Bijlage No. 9.
Bijlago tot hot verslag dor hmdoliagoa van don gemaentaraad te Loeuwarden, 1896
VOORSTEL van de commissie voor
hot ontworpen van strafveror
deningen, tot wijzigen der ver
ordening ter voorzienig tegen
en bij brand
Door burgemeester en wethouders werden in onze handen
gesteld twee aan hun college gerichte brieven van den direc
teur der gemeentewerken waarbij hunne aandacht wordt ge
vestigd op eenige moeilijkheden die bij de toepassing der
verordening ter voorziening tegen en bij brand (Gemeenteblad
no. 7 van 1885) worden ondervonden.
Burgemeester en wethouders vragen ons in overweging te
nemen liet doen van een voorstel tot wijziging diensvolgens
van eenige artikelen der genoemde verordening.
In de eerste plaats betreft het de artt. 6 en 7.
Bij art. 7 wordt bepaald dat nauwe trekbare roikleidingen
moeten zijn voorzien van ijzeren veegdeurtjes met schuiven of
kleppendat in de bestaande rookleidingen van dien aard
zoodanige veegdeurtjes op de eerste lastgeving van burgemees
ter en wethouders moeten worden aangebracht, en voorts, dal
de inklimbare schoorsteenen van de noodige klimijzers moeten
zijn voorzien.
Wat nauwe trekbare en wat inklimbare schoorsteenen zijn
wordt omschreven in art. G waarbij is bepaald dat trekbare
niet minder dan 0.15 meter en niet meer dan 0.24 meter
binnenwerks mogen hebben en de inklimbare ten minste 0.40
bij 0 40 meter binnenwerks moeten zijn.
De schoorsteenen echterdie tusschen 0.24 en 0.40 meter
vallen zijningevolge dit artikelniet onder eene bepaalde
soort te brengen. Gelijk de directeur schrijftis dit met de
meeste der beslaande schoorsteenen het geval.
Afgescheiden van al het bovenstaande, zou de vraag mogen
worden gedaan, of het wel kan opgaan, bij plaatselijke veror
dening de wijdte van een schoolsteen te bepalen Het behoeft
toch zeker geen betoog, dat hier alles afhangt van de te ver
wachten hoeveelheid verbrandingsproducten en mitsdien van de
groottte van den vuurhaard.
Bovendien kan een schoorsteen van 0.40 bij 0.40 meter niet
door een volwassene maar slechts door een jongen knaap
worden beklommen.
Zoo is volgens den directeurook een schuif niet zoo be
paald noodig bij het blusschcn van brand in een schoorsteen
maar is een deurtje daarbij voldoende daar meestal spoedig
genoeg een natte deken kan worden verkregen om die door
het deurtje te duwen. De ondervinding heeft, gelijk de direc
teur schrijftbovendien geleerddat de schuiven overal waar
ze werden aangebracht, óf te zoek óf door roesten al heel
spoedig in onbruikbaren staat geraakten. Met groote schoor
steenen is het andersdaar de zich daarin bevindende schui
ven dagelijks worden gebruiktom den trek naar het vuur te
regelen waardoor ze ir. goeden toestand blijven verkeeren.
Het is om een en ander wenschelijk eenvoudig te bepalen,
dat alle schoorsteenen die geen inklimijzers hebbenvan
ijzeren veegdeurtjes moeten zijn voorzien.
In verband hiermede zal dan ook ait. 6 moeten worden ge
wijzigd.
Het tweede bezwaar betreft art. 9.
Het is, volgens den directeur, voorgekomen, dat rookleidingen
door papieren scheidingen waren gelegd.
Ook hierin moet daarom worden voorzien.
Eindelijk heeft zich volgens den directeur meermalen het
geval voorgedaan dat kookkachels of open kookpotten worden
gebruikt op zolders en dakkamertjes, die soms nog geen twee me
ter hoog zijnenzoodra potten of pannen van het vuur wer
den genomende vlam tegen den zolder deden stijgen. Daar
de zolder vaak nog met papier was beplaktontstond hierdoor
brand.
Om hierin te voorzien, is het, volgens den directeur, noodig,
in art. 12 bepalingen op te nemen omtrent de wijze, waarop
de daar bedoelde stookplaatsen mogen worden gebruikt.
Het is ons voorgekomendat de gemaakte opmerkingen al
leszins gegrond zijn. Door er aan tegemoet te komen, zal nog
te beter het doel der onderwerpelijke verordening worden be
reikt.
Wij hebben daarom de eer U voor te stellenvast te stel
len navolgende verordening
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat tol wijziging
van de verordening ter voorziening tegen en bij brand (Ge
meenteblad van 1885 r.o. 7);
Gezien art. 135 der gemeentewet;
Besluit
1°. In plaats van het eerste en het tweede lid van art. G
van voormelde verordening te lezen
De rookleidingen moeten voldoende wijdte hebbenom be
hoorlijk te kunnen worden geveegd of getrokken.
Zij mogen niet nauwer zijn dan 0.15 meter binnenwerks.
In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders
afwijking van deze laatste bepaling toestaan.
2°. Art. 7 van voormelde verordening te lezen
De schoorsteenen moeten van klimijzers of van ijzeren veeg
deurtjes ten genoegen van den ambtenaarbedoeld bij art. 9
van de verordening van 8 October 1895 (Gemeenteblad no. 18),
zijn voorzien.
De klimijzers moeten ten minste 0.025 meter dik zijn en
mogen op niet grooteren onderlingen afstand dan 0.50 meter
worden geplaatst.
De veegdeurtjes moeten op eene steeds toegankelijke plaats
onder het dak ook waar de schoorsteenen van richting veran
deren worden aangebracht.
De schoorsteenen, waarin geen veegdeurtjes zijn aangebracht,
moeten van ijzeren schuiven, loopende in ijzeren ramen, zijn
voorzien.
Deze schuiven moeten zóó zijn gemaakt, dat daarmede de
gehcele opening van het rookkanaal kan worden afgesloten.
In de bestaande rookleidingen die niet van inklimijzers zijn
voorzien moeten deze op de eerste lastgeving van burgemees
ter en wethouders worden aangebracht.
3o. Letter b van art. 9 der voormelde verordening te lezen:
binnenshuis rookleidingen te leggen of te doen leggen door
vloeren of scheidingen die uit brandbare stoffen zijn samen
gesteld anders dan voorzien van een dubbelen metalen ring
of koker met eene tusschenruimte van 0.05 meter.
4°. Art. 12 der voormelde verordening te lezen.
Het is verboden
a. vuur te stoken anders dan in stookplaatsen van ijzer of
steen
b. deze stookplaatsen te gebruiken anders dan onder schoor
steenen, die aan de voorschriften dezer verordening voldoen.
De bepaling sub b lijdt uitzondering, waar in de lokaliteit
of in eenig gedeelte daarvan geen schoorsteen aanwezig is,
mits in zoodanig geval de zolder of het plafond van het ver
trek waar de stookplaats is aangebrachtten minste 2
meter daarboven is verheven.
Leeuwarden, den 10 Maart 1896.
De commissie
VAN HAH1NXMA.
A. DUPARG.
J. L. VAN SLOTERDIJCK.
J. G. MEIJER.
VAN KETWIGH VERSCHUUR.