PLAN VAN GELDLEENING.
2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1896.
waarvoor zij was uitgeschreven of oorspronkelijk w^s bepaald.
Naar aanleiding van het vorenstaande hebben wij de eer U
voor te stellen
I. In te trekken sub 2<>, 4<> en 5° van uw besluit van 25
Februari j.l. betreffende de aflossing der geldleening van 1891
groot per resto ƒ161,000 en het aangaan eener nieuwe lee
ning van 270,000.
II. Te besluiten tot algeheele aflossing der volgende lee
ningen
a. dieaangegaan krachtens raadsbesluit van den 13 Mei
1890, n°. 11 groot ƒ477,000, afgesloten tot een bedrag van
472,500thans nog per resto bedragende 385,500en
zulks met 1 October 1896
b. die, aangegaan krachtens raadsbesluit van 24 September
1889, no. 7, groot 1,155,000, thans nog per resto bedragende
ƒ991,000, en zulks met 1 Januari 1897.
c. die aangegaan krachtens raadsbesluit van 28 Februari
1893, no. 4, groot 624,000, afgesloten tot een bedrag van
ƒ494,000 en zulks met 1 Mei 1897
d. dieaangegaan krachtens raadsbesluit van 24 Maart
1891 no. 8 tot een bedrag van 165,000, thans nog per
resto bedragende ƒ161,000, en zulks met 1 Juli 1897.
III. Tot het vinden der middelen voor deze buitengewone af
lossingen alsmede ter bestrijding van buitengewone uitgaven
en ter aflossing van tijdelijke geldleeningen aangegaan in 1894
en 1895aan te gaan eene geldleening van ten hoogste
2,400,000 tegen eene rente van drie ten honderd in het
jaar.
IV. Voor deze leening vast te stellen het hierbij gevoegd
plan.
Aldus voorgesteld in de vergadering van 12 Mei 1896.
Burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
VAN HARINXMA Burgemeester.
P. A. BERGSMA Secretaris.
Art. 1.
Deze leening wordt aangegaan tot een bedrag van ten hoogste
twee millioen vierhonderd duizend gulden (ƒ2,400,000),
verdeeld in vier seriën, de eerste tot een bedrag van ƒ685,000;
de tiveede tot een bedrag van 1,000,000; de derde tot een
bedrag van ƒ550,000; dc vierde tot een bedrag van 165,000;
of wel tot zoodanige andere bedragen, als voor elke serie op
de gemecntebcgrooting zal zijn uitgetrokken tegen eene rente
van drie ten honderd in het jaar.
Elke serie is verdeeld in obligatiën van 1000.— gesteld
op naam of aan toonder, ter keuze van den inschrijver.
De obligatiën kunnen op verlangen van den inschrijver wor
den gesplitst in onderdeelen van ƒ500.— en ƒ200.— De
gesplitste obligatiën ontvangen eenzelfde nummer, doch wor
den onderscheiden door bijvoeging van een der eerste letters
van het alphabet.
Art. 2.
Bij elke obligatie wordt afgegeven een stel halljaarlijksche
coupons, verschijnende 1 April en 1 October.
Bij de obligatiën der tweede, derde en vierde serie wordt
tevens een coupon gevoegd wegens de rente verschijnende
van af den dag der storting tot 1 April of 1 October 1897.
Verder wordt bij elke obligatie een bewijs gevoegd voor
het kosteloos bekomen van nieuwe coupons.
Art. 3.
Het bedrag der rente en aflossing wordt jaarlijks op de be
grooting der inkomsten en uitgaven van de gemeente gebracht
en uit de gewone inkomsten der gemeente bestreden.
Art. 4.
De deelneming in deze leening geschiedt bij openbare in-
schrijving. Bij de inschrijving moet worden opgegeven het
getal gesplitste obligatiën, die men mocht verlangen, benevens
het bedrag van ieder en, wanneer obligatiën op naam worden
verlangd, de namen van de betrekkelijke., personen.
De biljetten van inschrijving moeten op zegel geschreven
en vóór of op den door burgemeester en wethouders te bepa
len tijd bij hun college zijn ingekomen.
Op den omslag der biljetten moet worden vermeld: „Biljet
inschrijving op de geldleening van 2,400,000."
De opening der biljetten heeft plaats in eene openbare ver
gadering van burgemeester en wethoudersop een daartoe
door hen te bepalen tijdstip.
Art. 5.
Voor zoover de aanbiedingen aan burgemeester en wethou
ders aannemelijk voorkomen, erlangt de hoogste inschrijver de
aandeelen, waarvoor hij heeft ingeschreven; daarop volgt degene,
die na hem het hoogste bod heeft gedaan en zoo vervolgens.
Indien door verschillende inschrijvers voor gelijken prijs is
ingeschreven en die inschrijvingen niet alle in haar geheel
kunnen worden aangenomen, omdat daardoor het benoodigde
bedrag zou worden overschreden wordt aan ieder dier in
schrijvers een getal obligatiën toegewezen evenredig aan het
getal der door hen voor gelijken prijs gevraagde obligatiën.
Bij gelijken prijs van inschrijving hebben de houders van
obligatiën van de leening van 1890, groot ƒ477,000, wat be
treft de eerste seriedie van de leening van 1889 groot
1,155,000 wat betreft de tweede serie die van de leening
van 1893, groot ƒ624,000, wat betreft de derde serie en die
van de leening van 1891, groot 165,000, wat betreft de vierde
serie, recht van voorrang, mits bij de inschrijving worden op
gegeven de nummers der obligatiën, waarvoor men van dien
voorrang gebruik wenscht te maken.
Binnen vier dagen na het openen der biljetten wordt aan
hen, wier inschrijvingen geheel of ten deele zijn aangenomen,
daarvan kennis gegeven.
Art. 6.
Indierj niet voor het volle bedrag der opengestelde serie is
ingeschreven of de inschrijvingen geheel of ten deele door bur
gemeester en wethouders onaannemelijk worden geacht, zijn
deze bevoegd, alle inschrijvingen af te wijzen of die gedeeltelijk
aan te nemen en voor het geheele of het resteerend bedrag
eene nieuwe inschrijving te openen of het te voegen bij eene
volgende seriezoo noodig met wijziging van het tijdstip van
storting in art. 7 en van het ingaan der rente in art. 8 be
paald.
Art. 7.
De storting der aangenomen bedragen moet plaats hebben
voor die van de eerste serie op 1 October 1896 voor die van
tweede serie op 2 Januari 1897 voor die van de derde serie
op 1 Mei 1897voor die van de vierde serie op 1 Juli 1897
ten kantore van den gemeente-ontvanger te Leeuwarden of
van de kasvereeniging te Amsterdam. Zij geschiedt tegen af
gifte van het vereischte getal obligatiën.
Ten minste acht dagen vóór evengemelde tijdstippen moet
aan burgemeester en wethouders worden opgegeven, aan welke
der beide kantoren men de storting wenscht te doen en tot
welk bedrag.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1896.
3
Art. 8.
De rente gaat in voor de eerste serie op 1 October 1896
voor de tweede serie op 1 Januari 1897; voor de derde serie
op 1 Mei 1897 en voor de vierde serie op 1 Juli 1897.
Art. 9.
Op deze leening zal jaarlijks, voor het eerstin 1897, worden
afgelost ten minste twee percent van het aangenomen bedrag.
De raad behoudt zich voorhet restant der leening in ééns
af te lossen.
Art. 10.
De ter aflossing aangewezen obligatiën zijn betaalbaar op
den l8ten October van ieder jaar, of, zoo deze datum op een
Zondag invalt, den volgenden dag.
De April-coupon is betaalbaar op den lBfcen dier maand, of
zoo deze datum invalt op een Zondag of eenen algemeenen
christelijken feestdag, den volgenden dag.
De October-coupon is betaalbaar op den l*t*n dier maand,
of, zoo deze datum invalt op een Zondag, den volgenden dag.
De betaling der obligatiën en der coupons geschiedt aan de
kantoren, in de eerste alinea van art. 7 vermeld.
Art. 11.
De jaarlijksche aflossing geschiedt bij uitloting. De uitloting
heeft plaats in de maand Juli van ieder jaarin eene open
bare vergadering van burgemeester en wethouders.
De uitslag daarvan wordt in een of meer der in de gemeente
Leeuwarden uitkomende dagbladen alsmede in twee te Am
sterdam of elders verschijnende effectenbladen bekend gemaakt.
Op gelijke wijze wordt bekend gemaakt het besluit van den
raad tot algeheele aflossing van het restant der schuld.
Bij de ter aflossing aangeboden obligatiën moeten zijn ge
voegd de nog niet verschenen coupons met bijbehoorenden
talon.
Art. 12.
Aan kassiers en handelaars in effecten wordt percent pro
visie toegekend voor de door hen ingeschreven en aangenomen
sommen, te voldoen op daartoe in te dienen declaratie.
Art. 13.
De obligatiën en coupons, die niet binnen vijf jaren na den
termijn van aflossing en verschijning zijn aangeboden, worden
niet meer voldaanmaar komen ten voordeele van de ge
meente Leeuwarden.