SPI
Bijlage no. 9.
V-
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1897.
1
RAPPORT van de commissie van toezicht op
de scholen van middelbaar onderwijs te
Leeuwarden, betreffende de opheffing
van de burgerdagschool aldaar en tot
oprichting van eene school voor voort
gezet en meer uitgebreid lager onder
wijs met 3-jarigen cursus.
No. 756.
Leeuwarden, 5 Juni 1897.
In voldoening aan den wenschte kennen gegeven in
uw schrijven van 2 Maart 1897 no. 85/310 heeft onze
commissie naar aanleiding van het eervol ontslag, aan
den heer F. H. Scheffelaar Klots als leeraar aan en
directeur van de burgerdag- en avondschool verleend
de vraag overwogen of dit ontslag ook aanleiding kon
geven tot het aanbrengen van wijzigingen in den tegen-
woordigen toestand dezer inrichting.
Wij hebben de eer, u het volgend verslag aan te bieden
van onze gedachtenwisseling over dit onderwerp, en deelen
u daarbij mede, dat wij dit verslag, toen het in ontwerp
gereed lagvoorzoover het de burgerdagschool betreft
aan de commissie van toezicht op het lager onderwijs
hebben toegezonden met verzoek, daarvan kennis te willen
nemen en enkele leden te willen aanwijzen om den inhoud
daarvan met onze commissie te bespreken.
In eene conferentie welke wij daarop hebben gehad
met de heeren prof. dr. C. P. Burger, dr. E. O. Houtsma
en dr. J. Ariëns Kappersdaartoe aangewezen door de
commissie van toezicht op het lager onderwijswaarbij
in hoofdzaak geheele overeenstemming tusschen beide
eommissiën bleek te bestaanzijn nog enkele wijzigingen
en aanvullingen in het verslag aangebracht naar de ge
maakte opmerkingen.
Het is bekenddatterwijl volgens de wet op het
middelbaar onderwijs in elke gemeente boven 10000
zielen eene burgerdag- en avondschool moest zijn opge
richtLeeuwarden de eenige plaats in het land is, waar
zoodanige school is opgericht en nog bestaat.
Volgens de wet waren die scholen bestemd voor aan
staande ambachtslieden en landbouwers. Te Leeuwarden,
dat geene plattelandsgemeente is, moest die school altijd
volgens de bedoeling der wet hoofdzakelijk dienen voor
den aanstaanden ambachtsman.
Intusschen is al spoedig overal in het land gebleken
dat de jongeliedendie later een ambacht wilden be
oefenen aan ander onderwijs behoefte hadden dan de
burgerdagschool gaf.
Er werden ambachtsscholen in het leven geroepen in de
eene stad na de andere, en, naarmate op die wijze voor
zien werd in het onderwijs der aanstaande ambachtslieden
van hun 12e of 13e jaar af, werd meer en meer vrij
stelling gevraagd van de verplichting tot het houden eener
burger-dagschool.
Ook hier is reeds jaren geleden eene praktische am
bachtsschool opgericht, die vervolgens tot eene theoretische
en praktische ambachtsschool is uitgebreid en thans in
werkelijken bloei verkeert, terwijl zij door subsidiën van
het rijk, do provincie en de gemeente en tal van particu
liere bijdragen haar bestaan meer en meer verzekerd ziet.
Reeds korten tijd na de oprichting der ambachtsschool
is dezerzijds in een aan u uitgebracht rapport het denk
beeld in overweging gegeven, om in stede van de burger
dagschool eene burgerschool met drie-jarigen cursus op
te richten.
Dat plan is evenwel op verschillende bezwaren afge
stuit. Thans nu de heer Scheffelaar Klots, na van de
oprichting af aan het hoofd van de burgerdag- en avond
school te hebben gestaanals directeur gaat aftreden
vraagt men zich opnieuw af, of de school en wel in de
eerste plaats de dagschool beantwoordt aan hare bestem
ming. Het aantal leerlingen is steeds zeer beperkt ge
bleven meer dan een vijftigtal werd op do dagschool
niet gevonden. Na de oprichting der ambachtschool is
dat aantal ook niet van beteekenis verminderd. Dat ge
mis aan leerlingen valt opals men weetdat in de
hoogste klassen van de andere openbare lagere scholen
in deze gemeente steeds eene overbevolking wordt aange
troffen doordat de ouders ongaarne de leerlingen laten
vertrekken als zij den cursus hebben afgeloopen, en er
steeds op aandringen hunne knapen nog een jaar of langer
in de hoogste klasse te willen houden.
In verband daarmede stemt het volgende feit tot na
denken. Te Groningen heeft men, toen vrijstelling was
verleend van het houden eener burgerdagschool eene
hoogere burgerschool met 3-jarigen cursus opgericht en
tegelijk eene school voor herhalings- en voortgezet onder
wijs met een 2-jarigen cursus. Deze laatste school, die
voornamelijk de burgerdagschool verving, telt thans meer
dan 400 leerlingen.
Vergelijkt men dit cijfer met de bevolking der burger
dagschool, dan moet men het betreuren, dat de niet on
belangrijke kosten, die deze school elk jaar van de ge
meente eischt, aan zoo weinigen ten goede komen.
De vraag rijst, of het leerplan der school wel doelmatig
is en beantwoordt aan de behoeften der leerlingen.
Ons oordeel is daaromtrent niet gunstig.
De jongens, die op deze school komen, zijn ons telkens
voorgekomen niet genoeg onderlegd te zijn om middel
baar onderwijs te ontvangen. De leerlingen, die op de
rijks hoogere burgerschool voor jongens en op de middel
bare school voor meisjes worden toegelaten, hebben min
stens reeds twee jaren onderwijs in de Fransehe taal ge
had, die, welke op de school van den heer Boersma in
de 7e klasse komen, minstens reeds een jaar onderwijs in
dezelfde taal genoten. Zij zijn dus voorbereid om dan met
eene tweede vreemde taal te beginnen en kennen ook
het Nederlandsch reeds beter door de vergelijking met
eene vreemde taal. Dat in het algemeen de jongens, die
op de burgerdagschool komen, achterstaan in ontwikkeling
bij de bovengenoemde leerlingen, volgt daaruit reeds van
zelf. Immers de aard der burgerdagschool veroorlooft
geene aansluiting aan en dus geene onmiddellijke voort
zetting en uitbreiding van het gewoon lager onderwijs.
Ware dit een verschijnsel, dat zich alleen in onze gemeente
voordoet, men zou dan allicht de hoop kunnen uitspreken,
dat het openbaar lager onderwijs hier ter stede zich wat
meer mocht verheffen om zoo op den duur de leemte
tusschen lager en middelbaar weg te nemen, maar wij
zijn overtuigd, dat het verschijnsel algemeen is en zeker
mede een der oorzaken, waarom in alle groote gemeenten
de burgerdagscholen verdwenen zijn. En als b.v. prof.
Huizinga in eene gemeenteraadszitting te Groningen wijst
op de slechte aansluiting van het lager onderwijs aan dat
der burgerdagschool, dan bevestigt hij daarmede de onder
vinding, die de commissie van toezicht jaar op jaar heeft
opgedaan.
Wij gevoelen echter, dat het niet aangaat op de ge
meentescholen der 2e klasse b en op die der 3e klasse
ook eene vreemde taal te doen onderwijzen.
Dat beletsel in de voorbereiding blijft dus bestaan.
Terwijl nu op de hoogere burgerschool de jongens in
de 3e klasse eerst met natuurkunde, in de 4e met schei
kunde en met werktuigkunde beginnenbeginnen de
jongens op de burger-dagschool in de le klasse, alzoo op
hun 12e jaar met 2 uren natuurkunde en 2 uren natuur
lijke historie in de week en in de 2e klasse op hun 13e
of 14e jaar, met werktuigkunde en met scheikunde,
waarin zij dan gedurende één jaar les ontvangen.
Terwijl zij reeds onvoorbereid op te jeugdigen leeftijd
met die leervakken moeten beginnen, ontvaugen zij boven
dien in de 2e klasse één uur in de week les in staat
huishoudkunde, een vak, dat aan de hoogere burgerschool
eerst in de 4e klasse wordt onderwezen.