Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1897. 1 Bijlage no 10. VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot vaststelling eener verordening tot het heffen van 50 70 opcenten op de hoofdsom der personeele belasting. Aan den raad der gemeente Leeuwarden. Mijne lieeren Uit de u aangeboden begrooting van ontvangsten 011 uitgaven der gemeente voor 1898 blijkt, dat ondanks de verhoogde uitkeering van het rijk, die in dat jaar volgens de artt. 2 en 10 der wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad no. 156) is te wachten, en wel voor een bedrag van nage noeg f 16,500, niettemin verhooging van belasting nood zakelijk is. Hoofdzakelijk is dit een gevolg van de volgende om standigheden 1°. dat op de begrooting voor 1897 een saldo van vorige dienstjaren kon worden aangebracht tot een bedrag van f 11,499.56'/,terwijl op die voor 1898 daarvoor niets kan worden uitgetrokken 2°. dat op de begrooting voor 1897 wegens verkoop van bouwterreinen is uitgetrokken de som van 19,670, welke postom redenen in de memorie van toelichting op de begrooting vermeld, voor 1898, naar ons oordeel, voor memorie moet worden aangebracht. Deze beide posten alleen geven reeds een verschil in ontvang van nagenoeg f 31,670. Wordt hiervan afgetrok ken het biervoren vermelde verhoogde subsidie van 16,500, dan blijft er nog een tekort van f 15,170. Hierbij is aangenomen eene opbrengst aan opcenten wegens personeele belasting nagenoeg gelijk aan die van de laatste jaren. Die opbrengst is geweest in 1892 39,306.24 1893 39,067.16 1894 39,276.54} 1895 38,470.90} 1896 38,616.29 of gemiddeld per jaar 38,947.53. l)e hoofdsom van de rijks personeele belasting, geheven krachtens de nieuwe wet van 16 April 1896 (Staatsblad no. 72), bedraagt voor deze gemeente over 1897, volgens de daarvan opgemaakte kohieren, J 79,886.49'/,, zoodat, bij een gelijk getal opcenten als in de laatste jaren n.l. 40, de opbrengst daarvan zou zijn f 31,954.60, wat oen verschil geeft van nagenoeg f 7000. Voor 1897 zal dit tekortvolgens de wet van 7 De cember 1896 (Staatsblad no. 1 79)door het rijk worden vergoed, en nu meenen wij dat het geheel voor de hand ligt om voor 1898 en vervolgens dit tekort te dekken door het heffen van een grooter getal opcenten op gemeld middel. Dit zal kunnen geschieden door in plaats van 40, 50 opcenten te heffen. Maar dan moet nog evenzeer worden voorzien in liet vermelde tekort van 15,170. Dit nu behoort, naar onze meening te geschieden door verdere verhooging van de opcenten op de personeele belasting. Wij herinnerendat daartoe reeds door ons bij het indienen dor gemeentebegrooting voor 1896 het voorstel is gedaan doch dat wij het toen hebben teruggenomen omdatna het indienen dier begrootingliet zich liet aanziendat in 1896 een nieuwe wet op de personeele belasting in werking zou treden. De noodzakelijke verhooging van belasting is toen al weder gevonden door verhooging der percentage voor het hellen der plaatselijke directe belasting naar het inkomen tot 5.32 Nu do personeele belasting zooveel billijker is geregeld en deswege aan rijksbelasting in deze gemeente ongeveer 40.000 minder wordt betaaldachten wij het te moor onraadzaam om het te kort al weder te dekken door ver hooging der belasting naar het inkomen. Trouwens, bij raadsbesluit van den 6 November 1893 is het te heffen maximum op 220.000 bepaald en zon der wijziging van dat besluit, welke wijziging aan de koninklijke goedkeuring is onderworpen, zou dit ook niet kunnen geschieden. Verder zij opgemerkt dat volgens art. 14 der wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad no. 136) alle bestaande verorde ningen omtrent het hoffen van opcenten op de personeele belasting vervallen en dus in elk geval eene nieuwe regeling moet plaats hebben. Kr beslaat voorts ook allo aanleiding om in de gegeven omstandigheden het te kort te dekken door verhooging der opcenten op do personeele belastingomdat sedert 1887 het getal dier opcenten is gebleven op 40 terwijl de percentage voor de directe belasting naar het inkomen, die in dat jaar 4.3°/, was, is geklommen tot 5.32° eene verhooging dus van 25"/,. Zooals uit de u aangeboden begrooting voor 1898 blijkt, is door ons dan ook voor opcenten op de personeele belasting uitgetrokken een bedrag van 53.000 met een getal van 5070. Volgens art. 12 D der wet van 24 Mei 1897 (Staats blad no. 156), mag het volle getal opcenten niot over alle aanslagen worden gehevenwanneer dit meer dan 50 bedraagt. In verband met art. 12 der wet van 16 April 1896 (Staatsblad no. 72) is voor deze gemeente even vermeld getal het maximum voor aanslagen van hen voor wie de huurwaarde niet meer dan 150 bedraagt en moet uiterlijk bij eene huurwaarde van 375 het volle getal geheven wordenterwijl de verdeeling tus- schen het maximum en minimum bij verordening moet worden bepaald. Wij hebben nu gemeendde verdeeling zóó te moeten maken, dat bij eene huurwaarde van boven de/150 tot en met f 200 worde geheven 55 opcenten bij eeno huurwaarde van boven de 200 tot en met 250 60 bij eene huurwaarde van boven de 250 tot en met ,'300, 65 en bij eene huurwaarde van boven de ƒ300 liet volle getal van 70 opcenten. Uit opgavengetrokken uit de registers en kohieren voor de personeele belasting dezer gemeente over 1897 blijkt dat er zijn 2026 aangeslagonenhuurwaarde f 150 en lager mot een totale hoofdsom vanf 6.890.37} 387huurwaarde boven f 150 tot en met 200 totale hoofdsom4.840.07 252 huurwaarde boven f 200 tot en met ƒ250, totale hoofdsom4.761.39} 196huurwaarde boven 250 tot en met 300, totale hoofdsom5.183.86 790, huurwaarde boven 300, meteen totale hoofdsom van58.210.79} In totaal 3651 aangeslagenen met een totale hoofdsom van79.886.49} welke hoofdsommen, naar de hiervoren vermelde vordeeling, zou opleveren een bedrag van f 53.081.12'/,. Uit de opgaven blijkt, dat van de 3651 aangeslagenen slechts 790 onder het maximum getal opcenten zullen vallen en verreweg liet grootste gedeelte onder het mini mum getal. Naar aanleiding van het vorenstaande stellen wij u voor, de volgende verordening vast te stellen De Raad der Gemeente Leeuwarden Overwegendedat het wenschelijk ismet liet heffen van opcenten op de hoofdsom der personeele belasting ten behoeve der gemeente voort te gaan. Gezien art. 14 der wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad no. 156.) Gelet op de artt. 240 en 243 der wet van 29 Juni

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1897 | | pagina 56