Bijlage No. 10. Bijlage tot hot verslag dor handelingen van den gemeenteraad to Leeuwarden, 1896. VOORSTEL van de raadscommissie voor het ontwerpen van straf verordeningen tot wijziging van de verordening, houdende alge meeno bepalingen van politie voor de gemeente Leeuwarden. Op 27 Juni 1893 brachten burgemeester en wethouders, ter voldoening aan het verzoek van Gel. Staten van Friesland, ter uwer kennis eene circulaire van dit college van 18 Mei 1893 no. 4, 2e afd. (Prov. blad no. €4)betreffende de onderhoud- plichtigheid volgens leggers met voorsteldie circulaire voor kennisgeving aan te nemen. Burgemeester en wethouders hadden vooraf het advies inge wonnen van onze commissie, die van oordeel bleek, dat ver andering van de verordeninghoudende algemeene bepalingen van politietengevolge van de in die circulaire aangeduide jurisprudentie van den Hoogen Raad niet noodzakelijk was. Op 11 Juli 1893 heeft de Raad zich met het voorstel van burge meester en wethouders vereenigd. Sedert is de straks genoemde verordening op 8 Januari 1895 gewijzigd en opnieuw vastgesteld. Naar het voorschrilt van art. 167 der gemeentewet aan Ged. Staten in afschrift mede gedeeld is hare ontvangst door dit college bericht bij resolu tie van 24 Januari 1895 no. 40, 2e afd. Deze resolutie is na aan Uwe vergadering te zijn medege deeldop 8 October 1895 door den burgemeester in onze handen gesteld ter kennisneming. Want ze bevat meer dan het voormelde bericht van ontvangst. Ze spreekt n.l. twijfel uit omtrent de bruikbaarheid van art. 2 der genoemde veror dening met het oog op de overwegingen van het in de circu laire van 18 Mei 1893 vermelde arrest van den Hoogen Raad van 19 Mei 1891 in dien zin, dat de, overeenkomstig dat ar tikel, aangewezen onderhoudplichtigen in rechten niet als zoo danig zouden kunnen worden aangemerkt. Onze kennisneming van die resolutievan de daarin aange haalde jurisprudentie en opnieuw van de circulaire van 18 Mei 1893 heeft ons, na aandachtige overweging geleid tot dit resultaat, dat het wenschelijk is, art. 2 te wijzigen in dien zin, dat de grief, die uit de aangehaalde jurisprudentie daar tegen kan worden geputwordt weggenomen. Die grief nu is, dat naar art. 2zooals het thans luidtde last van onderhoud wordt bepaald door het administratief gezag op grond van bur gerrechtelijke verplichting of verbinteniswaaromtrent dit ge zag niet heeft te beslissen. Nu ligt het voor de handdat burgemeester en wethouders wie de titels van de rechten verplichtingen en verbintenissen waaruit de onderhoudsplicht zou volgenniet ter beschikking staan voor het opmaken van de leggers de kadastrale registers zullen raadplegen en de hierin gevonden tenaamstellingen zullen volgen. Hierin ligt geenszins eene beslissing omtrent burgerrechtelijke verplichting of verbintenis, maar eenvoudig de overneming van het feit der kadastrale tenaamstelling. Door alzoo deze in de verordening als grondslag van aan wijzing op den legger aan te nemen, wordt het bovenvermelde bezwaar ontweken. Op grond van het bovenstaande, hebben wij de eer, u voor te stellen Ait. 2 der vorordening, houdende algemeene bepalingen van politie voor de gemeente Leeuwardenvastgesteld bij raadsbe sluit van 8 Januari 1895 (Gemeenteblad no. 5), gewijzigd bij raadsbesluit van 24 December 1895 (Gemeenteblad no. 2 van 1890)te doen vervangen door de volgende bepaling: Op de leggers worden als onderhoudplichtigen van de in het vorig artikel bedoelde werken aangewezen zij die volgens de kadastrale leggers worden aangemerkt als genothebbenden, krachtens recht van bezit of eenig ander zakelijk recht van die werkenof van de goederenwaarop de verplichting tot onderhoud er van als van ouds rust. De leggers vermelden a. de soortde benaming en de nauwkeurige omschrijving van de werken; b. de kadastrale aanduiding en tenaamstelling van de pcr- ceclen op welke de verplichting tot onderhoud rust; c. het aandeeldoor ieder dier perceelen in den onder- houdslast te dragen; d. de namen van hendie volgens dit artikel onderhoud- plichtig zijn. Leeuwarden, 10 Maart 1896. De Commissie VAN HARINXMA. A. DUPARG. J. L. VAN SLOTERDIJCK. J. C. MEIJER. VAN KETWICH VERSCHUUR. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1896 | | pagina 40