Bijlage no. 10.
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1897,
1
MISSIVE van den District-Schoolopziener
houdende advies omtrent de oprichting
van eene school voor voortgezet en
meer uitgebreid lager onderwijs en
nader bericht hierop van de Commissie
van toezicht op de scholen van middel
baar onderwijs.
Leeuwarden, 17 Juni 1897.
No. 250.
Schrijven d.d. 14 Juni j.l. no. 85 819.
Burgerdagschool.
Bij de terzijde aangehaalde missive werd mij verzocht
mijn oordeel te willen mededeelen over de oprichting van
eene school voor voortgezet en meer uitgebreid lager on
derwijs en over hot plan van inrichting dezer school, voor
het geval tot opheffing van de Burgerdagschool mocht
worden overgegaanovereenkomstig het voorstel van de
Commissie van Toezicht op de scholen van middelbaar
onderwijs alhier.
Teneinde aan dit verzoek te voldoen, meen ik het best
te handelen door achtereen volgens de vragen te beantwoorden,
welke bij de behandeling van deze zaak als van zelve
oprijzen.
1°. De eerste vraag „moet eene andere school voor de
op te heften burgerdagschool in de plaats komen, of kan
misschien gemeenteschool no. 4 in de behoeften van de
leerlingen van 13—15 jarigen leeftijd uit de kloine bur
gerij voldoende voorzien vindt, naar mijne opvatting,
haar antwoord in het feit, dat bij den aanvang van dezen
cursus gemeenteschool no. 4 in het 7e leerjaar 70, in het
8e leerjaar 44 en in het 9e leerjaar 15 leerlingen telde
welke getallen in den loop van het jaar zijn verminderd
tot 6033 en 7 a 9 leerlingen.
Vermeerdering hiervan met de 40 a 50 leerlingen,
die, zooals uit het rapport is op te maken, gemiddeld de
Burgerdagschool bezoeken en waarschijnlijk in het 7o en
8e leerjaar van gemeenteschool no. 4 zouden moeten
plaatsnemenis onmogelijk. Reeds nu behoorden in deze
school meerdere parallelklassen te worden opgericht, daar
een getal van 30 leerlingen voor eene klasse van U. L. O.
wel als maximum moet worden aangenomen.
Meerdere localiteit is echter aan deze school niet be
schikbaar.
Een ander on nr. i. nog gewichtiger bezwaar
tegen de combinatie is ditdat al die jongelieden voor
hunne toekomstige loopbaan in dezelfde richting worden
gedreven.
De school van den heer Boersma is door haar leerplan
meer aangewezen voor aanstaande klerken, kleine koop
lieden onderwijzers enz. de meeste tijd wordt daar aan
de letterkundige vakken besteedwaardoor voor de wis-
en natuurkundige vakken en teekenen weinig tijd be
schikbaar blijft.
Toch zijn er, en zeker ook te Leeuwarden, vele jonge
lieden, voor wie om aanleg en bestemming juist de kennis
van laatstgenoemde vakken het wenschelijkst is te achten.
Naast den aanstaanden winkelier of bureau-beambte mag
zeker de aanstaande opzichter bij gemeentewerken of den
waterstaat, in de fabriek of werkplaats, de aannemer, de
klein-industrieel, directeur cener boterfabriek enz. wordon
geplaatst.
Ook deze jongelieden moeten met de weinige jaren, die
hun na het verlaten der lagere school voor uitgebreid of
voortgezet onderwijs gegeven zijn woekeren, willen zij
later in do maatschappij vooruitkomen.
Eene inrichting voor uitgebreid en voortgezet onderwijs
naast de hoogste klassen van gemeenteschool no. 4 en
naast do ambachtsschool komt mij dan ook noodzakelijk voor.
De behoefte aan dit onderwijs zal zich hoe langer zoo
moer doen gevoelen, omdat het getal ouders, die het be
lang van goed onderwijs voor hunne kinderen beseffen en
zich daarvoor opofferingen willon getroosten, steeds toe-
nemonde is en bovendien de bevolking alhier, al is het
langzaam, aangroeit.
2°. De tweede vraag, welke door de commissie op m.i.
afdoenden grond beantwoord is, is deze
Moet de op te richten school tot het uitgebreid lager
of middelbaar onderwijs worden gebracht
Daar de school behoort aan te sluiten aan het gewoon
lager onderwijs, hare leorlingen van 12-, 13-jarigen leeftijd
geen voorbereidend onderwijs zullen hebben ontvangen
do cursus een twee- of ten hoogste een driejarige zal
worden en het getal onderwijzers dientengevolge zeer
beperkt zal zijnbehoort m. i. de op te richten school
het karakter van uitgebreid lager onderwijs te dragen.
3°. Moet de cursus twee- of driejarig zijn
De ervaring, met gemeenteschool no. 4 opgedaan, moet
m.i. er toe leiden haar, althans aanvankelijk, tweejarig
te maken. De klasse der bevolking, waaruit zij hare be
volking zal moeten recrutecren, zal waarschijnlijk dezelfde,
zeer zeker niet welvaronder zijndan diewelke hare
kinderen naar gemeenteschool no. 4 zendt. Het 9e leer
jaar is daar in verhouding tot de andere klassen zeer
slecht bezetde meesten verlaten de school reeds met
het 8e leerjaardit verschijnsel wijst er m.i. op, dat
deze klassen in den regel hunne kinderen nog 2 jaren
van het voortgezet en uitgebreid onderwijs kunnen laten
profiteeren.
Deed zich de behoefte aan uitbreiding gevoelen dan
zou later een derde leerjaar aan de school kunnen worden
toegevoegd.
4". Hoe moet het leerplan worden ingericht?
Deelt men mijne meeningdat het niet wenschelijk is
de leerlingen van deze school denzelfden weg op te drijven
als dio van de school van den heer Boersmadat hunne
bestemming een andere moet zijn, dan zal in dit leerplan
geheel de nadruk moeten worden gelegd op de wis- en
natuurkunde en het teekenen. Is het leerplan voor ge
meenteschool no. 4 ingericht voor den aanstaanden kleinen
winkelier, den bureau-beambte, hier zal het uitgebreid
lager onderwijs moeten worden gegeven aan don aan
staanden klein-industriöel, toekenaar, bouwkundige, fabrieks-
opzichter enz. en tegelijkertijd voorbereidend onderwijs
zijn voor technische vakscholen als zuivelschool, tuinbouw
school enz. Misschien zullen enkele leerlingen na afloop
van den cursus de practische ambachtsschool bezoeken.
Met de Commissie acht ik het gowenschtook de be
ginselen der Hoogduitsche taal in het programma op te
nemen het „made in Germany" moge enkele der meer
door de fortuin begunstigde leerlingen er toe brengen nog
eene Duitsche vakschool, b.v. voor uurwerkmaken, goud-
smedonklein-metaalwaren-industriete bezoeken, in af
wachting van de oprichting daarvan in ons land.
Van het te geven onderwijs zou dus het leeuwendeel
moeton toevallen aan teekenen, reken-, stel- en meetkunde,
natuurkundeNed. Taal on Duitsch.
5°. Welk schoolgeld moet worden geheven
Naar mijne meening zou men deze school als gelijk
waardig aan de hoogste klassen van gemeenteschool no. 4
moeten beschouwen de eene den geheelen nadruk leg
gende op de technische, de andere op de letterkundige vak
ken. Het schoolgeld zou dan ƒ18,/9 en nihil moeten
bedragen de kosten der leermiddelen zouden echter ge
heel ten laste der gemeente blijven.
6°. Zou de school een voldoend aantal leerlingen
trekken
Daar de klassen m. i. ton hoogste 30 leerlingen zouden
belmoren te tellen, zou het cijfer van 50 a 60 leerlingen
zeker hoogst voldoende mogen heeten. Of het bereikt zal
worden, hangt voor een groot deel af van de onderwijzers.
„Mijn jongen moet nog wat leerenzegt de vader
waarheen hij hem zenden zalwordt bepaald door het
vertrouwendat in den onderwijzer wordt gesteld.