Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1898. In 1892 is mede eene leening aangegaan ten behoeve der gasfabriek, waarop met 1899 nog 44,000 moet worden afgelost, doch de laatste aflossing op deze leening moet eerst plaats hebben in 1921, zoodat deze de jaarlijksche begrootingen weinig bezwaart en dus kan blijven doorloopen. Nu toch eene nieuwe leening dient te worden uitge schreven meenen wijdat het aanbeveling verdientde 114,000 daarin op te nemen. Weliswaar heeft men steeds voor de gasfabriek afzonderlijke leeningen aangegaan, doch noodzakelijk is dit niet. Ook die schuld is en blijft een gemeenteschuld voor welker aflossing de gemeente verantwoordelijk is, geheel afgescheiden van de uitkomsten der exploitatie van de fabriek. Ook uit een administratief oogpunt kan daartegen wel geen bezwaar bestaan daar toch steeds kan worden na gegaan, welk bedrag van het restant der leening ten laste blijft van de fabriek. Naar den stand der geldmarkt zal het verkieslijk zijn, een SV2 percents leening uit te schrijven. De leening voor de gasfabriek is mede tegen die rente aangegaanzoodat in dit opzicht door de conversie wel geen verlies van beteekenis zal behoeven te worden geleden. Op grond van het voorgaande stellen wij u voor, te besluiten 1°. tot algeheele aflossing der leening van 228,000, ten behoeve van de gemeentelijke gasfabriek aangegaan krachtens raadsbesluit van 13 Mei 1890 no. 11, en zulks met 1 Januari 1899; 2°. tot vinding der middelen voor die aflossing, be dragende 114,000 en tot aflossing der tijdelijke geld- leeningen, uitgetrokken op de gemeente-begrootingen voor 1897 en 1898, tot een gezamenlijk bedrag van 64,000, alsmede tot het bestrijden der in 1899 uit te keeren subsidie aan de Drinkwaterleiding-Maatschappijgroot 6250, aan te gaan eene geldleening tot een bedrag van 190,000, tegen eene rente van 37a percent in het jaar; 3°. voor deze geldleening vast te stellen het volgende 2? XJ HST. Art. 1. Deze geldleening wordt aangegaan tot een bedrag van een honderd negentig duizend gulden (ƒ190,000), tegen eene rente van drie en een half ten honderd in het jaar. Zij is verdeeld in obligatiën van 1000, gesteld op naam of aan toonder, ter keuze van den inschrijver. Dc obligatiën kunnen op verlangen van den inschrijver worden gesplitst in onderdeden van 500 en 200. Dc gesplitste obligatiën ontvangen eenzelfde nummer doch worden onderscheiden door bijvoeging van een dei- eerste letters van het alphabet. Art. 2. Bij elke obligatie wordt afgegeven een stel halfjaarlijksche coupons, verschijnende 1 Januari en I Juli. Verder wordt bij elke obligatie een bewijs gevoegd voor het kosteloos bekomen van nieuwe coupons. Art. 3. Het bedrag der rente en aflossing wordt jaarlijks op de begrooting der inkomsten en uitgaven van de gemeente gebracht en uit de gewone inkomsten der gemeente bestreden. Art. 4. De deelneming in deze leening geschiedt bij openbare inschrijving. Bij de inschrijving moet worden opgegeven het getal gesplitste obligatiën, die men mocht verlangen, benevens het bedrag van iederen wanneer obligatiën op naam worden verlangd, de namen van de betrekkelijke personen. De biljetten van inschrijving moeten op zegel geschreven en vóór of op den door burgemeester en wethouders te bepalen tijd bij hun college zijn ingekomen. Op den omslag der biljetten moet worden vermeld ..Biljet van inschrijving op de geldleening van ƒ190,000." De opening der biljetten heeft plaats in eene openbare vergadering van burgemeester en wethoudersop een daartoe door hen te bepalen tijdstip. Art. 5. Voor zoover de aanbiedingen aan burgemeester en wethouders aannemelijk voorkomen erlangt de hoogste inschrijver de aandeelen, waarvoor hij heeft ingeschreven daarop volgt degenedie na hem het hoogste bod heeft gedaan en zoo vervolgens. Indien door verschillende inschrijvers voor gelijken prijs is ingeschreven en die inschrijvingen niet alle in haar geheel kunnen worden aangenomenomdat daardoor het benoodigd bedrag zou worden overschredenwordt aan ieder dier inschrijvers een getal obligatiën toegewezen evenredig aan het getal der door hen voor gelijken prijs gevraagde obligatiën. Bij een gelijken prijs van inschrijving hebben de houders van obligatiën van de leening van 1890 aangegaan ten behoeve van de gasfabriek tot een bedrag van ƒ228,000, recht van voorrang, mits bij de inschrijving worden op gegeven de nummers der obligatiën, waarvoor zij van dien voorraug gebruik zouden wenschen te maken. Binnen vier dagen na het openen der biljetten wordt aan henwier inschrijvingen geheel of ten deele zijn aangenomen daarvan kennis gegeven. Art. 6. Indien niet voor het volle bedrag is ingeschreven of een deel der inschrijvingen door burgemeester en wet houders onaannemelijk wordt geachtzijn deze bevoegd tot het aannemen der inschrijvingen, die hun aannemelijk voorkomen en om óf de verdere deelneming in de leening te sluiten óf voor het restant eene nadere inschrijving te openenzoo noodig met wijziging van het tijdstip van storting in art. 7 en van het ingaan der rente in art. 8 bepaald. Art. 7. De storting der ingeschreven en aangenomen bedragen moet plaats hebben op den 2 Januari 1899ten kantore van den gemeente-ontvanger te Leeuwarden of van de kasverecniging te Amsterdam. Zy geschiedt tegen afgifte van bet vereischte getal obligatiën. Vóór den 24 December 1898 moet aan burgemeester en wethouders worden opgegeven aan welke der beide kantoren men de storting wenscht te doen en tot welk bedrag. Art. 8. De rente gaat in op den 1 Januari 1899. Art. 9. Op deze leening zal, aan te vangen met 1899, worden afgelost als volgt in de eerste 15 jaren en alzoo tot en met 1913 ƒ4000 per jaar, in de volgende jaren 5000 per jaar. De raad behoudt zich echter voorjaarlijks meerof wel het restant der leening in ééns af te lossen. Art. 10. De Januari-coupon is betaalbaar op den 2,Jen Januari en zoo deze datum op een Zondag valtop den 3,ien Januari; de Juli-coupon en de ter aflossing aangewezen obligatiën zijn betaalbaar op den 2,len Juli, indien de lste Juli op een Zondag valt. De betaling geschiedt aan de kantoren in de eerste alinea van art. 7 vermeld. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1898. 3 Art. 11. De jaarlijksche aflossing geschiedt bij uitloting. Do uit loting heeft plaats in de maand October van ieder jaar, in eene openbare vergadering van burgemeester en wethouders. De uitslag daarvan wordt in een of meer der in deze gemeente uitkomende dagbladenalsmede in twee te Amsterdam of elders verschijnende effectenbladen bekend gemaakt. Hij do ter aflossing aangeboden obligation moeten zijn gevoegd de nog niet verschonen coupons met bijbehoo- renden talon. Art. 12. Aan kassiers en handelaars in effecten wordt provisie toegekend voor de door hen ingeschreven en door burgemeester en wethouders aangenomen sommen te voldoen op daartoe in te dienen declaratie. Art. 13. De obligatiën en couponsdie niet binnen vijf jaren na den termijn van aflossing en verschijning zijn aange boden, worden niet meer voldaan, maar komen ten voor- deele der gemeente Leeuwarden. Voorgesteld ter raadsvergadering van den 28 Juni L898 door Burgemeester en Wethouders voornoemd J. TROELSTRA loco-Burgemeester. P. A. BERGSMA Secretaris. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co., Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1898 | | pagina 41