Bijlage No. 12. r v' V-, Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1898. 1 VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot vaststelling van een besluit tot het heffen en van eene verordening op de invordering van havengeld. Aan den raad der gemeente Leeuwarden. Mijne Heeren Onder bijvoeging van eene memorie van toelichting, hebben wij de eer u hierbij ter vaststelling aan te bieden 1°. een ontwerp-besluit tot het heffen van havengeld; 2°. een ontwerp-besluit op het invorderen van het havengeld. Leeuwarden den 10 Mei 1898. Burgemeester en Wethouders VAN ÏÏARINXMA Burgemeester. P. A. BERGSMASecretaris. De Raad der gemeente Leeuwarden Overwegende dat het besluit tot het heffen van een recht onder den naam van havengeld, laatstelijk vastge steld den 3 September 1895, met 1 Januari 1899 vervalt en het wenschelijk is, met die heffing voort te gaan Besluit vast te stellen de volgende tot het heffen van VERGROENING havengeld. Art. 1. Er wordt ten behoeve der gemeente een recht geheven onder den naam van havengeld voor de vaartuigen en houtvlotten, in de gemeente ligplaats nemende, behoudens de uitzonderingen en vrijstellingen hierna vermeld. Art. 2. Het recht bedraagt bij elke aankomst a. voor schepen en stoombooten, in eene vaste beurt varende en vaste ligplaats hebbende: bij een inhoud van 26 kubieke meter en daarboven per kubieken meter1£ cent. bij een inhoud van 20 tot en met 25 kubieke meter, per vaartuig20 bij een inhoud van 15 tot en met 19 kubieke meter, per vaartuig15 bij een inhoud van 5 tot en met 14 kubieke meter, per vaartuig10 voor trekschepen of barges, per vaartuig5 b. voor schepen en stoombooten, die niet in eene vaste beurt varen, per kubieken meter inhoud1£ Indien deze schepen en stoombooten langer dan vier achtereenvolgende weken in de gemeente ligplaats hebben, is na afloop van ieder tijdvak van vier weken het recht op nieuw verschuldigd. Voor pramen, jachten en booten, die voort durend in de gemeente ligplaats hebbenbe draagt het recht per week voor eiken kubieken meter inhoud1 Voor houtvlotten bedraagt het recht per week voor elke 15 vierkante meter oppervlakte 10 Gedeelten van weken en van oppervlakte worden voor vol genomen. Art. 3. Door „inhoud" wordt verstaan de ruimte der vaartuigen volgens Koninklijk besluit van den 30 Juli 1894 no. 27 (Staatsblad no. 141.) Indien de belastingschuldige in het bezit is van een wettigen volgens het aangehaalde Koninklijk besluit af gegeven meetbrief, niet ouder dan 5 jaar, en hij dezen aan den pachter of gaarder vertoont, wordt het recht be rekend overeenkomstig dien meetbrief. Anders wordt de inhoud van het vaartuig door den pachter of gaarder geschat en is de belastingschuldige gehouden, volgens die schatting het recht te betalen. De opgave van de oppervlakte der houtvlotten moet geschieden door den belastingschuldige, behoudens de be voegdheid van den pachter of gaarder, om de oppervlakte te doen opnemen. Art. 4. Indien het recht wegens vaartuigen, bedoeld bij art. 2 litt. a, voor zoover daarmede in den dienst door de ge zamenlijke schippers viermalen of meer in de week wordt gevaren, bij vooruitbetaling wordt voldaan, kan voor deze vaartuigen worden volstaan met de betaling van 60 van het daarvoor bepaalde bedrag. Yoor gelijke vaartuigen, doch waarmede in den dienst door de gezamenlijke schippers minder dan viermalen in de week wordt gevaren, kan bij vooruitbetaling worden volstaan met de betaling van 80% van het daarvoor be paalde bedrag. Bij vooruitbetaling wordt het verschuldigde berekend naar het getal beurtvaarten, die met de vaartuigen vol gens de publiek gemaakte dienstregeling moeten worden volbracht. Yoor pramen, jachten en booten, die voortdurend in do gemeente ligplaats hebbenkan bij vooruitbetaling worden volstaan met de betaling van 20 cent per kubieken meter inhoud. Art. 5. Onder vooruitbetaling wordt verstaan 1°. voor de vaartuigen, bedoeld bij litt. a van art. 2, het vooruitbetalen voor een kwartaal 2°. voor de pramen enz., bedoeld bij de laatste alinea van het vorig artikel, het vooruitbetalen voor een jaar. De vooruitbetaling moet zijn geschiedvoor de vaar tuigen sub 1° bedoeld, binnen de eerste 14 dagen van het kwartaal, en wegens de vaartuigen, sub 2° bedoeld, binnen de eerste 14 dagen van het jaar. Art. 6. Het recht is verschuldigd door de gezagvoerders, schip pers of eigenaars der vaartuigen en houtvlotten enbij afwezigheid door hendie in hunne plaats optreden. Indien meer dan één gezagvoerder of schipper op het vaartuig is geplaatstzijn allen hoofdelijk voor het recht aansprakelijk. Art. 7. Geen recht is verschuldigd wegens vaartuigen en hout vlotten, welke ligplaats hebben wat de Dokkumer Ee betreftten noorden van het brugje op Camstraburen bij de woning no. 133; wat het Vliet betreft, ten oosten van de Poppebrug; wat de Potmargo aangaat, ten oosten van de lijn ge trokken van de zuidelijke grens der sloot, ten zuidwesten van het aschland, tot den zuidwestelijken hoek van het perceel, kadastraal sectie G, no. 5125, waarop de stroo- eartonfabriek is gesticht wat de Harlingervaart betreft, ten westen van de lijn, getrokken van de westzijde van het huis, plaatselijk be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1898 | | pagina 38