Bijlage no 40.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
Volgno. 198. Het doen verven van plafonds en muren
in schoollokalen heeft meermalen, o.a. bij de behandeling
der gemeentebegrooting voor 1896, een punt van bespre
king uitgemaakt.
Na van de vereeniging ter bevordering van de volks
gezondheid de inededeeling te hebben ontvangen, dat het
verven van muren en plafonds in schoollokalen in geval
van besmetting boven het witten aanbeveling verdient,
was destijds door burgemeester en wethouders een post
van 800 op do begiooting gebracht voor het verven
van 8 lokalen van gemeenteschool no. 11.
De Raad heeft echter de uitgetrokken som geroijeerd,
en sedert is men daarop, voor scholen althans, niet terug
gekomen.
Alleen in het armhuis, waar het schoonmaken door
verpleegden en dus zeer goedkoop kan geschieden, werd
voortgegaan met het verven van muren enz tot 1898,
toen bij zijne begrooting voor dat jaar door den directeur
der gemeentewerken werd meegedeeld, dat voortzetting
der verfwerken niet was aan te raden, omdat, tengevolge
van het optrekken van vocht in de muren, de verf spoedig
bladert en afvalt.
Eerst zou moeten worden voorzien in het maken van
nieuwe, beter vocht keerende trasramen.
Dit zou ook met de scholen het geval zijn, terwijl een
berekening van den diiecteur voorts in het licht stelt,
dat de kosten van verven met het jaarlijksch onderhoud,
de kosten van witten aanmerkelijk zouden overtreffen.
Volgno. 14. De aandacht van burgemeester en wet
houders is bij voortduring gevestigd op de ligplaatsen der
schepen, ook in verband met bij hen ingekomen adressen
voor vaste ligplaatsen voor stoom booten. Echter zijn bur
gemeester en wethouders op grond van een herhaald
plaatselijk onderzoek van oordeel, dat de beschikbare
ruimte thans niet voldoende is om aan alle dienaangaande
geopperde wenschen te voldoen, ook met het oog op sedert
jaren gevestigde toestanden.
Intussehen zijn burgemeester en wethouders bereid te
beproeven, in hoeverre aan dc Westerkade voor stoom-
booten plaats kan worden gemaakt.
Op den duur zal wellicht de noodzakelijkheid blijken om
voor het verleenen van vaste ligplaatsen een recht te heffen.
De opbrengst daarvan zou dan kunnen dienen om de
aanlegkosten te bestrijden van nieuwe kaden, waarvoor
zoowel de wal langs den Noordersingel als die langs den
Oostersingel tegenover de Gasfabriek in aanmerking kun
nen komen.
Volgno 60. Eene vergoeding voor het gebruik van
de instrumenten van het Gymnasium, ten behoeve van
de Landbouwwinterschool, is voorshands niet op de be
grooting uitgetrokken, in afwachting van het alsnog daar
omtrent te nemen raadsbesluit.
Het daartoe betrekkelijk voorstel zal den Raad zóó
tijdig worden aangeboden, dat do te bepalen vergoeding,
bij de behandeling der gemeente-begrooting, alsnog onder
de inkomsten zal kunnen worden opgenomen.
Leeuwarden, 21 October 1899.
Burgemeester en Wethouders.
A. RÖELLBit rgem easier.
P. A. BERGSMA Secretaris.
v
Stoom Bock- en Steendrukkerij- van X. Miedema Co., Leeuwarden.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
1
VOORSTEL van burgemeester en wethouders
tot indeeling van het bouwterrein aan
de zuidzijde van het Niauwe Kanaal
en tot openbaren verkoop van een ge
deelte van dat terrein in verband met
het voorstel van de heeren A. Duparc
en W J. Oosterhoff Jz.
Mijne fleeren
Terwijl bij uw besluit van 14 April 1896 no. 18 de
bepalingen en voorwaarden werden vastgesteld, onder
welke ter bebouwing worden uitgegeven de terreinen, uit
makende de blokken I—IX van de gronden, gelegen aan
de Noord- en Zuidzijde van het Nieuwe Kanaal, werden
de terreinen aan de zuidzijde van het Kanaal, gelegen
tusschen blok IX en de 2de Kanaalbrug, daarvan uit
drukkelijk uitgezonderd en daaromtrent bepaald, dat af
zonderlijke aanvragen aan den gemeenteraad zouden kun
nen worden gericht.
Zoo kwam dan ook eenigen tijd geleden een verzoek
bij u in van den heer Meijer, om een gedeelte van het
terrein tusschen blok IX en de 2de Kanaalbrug te mo
gen koopen, waaraan door u gevolg is gegeven bij besluit
van 12 September 1899 no. 6a.
Dat verzoek kon gereedelijk worden ingewilligd, omdat
het betrof het Noordwestelijk gedeelte van het terrein,
dat aan twee zijden begrensd werd door bestaande stra
ten, n.I. de Emmakade Zuidzijde en de Maria-Louisastraat.
Sedert is echter de heer Zandleven met ons in onder
handeling getreden over aankoop van bouwterrein ten
Oosten van de laatstgenoemde straatwaarbij door
hem de voorwaarde werd gesteld, dat niemand meer
zoude kunnen bouwen tusschen zijn terrein en den spoor-
of tramweg.
Aan dat verzoek nu kan onmogelijk worden voldaan,
indien niet de Raad vooraf een plan van aanleg van
het terrein, gelegen tusschen de Maria-Louisastraat en de
2de Kanaalbrug, vaststelt. Meer bepaaldelijk zal moeten
worden besloten, of langs de trambaan te dier plaatse al
dan niet een straat zal worden geprojecteerd en welk
stratenplan zal worden ontworpen op het w.estelijk ge
deelte van meerbedoeld terrein.
Na ampele bespreking bij burgemeester en wethouders,
werd door ons aan den directeur der gemeentewerken op
gedragen, een plan van bebouwing van het geheele ter
rein op te maken, waaraan die ambtenaar bij missive van
28 October 1899 heeft voldaan.
Inmiddels was bij den Raad ingekomen een voorstel
van de heeren A. Duparc en W. J. Oosterhoff, strek
kende om in beginsel te besluiten tot geleidelijken open
baren verkoop van de bij Raadsbesluit van 14 April 1896
no. 18 ter bebouwing aangewezen terreinen, ten Noorden
en ten Zuiden van het Nieuwe Kanaal, welk voorstel aan
ons in handen werd gesteld ten fine van prae-advies.
Wij kunnen het gevoelen der genoemde heeren niet
deelen, waar zij zeggen, dat niet is beantwoord aan de
verwachtingen, welke men in 1896 omtrent den verkoop
koesterde en dat niets schijnt aan te duiden, dat er in
dit opzicht weldra eene belangrijke verbetering zal komen.
Niemand toch kan zich in 1896 hebben voorgesteld, dat
reeds dadelijk na het aanleggen der straten belangrijke
gedeelten der bouwterreinen zouden worden verkochten
bebouwd. Dit kan slechts zeer geleidelijk geschieden en
vooral lag het voor de hand, dat niet dadelyk de onder
nemingsgeest der bouwmeesters in onze gemeente zich
bij voorkeur zoude richten op een stadsgedeelte, waar tot dus
verre de uitbreiding der bebouwde kom nog slechts in
geringe mate had plaats gevonden. Opmerkelijk is het,
dat, sedert do eerste gebouwen daar ter plaatse zijn ge
sticht, de aanvraag om bouwterrein niet weinig is toe
genomen en wij zijn dan ook van oordeel, dat het niet
onwaarschijnlijk is, dat steeds de aanvragen talrijker on
belangrijker zullen worden, al naarmate de bebouwing
verdere vorderingen maakt.
Om deze redenen, omdat wij de pessimistische ver
wachtingen der voorstellers niet deelen, kunnen wij niet
gunstig adviseeren op het voorstel der heeren Duparc
en Oosterhoff, om te besluiten tot geleidelijken openba
ren verkoop van de bouwterreinen.
Dit neemt echter niet weg, dat het goed kan zijn, nu,
en misschien ook later eens weer, een gedeelte van het
terrein in het openbaar te verkoopen. Vooral thans, nu
nog betrekkelijk weinig is gebouwd, kan dit zijn nut heb
ben. Men wordt zoodoende gewaar, welke waarde het
publiek eigenlijk aan den grond toekentmen komt te
weten, welke soort perceelen als gegadigd worden beschouwd,
welke nietmen verneemt, welke grootte de bouwmeesters
over het algemeen wenschen. Daarmede kunnen wij als
dan met betrekking tot de overblijvende terreinen ons
voordeel doen.
Rekening houdende met het voorstel der heeren Duparc
en Oosterhoff en voldoende aan onze opdracht, heeft de
directeur der gemeentewerken bij zijn meergenoemd scha
ven van 28 October in overweging gegeven
a. in beginsel te besluiten tot vaststelling van het plan,
voorkomende op de overgelegde teekening gemerkt T
b. over te gaan tot openbaren verkoop van de op plan W
voorgestelde bouw-perceelen onder de daarbij gevoegde
voorwaarden
c. ingeval deze perceelen een den Raad voldoend bedrag
kunnen opbrengen, over te gaan tot den aanleg van den
weg om blok X.
Deze missive van den Directeur met bijlagen stelden
wij in handen uwer Commissie voor Openbare Werken,
welke, blijkens overgelegd schrijven, haar instemming met
de plannen betuigt en tot aanneming daarvan adviseert.
Wij kunnen ons eveneens met de voorstellen van den
Directeur der Gemeentewerken vereenigen en hebben
mitsdien de eer, op de gronden hierboven aangevoerd, U
voor te stellen te besluiten
a. niet aan te nemen het voorstel der heeren A. Duparc
en W. J. Oosterhoff Jz. strekkende, om in beginsel te be
sluiten tot geleidelijken openbaren verkoop van de terreinen
ter weerszijden van het Nieuwe Kanaal
b. in beginsel te besluiten tot het vaststellen van den
aanleg der terreinen, gelegen tusschen blok IX en de 2e
kanaalbrug, overeenkomstig het hierbij overgelegde plan,
gemerkt T;
c. over te gaan tot openbaren verkoop van de op het
plan gemerkt W voorgestelde bouwperceelen, op bijgevoegde
voorwaarden
d. ingeval bij dezen openbaren verkoop perceelen wor
den gegund, over te gaan tot den aanleg van de straat
c.a. om blok X, overeenkomstig de teekening gemerkt W.
Leeuwarden, den 8 November 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
A. RÖELL, Burgemeester.
P. A. BERGSMA, Secretaris.
Concept-voorwaarden, te verbinden aan den
openbaren verkoop van BOUWTERREIN
aan- en nabij het Nieuwe Kanaal te
Leeuwarden.
Art. 1.
Do verkooping geschiedt volgens plaatselijk gebruik,
met inzet, verhoogingen, enz.
Elk bod geschiedt per centiare.
Art. 2.
De te verkoopen perceelen zijn op de hierbij behooremlo
kaart met de nommers 1 tot en met 21 aangeduid en op
het terrein uitgezet.