2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1897. komen, en dat daarom de groote wenschelijkheid was ge bleken van eene bepalingwaarbij aan den burgemeester de bevoegdheid wordt toegekend, niet alleen om kinderen uit huisgezinnen, waarin een der in art. 1 genoemde ziekten heerscht, den toegang tot de school te ontzeggen, maar zelfs om de school te sluiten. Het een en het ander werden beschouwd als krachtige middelen tot voorkoming van verdere verspreiding van de genoemde ziekten, die zich veelal bij kinderen voordoen, inzonderheid kinkhoest en croup. De raad vereenigde zich met dit voorstelen Gedepu teerde Staten berichtten hem de ontvangst van de nieuwe verordening, waarin dit artikel was opgenomen. Nu zou de vraag kunnen worden gedaan, of niet, af gescheiden van het bezwaar van de adressanten, ontleond aan de artt. 19 en 20 der wet tot regeling van het lager onderwijsin het toekennen der bevoegdheid tot sluiting der schoolniet aan burgemeester en wethoudersmaar aan den burgemeester, met het oog op de in den Iaatsten tijd door den Hoogen Raad gewezen arresten eene on geoorloofde delegatie van bevoegdheid zou kunnen worden geacht te zijn gelegen Naar aanleiding hiervan brengen wij in herinnering dat wij laatstelijk bij de wijziging der verordening, rege lende de politie op de openbare vermakelijkhedenen van diehoudeude algemeene bepalingen van politie zoomede bij de vaststelling van eene nieuwe verordening, houdende voorziening tegen en bij brand, met de bedoelde arresten rekening hebben gehouden alléén echter om de betrekkelijke bepalingen te vrijwaren tegen eiken aanval van don rechter, en alzoo te voorkomen, dat hare toe passing door den rechter, op grond van strijd met de wet, zou worden geweigerd. Vindt toch de rechter zoodanigen strijd aanwezigdan moet hijkrachtens art. 11 van de algemeene bepalingen van wetgeving, de toepassing weige ren. Daarom echter staat de rechterlijke macht nog niet boven de administratieve macht. Deze blijft geheel vrij op haür terrein en is geenszins verplicht eene verordening te vernietigen, ook al wordt zij in een bepaald geval niet door den rechter toegepast. Zij beoordeelt alleen volgens haar inzichtof eene verordening met de wet strijdt en dthirom behoort te worden vernietigd. Bij ons na 1848 gecodificeerd staatsrecht is trouwens deze afscheiding der machten, de rechterlijke en de administratieve, veel meer dan vroeger het geval was, op den voorgrond gesteld. Moet dus, onzes inziens, in de toekenning der genoemde bevoegdheid aan den burgemeester voor de Koningin- Weduwe, Regentes, geen grond zijn gelegen tot vernieti ging der verordening, anders is het gesteld met de toe gekende bevoegdheid zelve tot sluiting der school. Dit laatste onderwerp toch is geregeld bij de artt. 19 en 20 der in 1878 gewijzigde wet tot regeling van het lager onderwijs. In de memorie van toelichting van het in 1870 ingediend ontwerp tot herziening dezer wetwaarin voor het eerst dezelfde artikelen voorkwamen, waarnaar de regeering bij het ontwerp van 1878 verwees, leest men: „Welke de bijzondere omstandigheden zijn, waarin de sluiting eener school door Gedeputeerde Staten of door den Koning kan worden bevolen, is niet met zeker heid te bepalen. Daartoe zullen belmoren gevallen van het heerschen van ziekten, rampen, ongeregeldheden, ver lating of verwaarloozing der school enz. Van de bevoegd heid zal alleen gebruik worden gemaaktindien de ge meenteraad daartoe niet overgaat en de sluiting niettemin noodig wordt geacht." De tegenwerping zou misschien kunnen worden ge maakt dat do wetgever van 1878 met „ziekten" alléén op het oog had de ziektengenoemd in art. 1 der wet van 1872, en dat de gemeenteraad daarom bevoegd was, voor de ziekten, genoemd in art 1 der verordening, eene bepaling te maken betreffende de sluiting der school. Men verlieze echter niet uit het oog, dat, moge hierdoor al niet in strijd met art. 29 dor wet van 1872 zijn ge handeld wél strijd bestaat met de artt. 19 en 20 der wet tot regeling van het lager onderwijs, en dat derhalve de bedoelde bepaling, op grond van art. 153, in verband met art. 150. dor gemeentewet, door de Koningin-Weduwe, Regenteszou kunnen worden vernietigd. Het is deze overwegingdie ons er toe heeft geleid in onze vergadering van heden in het bestreden art. 3 na het aan het slot voorkomende woord „school" te laten volgen„voor zoover deze niet valt in de termen van Titel II, 1, der wet tot regeling van het onderwijs". En ofschoon wij hiervoor als ons gevoelen uitspraken dat de bij hetzelfde artikel mede aan den burgemeester toegekende bevoegdheid om kinderen uit huisgezinnen waarin een der in ait. 1 genoemde ziekten is waarge nomen den toegang tot de school te verbieden, der Ko ningin-Weduwe, Regentes, geenszins zou behoeven te nopen tot vernietiging der daartoe betrekkelijke bepaling, hebben wij, nu art. 3, wat het slot betreft, toch werd gewijzigd gemeendde bedoelde bevoegdheid te moeten overbrengen bij burgemeester en wethouders, teneinde alzoo elk bezwaar, dat in dezen misschien nog aan art. 179a der geireentewet zou kunnen worden ontleend, weg te nemen. Op grond van het bovenstaande adviseeron wij UHEG. te bevorderendat door Gedeputeerde Staten aan den Minister van Binnenlandsche zaken worde te kennen ge geven, dat, naar hun gevoelen: 1 nóch art. 1noch art. 3 der voormelde verorde ning in strijd is enzooals laatstgenoemd artikel oor spronkelijk luidde, in strijd was met de wet van 4 December 1872 (Staatsblad no. 134) 2°. dat door de wijziging, die art. 3 thans heeft on dergaan, elke strijd van dit artikel met de artt. 19 en 20 der wet tot regeling van het lager onderwijs heeft opge houden te bestaan en evenzeer is weggenomen elke strijd, die tusschen dit artikel en art. 179a der gemeentewet vroeger had kunnen worden geacht aanwezig te zijn en dat mitsdien geen termen bestaande voormelde artt. 1 en 3 aan de Koningin-Weduwe, Regentes, ter vernietiging voor te dragen. I)e raad der gemeente Leeuwarden Voorzitter. 1Secretaris Aldus gerapporteerd ter raadsvergadering van 14 Sep tember 1897. De commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen VAN HARINXMA. A. DÜPARC. J. L. VAN SLOTERDIJCK. VAN KETWICH VERSCHEUR. W. KOLFF. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Co. *'H' r® -. v* -• Bijlage tot het verslag der handelingen van don gemeenteraad to Leeuwarden, 1897. Hij la ge JXo. 21 VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot wijziging van artt. 12 en 13 der ontwerp-verordening, regelende de jaarwedden en verdere belooningen van de onderwijzers aan de scholen van openbaar lager onderwijs. Aan den Baad der gemeente Leeuwarden. Mijne Heeren Wordt de U bij onze missive van don 7de dezer aan geboden ontwerp-verordening tot regeling der jaarwedden en der verdere belooningen van de onderwijzers aan de scholen voor cpenbaar lager onderwijs ongewijzigd aange nomen dan zullenvolgens ons door de hoofden der scholen verstrekte opgaven drie van de thans in functie zijnde onderwijzers met verplichte hoofdacte in eene ongunstiger positie komen. Dat is echter onze bedoeling niet. Volgens de bestaande regeling zouden zij aanspraak kunnen maken op een totale bezoldiging t. w. no. 1 thans genietende 700, met 1 Januari 1898 van 800 met 1 Januari 1903 van 900 no. 2thans genietende 700 eveneens met 1 .Januari 1898 van ƒ800, met 1 Januari 1903 van 900; no. 3thans genietende 800 met 1 Januari 1900 I van 900. En volgens het ontwerp no. I, met 1 Januari 1899 van 800, met 1 Januari 1906 van 850 en met 1 Januari 1913 van 900; no. 2, met l Januari 1900 van 800, met l Januari 1907 van 850 en met 1 Januari 1914 van 9d0. no. 3, met 1 Januari 1905 van 850 en met 1 Januari 1912 van 900. Naar aanleiding hiervan, wordt door ons aan art. 12 I der ontwerp-verordening de volgende alinea toegevoegd: „De onderwijzers met verplichte hoofdacteals zoo danig op 31 December 1897 werkzaam, behouden hunne aanspraak op hooger bezoldiging volgens de regelen van art. 3 der in de tweede alinea van het volgende artikel vermelde verordening. Tevens wordt de aanhef der tweede alinea van art. 13 gewijzigd als volgt „Behoudens het bepaalde bij het vorig artikelvervalt op dat tijdstip de verordening enz." Leeuwardenden 22 September 1897. Burgemeester en Wethouders VAN HARINXMA, Burgemeester. P. A. BERGSMA Secretaris. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Co.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1897 | | pagina 88