Bijlage no. 5.
4 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1897.
Het verschil tusschen den aanslag volgens de school-
geldlijst en de uitkomst dezer berekening is het bedrag
der ontheffing of teruggave.
In het geval sub 2° wordt de ontheffing of teruggave
op gelijke wijze berekend, doch over liet getal volle weken,
dat de leerling de school niet heeft kunnen bezoeken.
Van het bedrag der verleende ontheffing ot teruggave
wordt den belanghebbende door burgemeester en wet
houders schriftelijk kennis gegeven.
Art. 8.
Deze verordening treedt in werking op den lsten
Januari 1898.
Met dat tijdstip vervalt het besluit tot heffing van
schoolgelden voor het onderwijs op de scholen van lager
onderwijs in deze gemeente, vastgesteld den 12 Mei 1881
en gewijzigd bij besluiten van 8 December 1881 8 De
cember 189122 Maart 1892 en 26 Januari 1897.
VERORDENING op de invordering van de
schoolgelden voor het openbaar lager
onderwijs.
Art. 1.
De hoofden der scholen van de eerste en tweede klasse
leggen in de eerste dagen der maand Januari van ieder
jaar een lijst aan van de op 1 Januari tot hunne school
behoorende leerlingen ingericht overeenkomstig het door
burgemeester en wethouders vastgesteld model.
In die lijst worden de in den loop van het jaar plaats
hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk
en nauwkeurig aangeteekend.
Art. 2.
Vóór den lOden Januari wordt door de hoofden der
scholen een door hen voor deugdelijk verklaard afschrift
van de in de eerste alinea van het vorig artikel bedoelde
lijst aan burgemeester en wethouders gezondenonder
overlegging van de in het vorige jaar aangehouden lijst.
Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaarwat
de veranderingen in de schoolbevolking betreft, wordt
vervolgens door hen vóór den 5den van iedere maand aan
burgemeester en wethouders ingediend.
Hebben in den loop eener maand geene veranderingen
plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen door een
negatief bericht.
Art. 3.
Burgemeester en wethouders doen uit de volgens het
vorig artikel ontvangen opgaven dadelijk na ontvangst
eene algemeene schoolgeldlijst opmaken en zenden die
na vaststelling, aan den gemeente-ontvanger ter invorde
ring van de daarin uitgetrokken bedragen.
Van het terbandstellen der lijst aan den gemeente
ontvanger geschiedt openbare kennisgeving.
Art. 4.
Na ontvangst van een schoolgeldlijst zendt de gemeente
ontvanger binnen veertien dagen een aanslagbiljet aan
de daarin voorkomende schoolgeldplichtigenwaarvan het
model door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.
Art. 5.
De schoolgelden, uitgetrokken op de lijsten, die in de
maanden Januari en Februari voor het dan loopende jaar
aan den gemeente-ontvanger ter invordering worden ge
zonden zijn vorderbaar in tien gelijke termijnen. De
eerste termijn vervalt den hatsten Februari en zoo ver
volgens den Jaatsten van iedere opvolgende maand één
termijn.
De schoolgeldenvoorkomende op lijsten die in de
maanden Maart tot en met November ter invordering zijn
verzonden, zijn vorderbaar in zooveel gelijke termijnen, als
j er na die toezending aan den gemeente-ontvanger nog
maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn ver
valt den laatsten dag van de maand, volgende op die,
waarin de toezending heeft plaats gehad, en zoo vervol
gens den laatsten van iedere opvolgende maand één termijn.
De schoolgelden, uitgetrokken op lijsten, die later aan
den gemeente-ontvanger ter invordering worden ter hand
gesteldzijn inééns vorderbaaréén maand na de ter
handstelling.
Art. 6.
Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen
termijnengeschiedt de invordering overeenkomstig de
voorschriften van de artt. 258 tot en met 262 der ge
meentewet.
In dat geval zijn burgemeester en wethoudersde
commissie van toezicht op het lager onderwijs gehoord
tevens bevoegdde toelating op de school van den leer
ling die het betreftin te trekken.
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking tegelijk met het
op heden vastgestelde heffingsbesluit en vervangt alsdan
de verordening op de invordering der schoolgelden voor
het onderwijs op de scholen van openbaar lager onderwijs
in deze gemeente, vastgesteld den 12 Mei 1881.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Co.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1897.
VOORSTEL van de commissie voor het ontwerpen
van strafverordeningen tot wijziging van
de verordening tot voorkoming, wering
en beteugeling van besmettelijke ziekten.
Aan den raad
der gemeente Leeuwarden.
Bij uw besluit van 23 Maart j.l. werd. om advies, in
onze handen gesteld een verzoek van de Vereeniging ter
bevordering van volksgezondheid alhier, van 19 Maart 1.1.,
tot wijziging van art. 1 der verordening tot voorkoming,
wering en beteugeling van besmettelijke ziekten, d.d. 31
Maart 1896 (Gemeenteblad 1896 no. 9).
Onze commissie kan zich met dit voorstel volkomen
vereenigen, als een noodzakelijk preventief werkend supple
ment van de maatregelen die in den laatsten tijd met
uwe instemming, zijn genomen tot wering van de scholen
van lijders aan een der in gemeld artikel aangeduido
niet gemakkelijk te constateerenbesmettelijke ziekten.
Met het oog op de door adressante terecht aangevoerde
noodzakelijkheid van eene spoedige totstandkoming der
voorgestelde wijziging, geven wij u in overweging, de
afkondiging van Uw besluit onmiddellijk te doen plaats
hebben, zoodat het met 1 Mei e.k. in werking is getreden.
Tegelijkertijd stellen wij u voor, de woorden „of aan
een der in art. 1 genoemde ziekten" uit art. 6 dier ver
ordening te doen vervallenze beperken onnoodig de
vrije beweging van aan een der in art. 1 opgenoemde
ziekten lijdende personen.
Voorgesteld ter raadsvergadering van 13 April 1897.
De raadscommissie voor het ontwerpen
van strafverordeningen
VAN HARINXMA.
A. DUPARC.
J. L. VAN SLOTERDIJCK.
J. C. MEIJER.
VAN KETWICH VERSCHUUR.
ONTWERP-VERORDENING tot wijziging der ver
ordening tot voorkomingwering en
beteugeling van besmettelijke ziekten.
De raad der gemeente Leeuwarden
overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat tot wijzi
ging van de verordening tot voorkomingwering en
beteugeling van besmettelijke ziektenvastgesteld bij
raadsbesluit van 31 Maart 1896 (Gemeenteblad no. 9);
gezien artt. 135, 161, 171 en 174 dor gemeentewet;
besluit
a. Art. 1 te lezen als volgt
Het is aan hoofden of bestuurders van scholen ver
boden kinderendie niet voorzien zijn van eene ver
klaring van een geneeskundige dat ze niet lijdende zijn
aan croupkinkhoest of eenige besmettelijke huid- of
oogziekte in hunne scholen toe te laten.
h. Uit art. 6 te doen wegvallen de woorden ,,of aan
een der in art. 1 genoemde ziekten".
c. Dit besluit zal onmiddellijk na zijne vaststelling
worden afgekondigd.
Aldus besloten enz.
Stoom Boek- en Steendrukkerij, van N. MIEDEMA Co.