Bijlage no. 14. ftf - I I Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1897. VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot wijziging van het besluit op de heffing van schoolgelden voor het open baar lager onderwijs. Aan den raad der gemeente Leeuwarden. Mijne heer en Blijkens de hierbij overgelegde missive van Gedepu teerde Staten van Friesland, d.d. 29 Mei j.l., no. 23, 2e afd heeft Z. E. do minister van binnenlandsche zaken de opmerking gemaaktdat art. 3 der verordening tot het heffen van schoolgelden, vastgesteld in uwe vergadering van 27 April j.l., dient te worden aangevuld, omdat, wat aangaat de in gemeld artikel bedoelde geheele of gedeel telijke ontheffing van het betalen van schoolgeld geene uitzondering wordt gemaakt voor vermogende pupillen van on- of minvermogenden. Deze opmerking is juist en daarom zullen we u een voorstel tot aanvulling doen. Intusschen meenen wijdat bij deze gelegenheid ook nog art. 1bepalende het bedrag der schoolgeldendient gewijzigd te worden. U toch is aangeboden een voorstel tot nadere regeling van de jaarwedden der onderwijzers aan de openbare lagere scholen, en wanneer dit voorstel wordt aangenomen zullen de uitgaven voor lager onderwijs duurzaam jaarlijks ten minste 5,750 hooger worden, zonder dat eene hoogere tegemoetkoming van het Rijk zal worden genoten. En nu zijn die uitgaven in den loop der jaren reeds zeer aanzienlijk gestegen. Wij zullen slechts cijfers geven over de laatste tien jaren en alleen van de gewone uitgaven voor lager onder wijs en dan blijkt uit de hierbij overlegde staten dat die in 1887 hebben bedragen101,902.16 terwijl de uitkeering van het Rijk bedroeg 24,882.23$ Rest dus een som van77,019.92 In dat jaar werd aan schoolgeld ontvangen 13,073.694 of nagenoeg 17 van het bedrag dat ten laste der ge meente bleef. In 1896 hebben de gewone uitgaven voor openbaar lager onderwijs bedragen118,102.7 L terwijl de Rijksbijdrage bedroeg25,507.371 Ten laste der gemeente kwam dus 92,595.33$ Aan schoolgeld werd betaald14,114.50 of nagenoeg 15.3 van het bedrag dat ten laste der gemeente bleef. Terwijl in 1887 op de gewone uitgaven voor gemeld onderwijs uit de gemeentekas moest worden bijge past 63,946.23 was dit bedrag in 1896 78,480.83$ Zoo blijktdat het lager onderwijs reeds voor gewone uitgaven jaarlijks van de gemeentekas aanzienlijke offers vordert, die nog van jaar tot jaar grooter worden, zoodat het bedragdat de gemeente heeft bij te passen in tien jaren tijds met ruim 14,000 is vermeerderd. Het is dan ook voor een groot deel aan de steeds aan groeiende uitgaven voor het onderwijs te wijten dat de gemeentebelastingen zoo belangrijk zijn gestegen en in plaats dat het Rijk de gemeente daarin tegemoet komt is de gewone uitkeering van het Rijk bij de wet van 1889 nog ingekrompen en heeft het de vroegere uitkee ring van 5000, als subsidie voor de middelbare school voor meisjeseenvoudig ingehouden. In 1887 was de percentage voor den hoofdelijken omslag 4,3% en in 1896 5,32% terwijl in beide jaren 40 op centen op de hoofdsom der personeele belasting werden geheven. Ieder percent geeft nagenoeg J 40,000 hieronder is alléén voor gewone uitgaven voor lager onderwijs begre pen ruim 14,000. Nu we, bij aanneming der aangeboden ontwerp-veror- dening tot nadere regeling van de onderwijzersjaarwedden zullen staan voor het feit, dat de gewone uitgaven voor lager onderwijs jaarlijks nog met ten minste 5.750 zullen worden vermeerderd, zijn wij van oordeel, dat een deel dier verraeerdoring moet worden gevonden door verhooging der schoolgelden. Worden deze met 20 verhoogd dan zal gerekend kunnen worden op eene meerdere ontvangst van ƒ2800, daar in 1896 aan schoolgelden voor lager onderwijs is ingevorderd 14,114,50. Van de hoogere uitgaaf van 5,750 blijft dan nog ƒ2950, dat door gewone belastingen moet worden gedekt. De schoolgelden thans bedragende 30 18 en f 3, zullen dan gebracht moeten worden op 36 22 en 3.50. Mocht men de opmerking makendat de hiervoren vermelde cijfers loopen over alle scholen voor lager on derwijs dus met inbegrip van die waar het onderwijs kosteloos en tegen een laag schoolgeld wordt gegeven en derhalve niet is aangetoond dat het schoolgeld voor de scholen le klasse en 2de klasse a in verhouding tot de uitgaven voor deze scholen niet als voldoende kan worden geachtdan zouden wij vele cijfers van gewone en buitengewone uitgaven bijeen kunnen brengen om te doen uitkomen dat ook die schoolgelden slechts eene tegemoetkoming in de kosten zijn. Ongetwijfeld zou reeds voldoende zijn er op te wijzen dat de schoolgelden der scholen le klasse opbrengen f 6493 en dat alléén aan onderwijzerstraktementen en vergoeding wegens gemis van vrije woning voor die scholen jaarlijks wordt uitbetaald 18.700 voor de school der 2e klasse a zijn die cijfers onderscheidenlijk 5268 en f 12125. Het vorenstaande geeft ons aanleiding u voor te stel len in de verordening tot het heffen van schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs, vastgesteld den 27 April j.l., de volgende wijzigingen aan te brengen I. In art. 1 de cijfers J 30 f 18 en 3onder scheidenlijk te veranderen in 3622 en 3.50 II. In art. 3eerste alineade woorden „Kinderen of", te vervangen door„Kinderen en onvermogende" III. In art. 3, tweede alinea, de woorden: „Voor de kinderen of' te vervangen door: „Voor de kinderen en de minvermogende"; IV. De derde alinea van art. 3 te lezen als volgt „Burgemeester en wethouders beslissenof de aan vragers om gratis onderwijs of verminderd schoolgeld en de pupillen waarvoor liet gevraagd wordt tot de on- of minvermogenden behooren". Eindelijk stellen wij u nog voorde verordening op de invordering van de schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs, mede vastgesteld in uwe vergadering van 27 April j.l., onveranderd van kracht te verklaren. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van 7 Sep tember 1897 door Burgemeester en wethouders van Leeuwarden VAN HARINXMABurgemeester. P. A. BERGSMA Secretaris. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Co.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1897 | | pagina 53