I
I
f
I
Bijlage No. 41.
I':
r
1
1
Bijlage tot het verslag der handelingen van den goinoentornad van Leeuwarden.
1
VOORSTEL van burgemeester en wethouders
tot vaststelling van een besluit tot hef
fing van een recht wegens tijdelijk
straatgebruik en van eene verordening
op de invordering van dat recht.
Leeuwarden, 14 November 1899.
Aan den Gemeenteraad.
Mijne Iieeren l
Wij hebben de eer hierbij ter vaststelling aan te
bieden een ontwerp-besluit tot het heffen van een recht
wegens hot tijdelijk gebruik van de openbare straat dei-
gemeente voor particuliere doeleinden, met eene ontwerp
verordening op de invordering van dat recht en een toe
lichtende memorie.
Nevens deze stukken wordt voorts eeu staat overgelegd
van hetgeen eene heffing als de voorgestelde zou hebben
opgebracht, indien zij reeds over het jaar 1898 ware toe
gepast geworden.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
A. RÖELL, Burgemeester.
P. A. BERGSMA, Secretaris.
ONTWERP.
Do Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat het wenschelijk is over te gaan tot
het heffen van een recht wegens het tijdelijk in gebruik
nemen van de openbare straat der gemeente voor particu
liere doeleinden
Golet op art. 238 der Gemeentewet
Besluit vast te stollen het navolgende
BESLUIT tot het heffen van een recht wegens
TIJDELIJK STRAATGEBRUIK.
Art. 1.
Ten behoeve der gemeente wordt een recht geheven
wegens het, krachtens verleende vergunning of ontheffing,
tijdelijk in gebruik nemen van de ppenbare straat der
gemeente voor de volgende doeleinden
a. het afschutten of omkasten van gebouwen, muren
of erven, zoomede het plaatsen van steigers of schoren
met of zonder omtimmering
b. den opslag, gedurende langer dan een etmaal, van
zand of bouwmaterialen met of zonder schuttingen daar
omheen, buiten afschuttingen of steigerwerken als bedoeld
sub a
c. het plaatsen van timmer-, kalk- of bergloodsen, ten
behoeve van het stichten of veranderen van gebouwen
d. het plaatsen van loodsen, geheel of gedeeltelijk die
nende tot tijdelijke bewoning of voortzetting van bedrijf
of nering.
Onder openbare straat worden verstaan alle aan de
gemeente toebehoorende straten, bruggen, grachten, slooten,
trottoirs, goten, stegen, pleinen, wallen, wegen, wandel
plaatsen, plantsoenen, open plaatsen of sloppen.
Art. 2.
Het recht bedraagt één cent per dag voor eiken vier
kanten meter oppervlakte, die in gebruik wordt genomen,
gedeelten voor vol gerekend.
Art. 3.
De opmeting der ingenomen oppervlakte geschiedt door
daartoe door of van wege burgemeester en wethouders
aangewezen ambtenaren, die van de ingenomen opper
vlakte terstond schriftelijk kennis geven aan belanghebbenden.
Bij steigers of schoren zonder omtimmering wordt de
door de palen ingenomen oppervlakte berekend, alsof zij
van omtimmering waren voorzien.
Is slechts een enkele paal geplaatst, dan wordt als opper
vlakte aangenomen het vierkant van don afstand tusschen
die paal en het particuliere eigendom.
Indien planken uitsteken buiten de door de steigerpalen
ingenomen oppervlakte, wordt dit meerdere bij de bepaling
daarvan in rekening gebracht.
Art. 4.
Het recht is verschuldigd door dengene, ten wiens name
de in art. 1 bedoelde vergunning of ontheffing is gesteld,
van den dag af, waarop met het in gebruik nemen der
openbare straat een aanvang is gemaakt tot en met dien,
waarop de ontruiming daarvan van gemeentewege is ge
constateerd.
Deze constateering moet geschieden op den dag, waarop
aan den Directeur der Gemeentewerken schriftelijk van
de ontruiming is kennis gegeven.
Art. 5.
Het recht is niet verschuldigd voor die gedeelten van
tot tijdelijke voortzetting van bedrijf of nering dienende
loodsen, welke bestomd zijn voor den verkoop of het ten
verkoop uitstallen van goederen en waarvan derhalve
marktgeld wordt geheven.
Art. 6.
Dit besluit treedt in werking op den len April 1900.
VERORDENING op de invordering van het recht
wegens tijdelijk straatgebruik.
Art. 1.
Het recht wegens tijdelijk straatgebruik is verschuldigd
in één termijn binnen één maand, nadat de ontruiming
van de openbare straat overeenkomstig het bepaalde bij
artikel 4 van het heffingsbesluit van gemeentewege is
geconstateerd.
Art. 2.
De Directeur der Gemeentewerken zendt wekelijks aan
burgemeester en wethouders een staat in van do gecon
stateerde ontruimingen, met vermelding van het door ieder
verschuldigde recht, ingericht overeenkomstig een door
dat college vast te stellen model.
Art. 3.
Deze staat wordt door burgemeester en wethouders
vastgesteld en aan den gemeente-ontvanger ter invorde
ring verzonden.
Art. 4.
De gemeente-ontvanger doet onmiddellijk een extract
uit dien staat uitreiken aan elk der daarin genoemdo
personen, voor zooveel hem aangaat, mot nitnoodiging
om het verschuldigde vóór of op den vervaldag ten zijnen
kantore te voldoen. Bij weigering of nalatigheid geschiedt
de invordering overeenkomstig de bepalingen der artt.
258 tot en met 2(31 der gemeentewet.
Art. 5.
Deze verordening treedt in werking op den len April 1900.
De Raad voornoemd.
UK