Bijlage no. 7. 6 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1897. Art. 44. De bepalingen van de artt. 1, 23,4,5,6 sub 1°, 2°, 3°, 4" eu 5°, 8 sub 2° en 9 zijn niet van toepassing ten aanzien van gebouwen of inrichtingenwaarvan wordt aangetoond, dat zij vóór den 12 Mei 1897 in den verboden toestand waren gebracht. Art. 45. In bijzondere omstandigheden kan door burgemeester en wethouders vrijstelling worden verleend van de be palingen van de artikelen 5 sub 2° en 3° lett. c, 8 sub 1°, 12 sub 2°, 17, 22, 23 en 34, 2e lid. Art. 46. Ten aanzien der tot gevangenis dienende gebouwen kan door burgemeester en wethouders vrijstelling van de bepalingen dezer verordening worden verleend. Art. 47. De zorg voor de naleving dezer verordening wordt opgedragen aan de beambten van politie, aan den direc teur en de opzichters der gemeentewerkenaan den opperbrandmeester en aan de brandmeesters. Hun wordt de last verstrekt, tot dat einde de woningen der ingezetenen, hun ondanks, binnen te treden, mits daarbij worden in acht genomen de voorschriften der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad no. 83). De uitvoering van dezen last mag ten allen tijde ge schieden. Onder de uitdrukking „openbare macht", voorkomende in art. 446 van het Wetboek van Strafrecht, worden voor de toepassing dezer verordening, behalve de burge meester, verstaan de opperbrandmeester en de brand meesters. Art. 48. Met het in werking treden dezer verordening is ver vallen de verordening tot voorziening tegen on bij brand, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 Maart 1885 (Gemeen teblad no. 7), gewijzigd bij raadsbesluiten van 16 Augus tus 1887 (Gemeenteblad no. 18), van 11 Augustus 1891 (Gemeenteblad no. 18), van 24 October 1893 (Gemeen teblad no. 20), van 28 November 1893 (Gemeenteblad no. 29) en van 31 Maart 1896 (Gemeenteblad no. 8.) Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Co. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1897. 1 VOORSTEL van burgemeester en wethouders om aan de Nederlandsche Tramweg maatschappij, gevestigd te Utrecht, concessie te verleenen tot het aanleggen en exploiteeren van een stoomtramweg naar Stiens. Mijne IIeer en In uwe vergadering van 8 December 1896 werd om bericht en raad in onze handen gesteld een adres van den heer S. Hamelinkdirecteur der Nederlandsche Tramwegmaatschappijte Heeronveen d.d. 27 November 1896waarbij hij verzoekt om voor een aan te leggen stoomtramweg van Leeuwarden naar Stiens gebruik te mogen maken van de bermen van den weg der gemeente. Wij hebben omtrent dat adres het advies ingewonnen van den directeur der gemeentewerken en van de com missie voor openbare werkenaan welks oordeel tevens werden onderworpen de door den directeur gemaakte voor waarden en bepalingen, die naar zijne meening aan eene te verleenen concessie zouden moeten worden ver bonden. Uit de betrekkelijke missives blijkt, dat de commissie, zoowel als de directeur, in het algemeen voor het ver leenen der gevraagde concessie gunstig zijn gestemd. Ook wij achten het in het belang der gemeentedat het verzoek worde toegestaan, al moge er dan ook, naar het schijntnog geen uitzicht bestaan dat de tramweg dadelijk tot Stiens zal kunnen worden doorgetrokken. Wij hebben gemeend ook den adressant te moeten hooren over de vast te stellen voorwaarden. Wij zouden dan vrij zeker zijndat onze voorstellen van die zijde geene bezwaren zouden ontmoeten. Wij moeten intusschen doen opmerken, dat het verzoek, zooals het daar ligtonvolledig is. Immersvoor do exploitatie van een tramweg naar Stienswaarbij do bedoeling tevens is aansluiting aan den Staatsspoorweg is het niet voldoende alleen vergunning te verleenen voor het leggen van rails in de bermen van den wegmaar moet de vergunning zich ook uitstrekken tot het gebruik van gemeentegrond van af het spoorwegstation tot buiten de voormalige Vrouv. enpoort. In elk geval kwam het ons wenschelijk voor, tegelijk ook voor dat gedeelte van het traject bepalingen en voorwaarden te doen vaststellen. Naar aanleiding van het vorenstaande hebben wij de eer u voor te stellen 1. aan de Nederlandsche Tram wegmaatschappijge vestigd te Utrecht, concessie te verleenen tot het aanleg gen en exploiteeren van een stoomtramweg tusschen het station van den Staatsspoorweg alhier en den grens der gemeente bij„De Groote Bontekoe" aan het einde van den Stienserweg 2. daarvoor vast te stellen de hierbij overgelegde concept-voorwaarden en bepalingen. Voorgesteld ter raadsvergadering van den 27 April 1897 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden J. TROELSTRA loco-Uurgemeesler. P. A. BERGSMA Secretaris. CONCEPT-VOORWAARDEN te verbinden aan eene concessie tot aanleg en exploita tie van een stoomtramweg tusschen het station van den Staatsspoorweg en den grens der gemeente bij „De Groote Bontekoe". Art. 1. De gemeente Leeuwarden verleent, voor zoover haar betreftaan de Nederlandsche Tramwegmaatschappij ge vestigd te Utrechtonder directie van den heer Simon Hamelinkconcessie tot het aanleggen en exploiteeren van een stoomtramweg van het station van den Staats spoorweg door de Sophialaan langs de Willemskade Z.Z., over eene te maken brug over de Harlingervaartdwars over den Weslersingellangs den Harlingersingel en den Stienserweg, tot aan de grens tusschen de gemeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeel en eene zijtak van den Harlingersingel in de richting van den Marssumer straatweg. Art. 2. De bovengenoemde concessie wordt verleend voor den tijd van 50 achtereenvolgende jaren te rekenen van den dag, waarop do concessie door den concessionaris zal zijn aanvaardbehoudens do gevallen van geheele of gedeeltelijke intrekking vervallenverklaring of schorsing in de volgende artikelen bepaald. Art. 3. Tijdens den duur der concessie wordt den concessio naris toegestaan om de rails en leggers in den openbaren gemeentegrond te hebben volgens de door burgemeester en wethouders goedgekeurde plannen. Art. 4. Door de zorg en voor rekening van den concessionaris wordt eene nieuwe ijzeren draaibrug gemaakt over de Harlingervaart, met gemetselde landhoofden, pijler, rem- mingwerk enz.welke brug minstens tien meter meer westwaarts geplaatst moet worden dan de bestaande terwijl het den concessionaris vrij staat ze ook zuidelijker te plaatsen, maar niet meer dan tot dat ze in het ver lengde van de Willemskado komt. Het doorstroomingsprofil van de nieuwe brug mag niet minder zijn dan dat van de bestaande brug. Zij moet ééne doorvaartsopening van 9 meter of twee doorvaartsopeningen elk van zeven meter verkrijgen. In de verbinding van de nieuwe brug met de Willems kade over de door bovengenoemde verschuiving te ontstane ruimtemoet worden voorzien door eene vaste brug of door een ter weerszijden van kaden voorzienen dam. Voor de doorvaartshoogte wordt bepaald, dat die over minstens 5 meter breedte 1.50 M' boven Fr. Z. P. moet bedragen, 't zij aan de vaste, 't zij aan de beweeg bare brug. De overige doorvaartsopeningen moeten minstons 1.20 M'. boven Fr. Z. P. hoog zijn. De brug moet 6 meter breedte hebbenwaarvan twee meter voor trottoirs zijn ingericht en eene zesvoudige zekerheid bieden voor stoomtramverkeerwaarin spoor wagens beladen met 10.000 kilo vervoerd worden. Waar het aan burgemeester en wethouders noodig voor komt zullen soliede en nette ijzeren leuningen moeten worden gemaakt. De oude brug met landhoofden, pijler en verdere toebehoorenals ook de fundeeringen enz. moeten geheel worden verwijderdkomende do afbraak ten voordeele van den concessionarisdie tevens voor de nette en soliede aansluiting van de omringende kaden aan de nieuw te maken brughoofden moet zorg dragen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1897 | | pagina 33