4 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1897. Hoofdstuk F/7, afd. 2, art. 1 (volgno. 184). In de 2e sectie werd medegedeelddat curatoren van het Gymnasium, naar aanleiding van eene opmerking van den Inspecteur, het in den vorigen cursus door den heer M. J. Kollewijn gegeven onderwijs met ingang van 1 Januari 1898 aan andere leeraren hebben kunnen op dragen waardoor definitieve vervulling van de door het vertrek van genoemden leeraar ontstane vacature onnoodig is geworden. Dit artikel zou dus met 2000 kunnen worden verminderd. Rapporteurs brengen dit aan burgemeester en wethou ders over. Hoofdstuk F//, afd. 2art. 5 (volgno. 188). In de le sectie werd de opmerking gemaakt, dat in dit art. de door burgemeester en wethouders voorgestelde, doch door den raad niet aangenomen verhooging van de jaarwedde van het hoofd van school no. 4 zou zijn op genomen. Ook in de 3e sectie werd dit punt in den vorm van een vraag ter sprake gebracht, doch ontkennend beant woord naar het oordeel van rapporteurs terechtdie jaarwedde bedraagt met de bij de verordening vastgestelde verhooging, voor het nu fungeerend hoofd inderdaad 1600. Hoofdstuk F//, afd. 2art. 14 (volgno. 197). In de le sectie werd gevraagd, of het voor verwarming van schoollokalen uitgetrokken cijfer van f 4000, met het oog op de nieuwe wijze van stoken, niet voor vermindering vatbaar zou zijn. Het hierop vernomen antwoord dat de proef nog niet voldoende is genomen om over het resultaat een oordeel te kunnen toelaten, geeft rapporteurs aanleiding burgemeester en wethouders te verzoeken, de uitkomsten van die proef te zijner tijd den raad mede te deélen. Hoofdstuk VIIIafd. 3, art. 1 (volgno. 227). Deze post zoo werd in de le en de 3e sectie op gemerkt die steeds klimmende iszou op den duur zeer drukkend kunnen worden, zoodat naar middelen zou moeten worden omgezien om hieraan tegemoet te komen. In de le sectie werd als zoodanig het eischen van eene bijdrage van nieuw aan te stellen ambtenaren en be ambten bij wijze van korting op hunne tractementen aanbevolen, terwijl in de 3e sectie de toepassing van eene korting van b.v. 10 °/0 °P de pensioenen van hen, die na hun ontslag elders gaan wonenin overweging werd gegeven. Tegen het eerstvermelde middel werd aangevoerd dat, wijl het grootste deel der gemeentelijke beambten uit werklieden bestaatdie kwalijk een deel van hun loon zouden kunnen afstaan, verhooging van loonen allicht het gevolg zou wezen terwijl een gelijk resultaat ook bij de andere beambten te duchten zou zijn. Niettemin zoo luidde de repliek zou de aanbevolen maatregel wensche- lijk zijn voor de belastingbetalendcn en een finantiëel goede mogen worden genoemd. Rapporteurs zijn van oordeel datwaar voor iederen der aanbevolen maatregelen wijziging van de verordening van 27 Juni 1893 (Gemeenteblad no. 32) zou worden vereischtdiewelke in de le sectie werd besproken met de economie der bestaande regeling volstrekt in strijd zou wezen. Bij het vaststellen hiervan toch is de vraag omtrent zoodanige bijdragen opzettelijk en grondig over wogen en ten slotte ontkennend beantwoord met het oog vooral op de in uitzicht gestelde financiëele gevolgen wegens verhooging van wedden en loonen. Het in de 3e sectie aanbevolen middel zouzonder aan den geest der verordening te kort te doen, kunnen worden toepast. Voor het overige bevelen rapporteurs de over weging omtrent de wenschelijkheid aan burgemeester en wethouders aan. Intusschen doen zij nog opmerken, dat deze post moet worden verhoogd met het bedrag van het aan M. Kroes, wed. A. J. Simmer, op 12 October j.l. toegekend pensioen. 1NKOMSTE N. Hoofdstuk I, art. 1. Naar aanleiding van de in de 2e sectie gemaakte op merking datvolgens de toelichting het saldo der reke ning over 1896 nog niet op den dienst van 1897 is overgebrachtstellen rapporteurs voortot vermijding van eene indirecte beslissing omtrent de begrooting voor 1897 dezen post uit te trekken voor memorie. Hoofdstuk 11afd. 2art. 1 volgno4). In verband met de gevoerde discussiën over het af zonderlijk voorstel van burgemeester en wethouders tot heffing van opcenten op de hoofdsom der personeele be lasting werd deze post in de le sectic met 5 tegen 2 in de 2e sectie met 5 tegen 1 en in de 3e sectie met 5 tegen 2 stemmen aangenomen. Hoofdstuk IIafd. 3art. 1 volgno5). I n de 2e sectie werd gevraagdof het cijfer van aftrek ad f 2600 niet te laag is genomenmet het oog op de uitkomsten der laatste drie jaren zou het belangrijk hoo- ger moeten zijn. Rapporteurs geven aan burgemeester en wethouders in overweging, de gronden van hunne raming ten aanzien van dien aftrek den raad mede te deelen. Hoofdstuk IIafd. 4 art. 1 volgno 6). Omtrent dezen post werd in de le sectie de opmerking vernomen dat het onderzoek naar belastbare honden niet steeds met de vereischte nauwkeurigheid plaats zou vinden. Bij gebreke van meer nauwkeurige gegevens moeten rapporteurs zich bepalen tot het zóó overbrengen van die opmerking. Hoofdstuk IIafd. 6art. 5 volgno12). Uithoofde de beursbezoekers, in afwachting van hare opening te 9VS uur, elders hunne zaken zouden afdoen werd in de le sectie gevraagd, of de beurs niet te 9 uur, als wanneer alle sporen zijn aangekomen, zou kunnen worden geopend. Het antwoord, dat dit niet in het belang van den handel zou zijn die gelegenheid moet hebben vóór de opening der beurs kantoren te bezoeken en andere regelingen te treffenwerd bij rapporteurs bevestigd zoodat zij zich bij het vermelden van do opmerking kun nen bepalen. Hoofdstuk 11, afd. 6, art. 10 (volgno. 17). De cursus 1897/98 is aangevangen met 81 leerlingen en één toehoorderzal dit de basis van raming zijn dan is zoo werd in de 2e sectie gezegd het uit getrokken cijfer van f 7000 aan schoolgelden van het gymnasium te hoog. Rapporteurs brengen deze opmerking bij burgemeester en wethouders over. Hoofdstuk II, afd. 10 en 11 volgno22 en 23). In de 2e sectie werd de toelichting„geene der be doelde belastingen worden voorshands in deze gemeente geheven", in zooverre op deze afdeelingen betrekkelijk al te sober genoemd. Gaarne zou men de reden hebben vernomen, waarom burgemeester en wethouders heffingen van dien aard niet zouden wenschen toegepast te zien. Het ontvangen antwoorddat de ondervindingindertijd door burgemeester en wethouders opgedaan bij hun voor stel tot het heffen van een straatgeld hun den lust zou hebben benomen om opnieuw met een dergelijke voor dracht bij den raad te komen, werd onvoldoende geoordeeld, omdat daaruit van eene ernstige overweging van die vraag niet blijkt. En toch bestond hiervoor alleszins aan leiding. Immers, de toen bijgebrachte en nog al afdoende bezwarendat de voorgestelde heffing in strijd zou zijn met de wet en dat de herziening van het plaatselijk be lastingstelsel zou moeten worden afgewachtzijn door de wet van 24 Mei 1897, Staatsblad no. 156, opgeheven, aan de toen gemaakte bedenking togen het jaarlijks vast stellen van de opbrengst ware licht .tegemoet te komen en dat de min gunstige toestand van de begrooting voor 1894 op zichzelf zou staan en van voorbijgaanden aard wezen zou helaasook kunnen worden tegengesproken. In ieder geval verdient bij de nu tot stand gekomen herziening van de algemeene regelen ten aanzien der plaatselijke belastingen, waarnaar zoo dikwijls en zoo luide is verlangd geworden en waardoor heffing ook van indi recte belastingen en naar verschillende grondslagen is toegelaten, de vraag, of hiertoe voor deze gemeente termen bestaanvoor het minst ernstige overweging. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1897. 5 Uit een en ander kunnen rapporteurs vrijheid putten burgemeester en wethouders die overweging aan te be velen met verzoekde vrucht hiervan te zijner tijd den raad mede te deelen. Hoofdstuk III, art. 4 (volgno. 27). In de 2e sectie werd gewezen op het tarief van con sumptie in den Prinsentuin, hetwelk te hoog werd geacht, terwijl de kwaliteit der consumptie mede veel te wenschen zou overlaten. Aanbevolen werd eenerzijds de bepaling in het pachtcontractdat èn het tarief èn de kwaliteit der consumptie aan de goedkeuring van burgemeester en wethouders zou moeten worden onderworpen en aan den anderen kant, dat gelegenheid worde gegeven, aan merkingen door middel van een klachten-boek ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen. Rapporteursvan meeningdat het eigen belang van don pachter allicht een betere waarborg zal zijn voor goede consumptie en billijke prijzenbrengen toch het bovenstaande onder de aandacht van burgemeester en wethouders. Hoofdstuk UI, art. 15 (volgno. 38). In de lo sectie word er de aandacht op gevestigd, dat op dit art. slechts één post van vergoeding voor het gebruik van een lokaal in het gemeentehuis voorkomt terwijl dergelijk gebruik voor doeleindendie met het gemeentebestuur niets te maken hebben, veelvuldig voor komt. Men wenschte burgemeester en wethouders hierop te doen wijzen niet zoozeer tot beperking van dat ge bruik als wel om te bevorderen dat daarvoor eene bil lijke vergoeding worde afgestaan. Rapporteurs voldoen bij deze aan dat verlangen. In de 3e sectie werd de opmerking vernomen dat de huur van den gemeentelijken baggermolen in dit artikel geen plaats inneemt en gevraagd, of die vergoeding door burgemeester en wethouders niet wordt verwacht. Rapporteurs brengen deze vraag aan burgemeester en wethouders over. Hoofdstuk V, art. 1 volgno41). In de le sectie werd do opmerking gemaaktdat de cijfers voor opbrengst van teer en van ammoniakwater en hiermede het geheele provenu van de exploitatie van de gasfabriek te hoog zouden zijn geraamd. Een voorstel tot verlaging werd echter niet gedaan. Rapporteurs vinden evenmin vrijheid tot zulk een voorstelnu de vermelde cijfers reeds belangrijk beneden die der opbrengst over 1896 zijn aangebracht en bepalen zich derhalve tot de vermelding. Hoofdstuk V, art. 13 (volgno. 53). Overeenkomstig eene opmerking in de 2e sectie ge maakt, zal het hier uitgetrokken cijfer in verband met de wijziging van de posten onder volgnos. 17 en 184 voor komende verandering moeten ondergaan. Hoofdstuk VI, afd. 2art. 3 (volgno. 67). Zonder in herhaling te treden van de gronden bij de behandeling van het voorstel van burgemeester en wet houders tot het heffen van opcenten op de hoofdsom der personeele belasting daarvoor aangovoerdwerd in de onderscheidene sectiën door de minderheid het uittrekken van dezen post op een cijfer verdedigd. Maar ook werd de wenschelijkheid van wijziging dor voorwaarden van uitgifte besproken zonder dat evenwel in een der sectiën een voorstel hiertoe werd gedaan. Zoo werd van publieke veiling van de- of eonige terreinen gesprokenvan het verleenen van faciliteiten in de wijze van bebouwing van het toekennen van premiën aan hen, die het eerst tot bebouwing zouden willen overgaan alles tón einde er een begin mocht ontstaan dat tot navolging zou op wekken wantdat de gestelde prijzen te hoog zouden zijn, vond voorshands geen geloof, waar men kon wijzen op een voorbeeld als dat van het perceel bouwgrond op den hoek van de Romkeslaan hetwelk in 1896 is ver kocht geworden tegen bijna f 12 per M\ Dat die prijsbepaling door publieke veiling zou worden herzien, werd met nadruk ontraden door hen, die meenden bij ondervinding te weten in hoe nadeelige conditie de gemeente bij het openen van dergelijke concurrentie pleegt te worden gesteld. En het verleenen van faciliteiten, hetzij dan ten aanzien van de koopsom hetzij omtrent de be bouwing van sommige terreinen moge voor particuliere exploitatie een aangewezen middel zijn om de zaak op gang te brengenaan de gemeente schijnt de omgang met dergelijke transactiën niet vrij te staan. Dat intusschen het toekennen van premiën aan hendie een voorbeeld zouden willen geven, ernstige overweging waard zou zijn, werd door sommigen toegestemd. Toch werd in de 3e sectie met instemming het denk beeld begroet van het in publieke veiling aanbieden van de bouwterreinen achter het Zuidvlieteen denkbeeld waarmede de meerderheid van rapporteurs zich ingenomen zou betoonen en hetwelk uit dien hoofde aan burgemeester en wethouders ter overweging wordt aanbevolen. Ten slotte adviseeren rapporteursde begrooting van inkomsten en uitgaven voor den dienst van 1898 vast te stellenovereenkomstig hot door burgemeester en wet houders ingediend ontwerp en de in dit verslag aangewezen wijzigingen. Leeuwarden 30 October 1897. H. BEUCKER ANDREAE rapporteur der le sectie. J. L. van SLOTERDIJCK rapporteur der 2e sectie en algemeen rapporteur. C. L. B. J. FEITZ rapporteur der 3e sectie. - Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Co.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1897 | | pagina 96