2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1897.
Misschien werd gemeenteschool no. 4 dan eenigszins
ontlastwat een voordeel voor deze school zou zijn.
7°. Hoeveel personeel zou aan de school moeten wor
den verbonden
Behalve de heeren Bubberman, Baron en Huizinga
zouden (vak j buiten rekening gelaten) aan de school
moeten worden aangesteld een Hoofd met akte wiskunde
en een onderwijzer met hoofdakte en akte Duitsch.
Ik vermoed, dat de laatste zinsnede van art. 7 der wet
op het L. O. den drie eerstgeuoemden leeraren veroorlooft
hunne lessen aan de nieuwe Burgerschool voort te zetten.
Het hoofd der school (bij voorkeur met akte M. 0.)
zou dan het rekenen algebra en meetkunde met circa
10 uren in de eerste klasse en 10 uren in de 2e klasse,
als mede 2 uren natuurkunde in de le klasse (totaal 22
uren) voor zijne rekening hebben, de onderwijzer onge
veer hetzelfde getal voor de Ned. taal, Duitsch, schrijven,
geschiedenis en aardrijkskunde. Voor het teekenen zouden
(in overleg met een deskundige geraamd) 6 uren in de
le klasse en 8 uren in de 2e klasse beschikbaar moeten
worden gesteld. Het getal schooluren zou dan voor elke
klasse 30 a 32 per week bedragen.
8°. Hoe groot zou het kostenbedrag worden
Voor de jaarwedde van het Hoofd der school, belast
met het onderwijs in de wiskundige vakken, zou m. i. op
1400 a 1500 -f- 350 voor vrije woning, voor die
van den klasse-onderwijzer met hoofd-akte en akte Duitsch
op 800 ƒ900 met periodieke verhooging tot ƒ1100,
moeten worden gerekend.
Voor de 14 uren teekenen zouden 750 voor de
4 uren natuurkunde in de 2e klasse 400 a 500
moeten worden uitgetrokken. Stelt men de andere uitgaven
op 700, dan zouden de kosten dezer school na aftrek
der schoolgelden en het rijks-subsidie, waarschijnlijk de
4000 niet overschrijden.
Zou de Burgeravondschool in dier voege kunnen worden
gewijzigddat hare hoogste klasse geheel aansloot aan
deze Burgerschool voor D. L. O.dan stel ik mij voor
dat de kennis harer leerlingen voor de wis- en natuur
kundige vakken en teekenen, niet zou behoeven achter te
staan bij die van de leerlingen eener Hoogere Burger
school met driejarigen cursus.
De Schoolopziener in het district
Leeuwarden
C. J. PRAKKEN.
Aan
heeren Burgemeester en Wethouders
van
Leeuwarden.
Leeuwarden, 2 Juli 1897.
No. 759.
In voldoening aan uwe missive van 28 Juni 1897, no.
85/891 hebben wij de eer hierbij aan uw college te doen
teruggaan het advies van 17 Juni 1897, door den heer
schoolopziener in het district Leeuwarden aan het ge
meentebestuur uitgebracht, naar aanleiding van het advies
onzer commissie betreffende opheffing der burgerdagschool
en andere maatregelen daarmede in verband staande, en
hebben wij verder de eer, naar aanleiding van de denk
beelden in dat stuk ontwikkeldvoorzoover zij van den
inhoud van ons advies op enkele punten afwijkennader
het volgende aan uw oordeel te onderwerpen.
Ook bij onze commissie bestond aanvankelijk de wensch
ommet het oog op de vakkendoor den heer school
opziener genoemd, zooals opzichters, bouwkundigen enz.,
in het leerplan der nieuw in te richten school meer over
wicht te leggen op natuur- en wiskunde en het teekenen.
Wij zijn daarvan echter teruggekomen. Zij, die de genoemde
vakken kiezenzullen als vanzelf op de ambachtsschool
hunne speciale vorming daarvoor zoeken. Op de school
voor voortgezet en meer uitgebreid lager onderwijs, welke
wij noodig achten, komen leerlingen van allerlei toekomst
en men zoude aan de meesten te kort doenzoo men
voornamelijk met het oog op enkele groepen de school
inrichtte. Aldus is de zaak ook in Groningen begrepen
en wij meenen dan ook dat de op te richten school
evenals de gemeenteschool onder het bestuur van den
heer Boersma, moet strekken voor de algemeene ontwik
keling der jongens van 12 tot 15 jaren. De eene zoowel
als de andere school brengt de jongelieden tot aan het
begin van hunne vakstudiedoch levert hen dan veel
beter ontwikkeld en voorbereid af, dan wanneer zij dadelijk
van de lagere school in eene praktische leerschool over
gingen.
Uitgaande van die beschouwing zijn wij van oordeel
dat teekenen zoowel als wis- en natuurkunde een deel
van het programma moeten uitmakendoch niet een
overwegend deel, en dat het raadzaam is nader met het
aan te stellen hoofd der school de samenstelling van het
programma te bespreken.
Moet de cursus twee- dan wel driejarig zijn
Ook over die vraag heeft onze commissie in bestand
gestaan. Wij hebben ons verklaard voor den driejarigen
cursus en meenen daarbij te moeten blijven.
Wordt de cursus tweejarig, dan moet de tweede vreemde
taal vervallen wat wij voor veel jongens zeer zouden
betreuren, 't Is waardat de 9e klasse bij den heer
Boersma vooral tegen het einde van den jaargang zwak
bezet is. Dit heeft echter eene bizondere redenn.l. dat
in April zoo velen overgaan naar de normaallessen. Juist
van de nieuwe school hopen wijdat de leerlingen meer
geheel verschillende kanten zullen uitgaanzoodat dan
dat verschijnsel niet te wachten is. Overigens komt het
op alle scholen voor, dat de hoogste klassen minder sterk
bezet zijn. Daar echter vindt men dan veelal ook de beste
leerlingendie de studie het verst doorzetten. Men mag
dan toch die klassen niet sluitenomdat het aantal der-
zulken minder groot is.
Een woord ten slotte over het schoolgeld.
Zal de nieuwe school ook voor de minder gegoede
klassen eene algemeene vorming bereikbaar maken, gelijk
de gemeenteschool van den heer Boersma die openstelt
voor de burgerijdan mag het schoolgeldnaar ons oor
deel niet hooger worden opgevoerd dan ƒ5.— 's jaars.
Anders worden de leerlingen door het schoolgeld geweerd.
Een verschillend bedrag te heffen naar mate van de
gegoedheid der ouders achten wij in de praktijk niet
billijk door te voeren.
De commissie van toezicht op de scholen
van middelbaar onderwijs
T. VAN HETT1NGA TROMP, Voort.
J. W. KRAMERS, Secretaris.
Aan
heeren Burgemeester en Wethouders
van
Leeuwarden.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEÜEMA A Co.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1897.
Bijlage no. 11.
VOORSTEL van Burgemeester en Wethouders
tot opheffing van de Burgerdagschool
en oprichting van eene school voor
voortgezet en meer uitgebreid lager
onderwijs.
Mijne Heeren
Naar aanleiding van het eervol ontslagniet ingang
van 1 Augustus e.k. verleend aan den heer F. H. Schef-
felaar Klots als leeraar aan- en directeur van de Burger
dag- en avondschoolhebben wij aan de Commissie van
toezicht op de scholen van middelbaar onderwijs verzocht
te willen overwegen of dit ontslag ook aanleiding kan
geven tot het aanbrengen van wijzigingen in den tegen-
woord igen toestand dezer inrichting.
Bij schrijven van 5 Juni j.l. no. 756 voldeed de com
missie aan ons verzoek.
In dit uitvoerig stuk deelt zij hare zienswijze over deze
inrichting van onderwijs mede. Zij is van oordeel dat
de Burgerdagschool met de tegenwoordige inrichting van
haar onderwijs niet meer aan haar doel beantwoordt en
behoort te worden gereorganiseerdmaar dat de Burger
avondschool na eenige herziening van haar leerplan
van veel nut kan zijn voor aanstaande ambachtslieden.
Zij geeft derhalve in overweging de Burgerdagschool
op te heffen en daartoe dispensatie van de Regeering aan
te vragen, en in de plaats van deze school op te richten
eene school voor voortgezet en meer uitgebreid lager
onderwijs met 3-jarigen cursus. In grove trekken geeft zij
een plan van inrichting dezer school.
Wij stelden de missive, van de Commissie van toezicht
op het M. O. in handen van den districtsschoolopziener
met verzoek zijne zienswijze mede te doelen omtrent de
oprichting van laatstbedoelde school.
Bij schrijven van 17 Juni j.l. no. 250 deelt de school
opziener mede dat hij in vele opzichten met het denk
beeld der Commissie van toezicht medegaatdoch ten
aanzien van enkele punten voornamelijk den duur van
den cursus aan de nieuwe school en het te heffen school
geld met haar van gevoelen verschilt.
De commissie van toezicht heeft van het schrijven van
den schoolopziener kennis genomen en daaromtrent bij
missive d.d. 2 Juli j.l. no. 759 nader haar gevoelen nog
maals medegedeeld.
Bij eene nauwgezette overweging van het advies van
de Commissie van toezichtuitgebracht bij missive van
den 5 Juli j.l. no. 756, hebben wij ons daarmede kunnen
vereenigen.
Het daarvan afwijkend advies van den district-school
opziener heeft ons niet van zienswijze doen veranderen.
Wij zijn met de Commissie van oordeel, dat de ouders,
die hunne kinderen wenschen te doen opleiden tot op
zichters, bouwkundigen, machinisten en dergelijke betrek
kingen, daarvoor de ambachtsschool zullen kiezen.
Bij de reorganisatie der school het zwaartepunt te
leggen op natuur- en wiskundige vakken, achten wij, ook
met het oog op den 12- a 13-jarigen leeftijd van de
aanstaande leerlingenniet gewenscht.
De jeugdige leeftijd en de betrekkelijk geringe ontwik
keling van de kinderen, die de lagere school hebben door-
loopen, leverden ook aan de Burgerdagschool reeds eigen
aardige bezwaren op.
Eene school voor voortgezet en meer uitgebreid lager
onderwijs, ingericht overeenkomstig het denkbeeld der
Commissie van toezicht op het M. O.die daarover met
drie leden van de Commissie van toezicht op het L. O.
tot overeenstemming is gekomenachten wij voor de
oudersdie prijs stellen op eene algemeene ontwikkeling
hunner jongenste verkiezen boven eene schooldie
tot schade van het meerendeelspeciaal technici zoude
vormen.
Wij zijn echter van meening, dat, alvorens een defini
tief besluit te nemen omtrent de inrichting van de school,
die de Burgerdagschool zoude moeten vervangenhet
noodig zal zijn dat voorat moet worden besloten tot op
heffing van de laatstgenoemde school.
De inspecteur van het M. O.daarover door ons ge
hoord heeft bij missive van den 15 Juni j.l. no. 407
berichtdat hij zich met het voorstel tot opheffing van
de Burgerdagschool volkomen vereenigt.
Met verwyzing naar de door ons ingewonnen adviezen,
die wij voorshands als van vertrouwelijken aard wenschen
te zien aangemerkt, hebben wij de eer u voor te stellen,
te besluiten
I. aan de Regeering vrijstelling te vragen van de
verplichting tot het houden van een Burgerdagschool met
ingang van een nader te bepalen datum in 1897
II. bij inwilliging van dat verzoek de Burgordagschool
met ingang van een nader te bepalen datum op te heffen
III. In beginsel
a. op te richten eene school voor voortgezet en meer
uitgebreid lager onderwijs met drie-jarigen cursusin
hoofdzaak ingericht volgens het plan vermeld in het
advies van de Commissie van toezicht op het M. O., d.d.
5 Juni 1897 no. 756
b. de Burgeravondschool in stand te houden als school
voor aanstaande ambachtslieden
IV. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen
omzoodra vrijstelling is verleend van de verplichting
tot het houden van eene Burgerdagschoolnadere voor
stellen te doen omtrent de in beginsel onder no. Ill
letter a en b genomen besluiten.
Voorgesteld ter raadsvergadering van den 13 Juli
1897 door
Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden
VAN HARINXMA Voorzitter.
P. A. BERGSMA, Secretaris.
Stoom Doek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Ik Co.