg mist."
Dit nu geldt eveneens voor het gebod of het verbod waaraan
die opdracht onafscheidelijk is verbonden, onverschillig of die
met elkander verband houdende bepalingen in hetzelfde ariikel,
dan wel in afzonderlijke artikelen zijn geformuleerdomdat
beide, het gebod of verbod èn het voorbehoud der mogelijk
heid van vrijstelling daarvan als eéne onsplitsbare wilsver
klaring des wetgevers zijn te beschouwen (Gonf. arrest 29
Juni 1896, Weekblad van het Recht no. 6838.)
Wij achten het hoogst noodzakelijkde verordening van 8
Januari 1895 (Gemeenteblad 1895 no. 5), houdende algemeene
bepalingen van politie voor de gemeente Leeuwarden, in den
geest van de thans als gevestigd te beschouwen zienswijze
van den Hooger. Raad te wijzigenenkel om deze redendat
aan de opvolging van verscheidene harer bepalingen met kracht
de hand zal kunnen worden gehouden.
Wij maken tevens van deze gelegenheid gebruik om u in
Art. 19.
Naar aanleiding van het boven overwogene zullen met het doen
vervallen van de woorden „of namens den", achter het woord
„burgemeester" moeten voorkomen de woorden „en wethouders."
Art. 21. Sub 2o.
Meer en meer worden lot het langs de huizen venten van
petroleum, garen, band enz. ook kinderwagens gebruikt. Tot
dergelijk vervoer behoeft de in deze alinea voorkomende gun-
j stige uitzondering niet te worden uitgestrekt. Wij geven daarom
j in overweging, tusschen de woorden „kinderwagens en „met" le
I voegen de woorden „waarin zich kinderen bevinden."
Art. 27.
I
Uit alinea 1 kunnen de woorden „ganzen" en „kalkoenen"
wegvallen. Ook deze dieren zijn onder de uitdrukking „of ander
pluimgedierte" reeds begrepen, terwijl alinea 2 eene voor hen
afzonderlijke bepaling inhoudt.
In alinea 2 moeten op de aangevoerde gronden, met het doen
vervallen van het woord „den", achter het woord „burgemeester",
worden gevoegd de woorden „en wethouders."
Art. 42.
Op de aangevoerde gronden, in
No. 1, achter het woord „burgemeester", in te voegen de woor
den „en wethouders" en het woord „den" te doen vervallen;
No. 4 de woorden „de sub 3o van dit artikel genoemde amb
tenaren" te doen vervangen door de woorden „burgemeester
en wethouders" en tengevolge dezer wijziging, in de plaats van
het woord „dezen", te stellen de zooeven tot het doen vervallen
voorgedragene.
Art. 58.
Dat bij deze bepaling eene ongeoorloofde delegatie van macht
door den gemeenteraad op burgemeester en wethouders plaats had,
maakte in uwe vergadering van 26 Februari 1895 (Handelingen