Bijlage No. 20. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1897. 1 MEMORIE van antwoord op het verslag van de commissie van rapporteurs uit de sectiën van den raadomtrent de ontwerp-gemeentebegrooting voor 1898 en het voorstel tot het heffen van op centen op de hoofdsom der personeele belasting. Het antwoord op bovenvermeld verslag, dat den 2den dezer bij ons is ontvangenkan wat de hoofdzaak be treftkort zijn. Daaruit blijkt toch, dat ons voorstel, om de begrooting te doen sluiten door het heffen van 50—70 opcenten op de hoofdsom der personeele belastingniet alleen zeer breedvoerig in de afdeelingen is besproken maar dat ook de groote meerderheid der leden, die aan het afdeelings-onderzoek hebben deelgenomen zich vóór dat voorstel heeft verklaard en niet kan medegaan met het denkbeeldom het doen sluiten der begrooting te doen plaats hebben door het heffen van een lager getal opcentenmet verdere verhooging van het percentage voor den hoofdelijken omslag, of door het uittrekken van een fictief cijfer voor verkoop van bouwterrein. Die uitvoerige gedachten wisselingin verband met de door ons aangevoerde argumenten, hebben er toe geleid, dat de tegen ons voorstel gerezen bezwaren zijn wederlegd, zoodat het ons niet wel mogelijk zou zijn en ook onnoodig voorkomtdie bezwaren door het aanvoeren van nieuwe argumenten te verzwakken of te ontzenuwen. Intusschen veroorloven wij ons te doen opmerken dal het minder juist is, dat burgemeester en wethouders, zooals in het verslag wordt gezegdbij het indienen van de begrooting voor 1897 uitgingen van het denkbeeld dat jaarlijks, gedurende '50 jaartenminste 20,000 als opbrengst van den post „verkoop van bouwterreinen", zou moeten worden geraamd. Blijkens de toelichting op volgno. 62 der begrooting voor 1S97 is op daarvoor aangevoerde gronden en be rekeningen betoogddat het billijk zou zijnjaarlijks voor verkoop van bouwterrein ongeveer 16 °/0 van rente en aflossing, die jaarlijks op de begrooting moeten worden gebracht wegens de leening, waaronder al de uitgaven voor het nieuwe kanaal en de daarmede in verband staande werken zijn begrepen onder de ontvangsten uit te trekken. Daar nu, door jaarlijksche aflossing, de rente vermindert, zou dus de 16 °/o rae* elk jaar ook een lager cijfer aanwijzen. En hoezeer wij ons aan dit stelsel zooveel mogelijk zouden wenschen te houden spreekt het wel van zelf dat het niet is toe te passenof althans daarvan tijdelijk moet worden afgeweken indien de bouwterreinen geen geregelden aftrek vinden en de verkoop zóó onbelangrijk is geweest als in 1897. Waar het te verwachten isdat in 1897 slechts onge veer 3600inplaats van 20,000 voor verkoop van bouwterrein zal worden ontvangengaat het niet aan wij zijn dit volkomen met de commissie van rapporteurs eens voor 1898 daarvoor eene som uit te trekken die opnieuw tot teleurstelling zou kunnen leiden. Zeer terecht wordt in het verslag opgemerktdatal is ook in 1896 het voornemen uitgedruktom voortaan jaarlijks een post voor verkoop van bouwterrein op de begrooting te brengen dit plan na de ondervinding van 1897 ter zijde moet worden gesteld, totdat het wellicht later op grond van verkregen uitkomsten, weder ter hand kan worden genomen. De 16400, die we ter zake van verkoop van bouw terrein te kort zullen komen, moet door verderen ver koop eerst zijn ingehaald alvorens daarvoor weder een ontvangpost op de begrooting kan worden gebracht. Voor zooveel ons dit noodig voorkomt, wenschen we thans een antwoord te geven op de bedenkingen of op merkingen, die ten aanzien der onderdeden van do be grooting zijn gemaakt. UITGAVEN. Volgno. 83. De opmerking is juistde bedoelde f 80 behoort onder het vorig artikel. Volgno. 106. Het zal geheel overbodig zijn, den Direc teur der gemeentewerken te doen wetendat verbetering der bestrating op ruime schaal zeer wenschelijk zou zijn. Deze is daarvan met ons overtuigd maar men zou te dezen aanzien kunnen zeggen „de "wal keert het schip." Indien overal de bestrating in goeden toestand zou worden gebracht, dan zou daarvoor een zeer belangrijk bedrag op de begrooting moeten worden uitgetrokken en het zou moeilijk te verdedigen zijn daarvoor een geldleening aan te gaan en men zou zeker ook aarzelen daarvoor de bestaande belastingen nog hooger op te voeren. Wij meenen, dat om die redenen ook vooralsnog het aanleggen van een trottoir aan den Noordersingelvan de Singelstraat tot voorbij het Diakonessenhuis niet in overweging kan worden genomen. Onze aandacht is intusschen voortdurend op dit punt gevestigd. Men zal dit ongetwijfeld ontwaren wanneer de stand der begrooting gunstiger mocht worden. Wij moeten erkennendat het gebeurd isdat een nieuw aangelegde bestrating weer spoedig moest worden opgebroken voor het aanleggen van riolen of gasbuizen. Aan opmerkingen onzerzijds aan de hoofden van de be trokken takken van dienst heeft het dan ook niet ontbroken. Wij meenen echter te kunnen verzekeren, dat, zonder buitengewone omstandigheden, dergelijke spoedig opelkan- der volgende verstratingen niet meer zullen voorkomen. Volgno. 107. Naar aanleiding van het in het verslag gememoreerde zullen wij nader voorstellendezen post met f 500 te versterken. Volgno. 108. Meermalen is bij de behandeling der gemeentebegrooting de aandacht gevestigd op de sterfte onder de boomen aan de Sophialaan en het zal aan do meeste leden van den raad wel niet onbekend zijn dat van wege het dagelijksch bestuur onderzoek naar den toestand van den bodem aldaar is gedaan. Misschien zou door diepe uitgraving van den grond en het aanbrengen van nieuwe aarde verbetering zijn aan te brengen. Dit zal nader kunnen worden overwogen, doch de uitvoering zou uit den aard der zaak nog al groote kosten veroor zaken. Het algemeen toezicht op de landerijen is niet opge dragen aan den opzichter van de plantsoenen. Wel is deze behulpzaam bij het nagaan der slooten en het houden van toezicht bij het reinigen enz. maar wij meenen, dat hij daardoor niet dermate aan zijne gewone werkzaam heden wordt onttrokken dat het opzicht over de plant soenen er onder behoeft te lijden. Trouwens, de andere beambten van de gemeentewerken hebben eveneens een drukke en verantwoordelijke be trekking en zijn ongetwijfeld minder voor bedoeld werk geschikt dan de opzichter der plantsoenen. Hierin veran dering to brengen zou al weder meerdere uitgaven ten gevolge hebben. Volgno. 111. Door het hoofdbestuur van den Frieschen Ijsbond is een schrijven aan ons gerichtinhoudende gelijke opmerkingen als in de le sectie zijn gemaakt ten aanzien van het in orde brengen der ijsbanenterwijl daarbij tevens eenige maatregelen zijn aanbevolen voor het voorkomen van ongelukken, zoolang het ijs nog niet volkomen vertrouwbaar mocht zijn voor een druk verkeer. De opmerkingen en gegeven wenken zullen wij ons gaarne ten nutte makendoch men vergete nietdat volgens de bestaande verordening burgemeester en wet houders ook hebben te zorgen voor „de veiligheid" der ijsbanen, een teere zaak, die eene groote verantwoordelijk heid op hunne schouders legt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1897 | | pagina 97