4 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1897. Art. 13. Hijdie brandstoffen of licht brandbare voorwerpen heeftopslaat of doet opslaan binnen den afstand van O.G meter van een oven of stookplaats en binnen den afstand van 0.3 meter van een rookleiding, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 14. Hijdie een turfhoop, hooiblok of verzameling van andere licht brandbare stoffen in de open lucht heeft plaatst of doet plaatsen tenzij met vergunning van bur gemeester en wethouders en met opvolging van de door dezen aan de vergunning te verbinden voorwaarden wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 15. Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden wordt gestraft de houder van een magazijn of bergplaats van hooi of andere aan broeiing of zelfontbranding onderhevige stoffen: 1°. die niet gedoogt, dat deze stoffen worden onder zocht op de door burgemeester en wethouders te bepalen wijze en door personendoor dezen aan te wijzen 2°. die, na afloop van het sub 1°. bedoelde onderzoek, verzuimt of nalaatde door burgemeester en wethouders voor te schrijven maatregelen van voorzorg op te volgen en uit te voeren. Art. 16. Hij, die gedoofde kolen, van welken aard ook, ge brande boekweitdoppen of gebrand zaagsel geborgen houdt in een toestel, anders dan voorzien van een deksel, deur of schuif, alles van steen of metaalwordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 17. Ilijdie haardasch bergt of doet bergen anders dan in een gemetselde of metalen bak voorzien van een metalen deksel, deur of schuif, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 18. Hij die vuur, ongedekt op de openbare straat of in een open vaartuig plaatst of vervoert, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 19. Hij, die bij het verwerken van turf, brandhout, luci fers, hooi, stroo, riet, heide, vlas, hiede, lompen of andere licht brandbare stoffen tabak rookt of vuur gebruikt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 20. Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden wordt gestraft hij die in een bergplaats van in het vorig artikel genoemde stoften 1°. vuur of petroleum gebruikt; 2°. kunstlicht, anders dan door glas omgeven of in een gesloten lantaarn, gebruikt. Art. 21. I)e gezagvoeder van een vaartuiggeheel of gedeelte lijk beladen met petroleum of andere licht brandbare of ontplofbare oliën of stoftendiebij aankomst in de gemeente, niet onverwijld aan de politie kennis geeft, dat en hoeveel hij van deze oliën en stoffen aan boord heeftwordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 22. Hijdie tusschen zondergang en zonsopgang op een kade of walop of aan de openbare straatop het tot eenig gebouw behoorend erf of op eene te midden van gebouwen of op een afstand van minder dan vijfentwintig meter van gebouwen gelegen plaats oliën of stoften als in het vorig artikel zijn genoemd of ledige teer- of petroleumvaten heeft liggenlegt of doet leggen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geld boete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 23. Hij, die oliën of stoffen, als zijn genoemd in art. 21, laadt of doet ladenlost of doet lossen anders dan tus schen zonsopgang en zonsondergang, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 24. Hijdie een vaartuig gebruikt tot bewaarplaats van oliën of stoften, als zijn genoemd in art. 21, wordt ge straft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geld boete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 25. De gezagvoerder van een vaartuig, geheel of gedeel telijk beladen met oliën of stoften, als zijn genoemd in art. 21, die dit niet ten allen tijde op aanwijzing van de politie verhaalt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 26. Hijdie den toegang naar de bewaarplaats van een brandspuit of van een ander brandbluschmiddel belemmert, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 27. Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden wordt gestraft 1 hijdie een doorgaande steeg afsluit anders dan met een slot, waarop de bij den opperbrandmeester be rustende keizersleutel past; 2°. hijdie den toegang tot en den doorgang van zoodanige steeg op eenigerlei wijze verspert of belemmert. De eigenaarsgebruikers of beheerders van de aan deze stegen gelegen gebouwen zijn verantwoordelijk voor het opvolgen van het voorschrift sub 1°. Art. 28. Hij, die zich op het bij brand afgezette terrein begeeft, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Dit verbod is niet van toepassing op 1°. de eigenaars, bewoners, gebruikers, of boheerders van de op het afgezette terrein gelegen gebouwen of erven 2°. de naaste bloed- en aanverwanten van de bewoners der sub 1° bedoelde gebouwen; 3°. den Commissaris der Koningin in de provincie Bijlage tot hot verslag der handelingen van den gomeentcraad te Leeuwarden 1897 5 4°. de leden van het dagelijksch bestuur der gemeente 5°. de personenbehoorende tot de brandweer 6°. de ambtenaren en beambten van justitie en politie 7°. hen, wien door den burgemeester verlof is gegeven, zich op het afgezette terrein te begeven. Art. 29. Hijdie brandhaken gebruikttenzij op last van den burgemeester wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 30. Hijdieniet tot de brandweer behoorendeeen brandbluschmiddel in werking brengt, een reddingstoestel gebruikt of zich daarmede inlaat, tenzij op last van den burgemeesterwordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfen twintig gulden. Art. 31. Hijonder wiens bewaring bij brand goederen zijn ge komen, die hiervan niet binnen vier en twintig uren aan den commissaris van politie opgave doet wordt ge straft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden. Art. 32. Hijdiehetzij voor zichzelven hetzij voor of namens anderen openbare vermakelijkheden houdtanders dan in localiteiten die voldoen aan de voorschriften vervat in de artikelen 33, 34, 35, 36 en 37 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 33. Indien de in het vorig artikel bedoelde localiteiten door gaslicht worden verlichtmoeten ze zijn voorzien van zooveel gasmetersals door burgemeester en wethouders wordt bepaald. De plaatsing dezer gasmeters geschiedt mede op hunne aanwijzing. Art. 34. In schouwburgen, schouwburg-, paardrijders- en andere kermistenten moeten ten allen tijde aanwezig zijn ten minste één extincteur en zooveel andere brandbluschmid- delen en brandkranen als burgemeester en wethouders noodig oordeelen. Gedurende den tijddat in de in dit artikel bedoelde schouwburgen en tenten voorstellingen plaats hebben moet achter het tooneel of op zoodanige andere plaats als door burgemeester en wethouders wordt aangewezen ten minste één man van de gemeentelijke brandweer aanwezig zijn. Zijne belooning komt ten laste van de in art. 32 vermelde personenvolgens een door burgemeester en wethouders vast te stellen tarief. Art. 35. De boven- en zijlichten voor het tooneeldecoratiefbe nevens de voetlichten in de in art. 32 bedoelde locali teiten moeten door middel van ijzergazen of andere metalen omhulsels zijn beschermd. Bovenlichten, op korteren afstand dan 0.75 meter onder houten vloeren of andore brandbare voorwerpen aange bracht, mogen niet beweegbaar zijn en moeten met plaat ijzer of zink zijn bekleed. Art. 36. De toegangs- of gemeenschapsdeuren in de in art. 32 bedoelde localiteiten moeten steeds van iedere belemme ring worden vrijgehouden en naar buiten opendraaien. Art. 37. Van het oogenblik waarop de in art. 32 bedoelde lo caliteiten voor de bezoekers worden opengesteldtotdat zij die hebben verlatenmoeten in de voor dezen be stemde ruimtein de foyersin de koffiekamersin de gangen en in de corridors dezer localiteiten op de door burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsen goed lichtgevende patentolielampen of van helder brandende kaarsen voorziene lantaarns branden. Op de wanden in de onmiddellijke nabijheid dezer lampen of lantaarns moet de weg naar den naastbijzijnden uitgang duidelijk geschilderd zijn aangewezen. Art. 38. Hijdie in een der toegangen en doorgangen in de in ait. 32 genoemde localiteiten eene staanplaats aan wijst of inneemt, of een losstaande stoel, krukje, bank of eenig ander den doorgang belemmerend toestel plaatst, of plaats neemt op zoodanige stoelkrukjebank of toestelwordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 39. Hijdie op of achter het tooneel petroleum brandt of in eenig licht- of kooktoestel voorhanden heeft, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geld boete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 40. De in art. 32 genoemde personen, die nalaten of ver zuimen, bij het gebruik, in de daar bedoelde localiteiten, van vuurvuurwerk of andere stoffendie bijzonder brandgevaar kunnen opleveren, de voorzorgsmaatregelen in acht te nemen', die door burgemeester en wethouders worden voorgeschrevenworden gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 41. Hij, die in de zaal, op het tooneel, in do kleedkamers of in de magazijnen van de in art. 32 bedoelde locali teiten vuur stookt of doet stokentenzij met vergunning van burgemeester en wethouders en met opvolging van de door dezen aan de vergunning te verbinden voor waarden wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. Art. 42. Met geldboete van ten hoogste vijftien gulden worden gestraft 1°. de in art. 32 genoemde personen, die niet ge- doogendat een uittreksel dezer verordeningzoover betreft de artt. 32 tot en met 41op de door burge meester en wethouders aan te wijzen plaatsen van hun nentwege worde aangeplakt of opgehangen 2°. hij. die dit uittreksel wegneemt, verplaatst, on leesbaar of onzichtbaar maakt. Art. 43. Onder de uitdrukking straat of openbare straat zijn in deze verordening begrepen alle voor ieder toegankelijke straten bruggen grachten slooten trottoirsstoepen goten stegen pleinen wallen wegenwandelplaatsen plantsoenen, open plaatsen of sloppen binnen de gemeento.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1897 | | pagina 32