2
Bijlage tot het verslag der handeliugen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
Mitsdien wordt nader voorgesteldaan art. 8 toe te voegen verordening worde opgenomen. Bij gewoon ambtelijk
het volgende: schrijven kan de ontvanger, zoo noodig, gewezen worden
Op deze aanvragen wordt door burgemeester en wet- op zijne verplichting, om binnen de grenzen van art. 262
houders beslist. der gemeentewetzoo mogelijkoninvorderbaarverklaarde
Zij deelen hunne beslissing onverwijld aan den belang- belasting alsnog te innen.
hebbende schriftelijk mede.
Deze kan van de beslissing in beroep komen bij den
raad binnen 30 dagen na de dagteckcning der mcdedeeling.
Verder om art. 12 aldus te doen luiden:
Door den belastingschuldige of zijne erfgenamen kunnen
bezwaarschriften tegen den aanslag en het volgens het vorig-art. 2 van het ontwerp-invorderingsbesluit te vervangen
artikel opgemaakte bevelschrift worden ingediend overeen-1 door e volgende bepaling:
Wij kunnen dus meegaan met het voorstelom de tweede
alinea van art. 6 te doen vervallen.
In verband met de noodzakelijk geachte wijziging van
art. 12 van het heffingsbesluitwordt nader voorgesteld.
Het formulier voor het aanslagbiljet wordt door burge
meester en wethouders vastgesteld met inachtneming van
art. 265 der gemeentewet.
De aanslagbiljetten worden door de zorg van den ge
meenteontvanger uitgereikt binnen den termijndaarvoor
bij evengemeld wetsartikel bepaald.
ONTWERP VERORDENING tot het heffen van een
hoofdelijken omslag naar het inkomen.
De commissie van rapporteurs stelt voor, de laatste vier
in strijd is; wat zoo werd betoogd eenmaal bij f alinea's vail art. 4 (die betreffende den aftrek voor kinders
raadsbesluit ondoenlijk is verklaard, kan niet meer op den enz te doen vervallen.
weg van den ontvanger worden gelegd; hij is door dat Met waardeering van de uitvoerige beschouwingen,die
besluit, hetwelk een goedkeurend einde maakt aan al zijne aan dit punt worden gewijd, meenen wij toch, onze voor
pogingen om het bedrag van den aanslag voor de gemeente stellen te dezer zake te moeten handhaven,
machtig te wordengedechargeerdbestaat er kans op
verbetering van positie voor den nalatigeniets belet, de
oninvorderbaarverkjaring uit te stellen maaris ze eenmaal
uitgesproken, dan dient hiermee de zaak afgeloopen te zijn
en bestaan er geene termende invordering alsnog
zonder verplichting aan de diligentie van den ontvanger
komstig de bepalingen van art. 265 der gemeentewet.
OffTWERP-VERQRDENING op de invordering
van het straatgeld.
De commissie van rapporteurs stelt voorde tweede
alinea van art. 6 te doen vervallen.
Daaromtrent wordt in liet verslag het volgende gezegd
,,De tweede alinea van art. 6 der on twerp-verord eni ng
op de invordering gaf in de tweede sectie aanleiding tot
de opmerking, dat ze met de eerste alinea van dat artikel i
op te dragen. Rapporteurs zien de juistheid van deze ingevoerd.
Wij hebben in de memorie van toelichting gezegd,dat
het toestaan van aftrek voor kinderen in ons oog te meer
wenschelijk was, nu met ingang van 1 Januari 1897 de
schoolgelden voor lager onderwijs niet onbelangrijk zijn
verhoogd en ook verhooging van schoolgeld voor voorbe
reidend onderwijs met 1 Januari 1899 zou worden
aanmerkingen in en zullen niet-aannoming van deze tweede
alinea voorstellen."
Maar wij hebben in de memorie van toelichting (bladz.
7 2e kolom bovenaan) tevens hierop gewezen, dat uit den bij
Het hier aangehaalde vindt men in het sectie-verslag de memorie gevoegden staat blijkt, dat bij de toepassing van
onder de behandeling van de ontwerp-verordening op de het Bentamsche stelselbij een aftrek van f 400de
invordering van den hoofdelijken omslag, doch de gewraakte aangeslagenen in de eerste 17 klassen in eene ongunstiger
bepaling komt eveneens voor in art. 6 van de ontwerp- conditie zullen komen, daar het belastbaar inkomen,
verordening op de invordering van het straatgeldzoodat waarnaar de aanslag geschiedt, voor hen hooger zal worden.
Wij meenen hierop nog in 't bijzonder de aandacht te
j moeten vestigen.
Waar de commissie van rapporteurs ook bij het niet
toekennen van kinder-aflrek de voorgestelde tabel wenscht
gehandhaafd te zien, zal, bij een percentage van 5.3 °/0,
in
de le klasse
1.32»;
nu
wor
dt betaald
nihil.
2e
3.97»
3.76"
3e
6.62»
y>
5.56"
4e
9.27»
7.95
5e
11.92»;
11.02"
6e
14 5 7
11.02s
s
7e
15.10s
8e
i
19.87»;
a
15.10s
wij onze opmerkingen omtrent het geciteerde hier laten volgen.
En dan zijn wij zoo vrij er op te wijzendat de onin-
vorderbaarverklaring van oelasting is een besluit, dat den I
ontvanger machtigt om het bedrag dezer belasting in zijne
rekening als on in vorderbaar optenemenmaar dat het
geenszins ton aanzien van do betrokken belastingschuldigen
medebrengt eene geheele of gedeeltelijke kwijtschelding
van belasting.
Art. 262 der gemeentewet verklaart plaatselijke belas
ting verjaard, wanneer deze niet binnen drie jaren, te
rekenen van het tijdschip waarop zij verschuldigd of waar
op de laatste acte van vervolging beteekend was, werd
ingevorderd.
Het administratief besluit van den raad doet dus niets
te kort aan de bevoegdheidjaaan den plicht van den
ontvanger, om ook na de oninvorderbaarverklaring nog
vervolging intestellen als er kans is om de belasting als
nog te innen.
Ten aanzien van hoofdelijken omslag is dit trouwens wel
gebeurd. Indien een ongehuwd belastingschuldige gewei
gerd had de belasting te voldoen en er geen verhaal was. het geval. Zoo zal b.v. bij een inkomen van 5000—5500
heeft men later, wanneer hij gehuwd was en ergoederen volgens de voorgestelde tabel de aanslag zijn naar 5.3
in beslag genomen konden worden, de belasting nog wel f 257.05terwijl die bij de bestaande tabel bedraagt
ingevorderd. 279.25 makende een verschil van f 22.20.
Nu wordt gezegd, dat niets belet de oninvorderbaarver- Wordt de voorgestelde kinder-aftrek toegestaan dan zal
klaring uit te stellen, maar in het belang der comptabiliteit om een gelijk bedrag aan belasting te kunnen verkrijgen,
is het wenschelijk, dat de oninbaarverklaring zooveel mogelijk de percentage van 5.3 °/M gebracht moeten worden op
plaats hebbe binnen zes maanden na afloop van het dienst- 5.71 doch, bij een inkomen als zooeven is gemeld,
jaar, omdat anders op elke gemeenterekening nog achter- zal dan de aanslag zijn4850 X b.71 0 0 /276.93s
standen van kohieren van onderscheidene dienstjaren zouden en dus nog beneden den tegenwoordigen. Eerst bij hoogere
voorkomen. inkomens zal de schaal ten nadeele der belastingschuldigen
Intusschen achten wij de zaak niet van zoodanig belangoverslaan, doch bij een inkomen van 1000Ö—11000
dat omtrent dit punt eene uitdrukkelijke bepaling in de zal dit nadeel nog slechts f 20 bedragen.
De 8e klasse loopt van f 750—800. Voor die klasse
zou het verschil zijn f 4.77s, zijnde meer dan een halt
percent van het inkomen.
In de volgende zes klassen blijft nog altijd in sterke
mate het nadeel aan de zijde van de nieuwe tabel.
In de hoogere klassen is echter het tegenovergestelde
Bijlage van het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
3
Zonder aftrek voor kinderen toe te staanzal de nieuwe
tabel in 't nadeel zijn van ongeveer 3500 belastingschul
digen die het laagste inkomen hebbenterwijl deze
belastingschuldigen, in verhouding tot hun inkomen, ook nog
het meest gedrukt worden door de verhoogde schoolgelden.
Bij niet-aanneming van het voorstelom de laatste 4
alinea's van art. 4 te doen vervallen, stelt de commissie
van rapporteurs voor, eenige wijziging te brengen in de
alinea's 4 en 5.
Wij meenendat de bedoeling van rapporteurs is, dat
alinea 4 aldus worde gelezen
Indien een belastingschuldige op 1 Januari van het
dienstjaarwaarvoor de belasting wordt geheven kinderen
of aangehuwde kinderen heeftbeneden den leeftijd van
17 jaar, die inrichtingen van lager-, middelbaar- of
gymnasiaal onderwijs bezoeken en geene eigene inkomsten
hebbenwordt voor elk zoodanig kind van de resteerende
som 50 afgetrokken."
Wij hebben bezwaar tegen het inlasschen der woorden
„die inrichtingen van lager-middelbaar- of gymnasiaal
onderwijs bezoeken." Wij zijn van de veronderstelling
uitgegaandat kinderen van beneden 17-jarigen leeftijd
steeds zijn ten laste van hunne oudersen dit juist moet
het criterium zijn niet het schoolbezoek.
In de volgende alinea zijn wij uitgegaan van het denk
beeld dat kinderen boven dien leeftijd die nog lager-
middelbaar- of hooger onderwijs genietenmede geheel
komen ten laste hunner ouders.
Om in die alinea op het woord „bezoeken" te laten
volgen„en geen eigen inkomsten hebben", bestaat bij
ons geenerlei bedenking.
Met liet voorstel der commissie van rapporteurs om
in de slot-alinea van art. 6 het woord „twee" te doen ver
vangen door „drie" kunnen wij ons vereenigen.
Ten aanzien van het voorstelom de tweede alinea
van art. 7 te roieeren maken wij do volgende opmerking
Art. 6 sub 1°, omschrijft de meer vaste inkomsten
waaronder ook die uit effecten worden genoemd.
In verband met het bepaalde bij art. 9 zal voor den
aanslag gelden de toestand zooals die is op 1 Januari
van het dienstjaar. Indien nu een particulier op 1 Januari
150000 aan effecten bezit, die op dat oogenblik eene
rente geven van f 7500 en hij heeft daarop een beleenings-
schuld van f 50000tegen eene rente van f 2500
dan wordtin verband met art. 8zijn inkomen uit
effecten gesteld op 5000ongeacht hunne waarde.
Intusschen worden onder de meer veranderlijke inkom
sten (art. 6 sub 2°)o.a. ook genoemd dividenden van
aandeelen in vennootschappen, reederijen enz.die berekend
moeten worden over de twee (of drie) laatst voorafgaande
jaren. Indien nu de houder dier aandeelen ze alle of ten
deele in het vorige jaar met schade heeft omgezet in andere
fondsen of in goederen zal hij volgens de laatste alinea
van art. 7 dit niet in rekening kunnen brengen terwijl
evenmin in aanmerking zal worden genomen de kapitaal-
winst die hij door de omzetting mocht hebben gemaakt.
In 't algemeen de kapitaal winst of het kapitaalverlies
wordtin het geval bij de laatste alinea van art. 7 bedoeld
niet als inkomst of verlies van inkomst beschouwd.
Het komt ons voor, dat er alleszins aanleiding bestaat
om deze bepaling te behouden.
Met de wijzigingen door de commissie van rapporteurs
sub II, 4° en 5° voorgesteld, kunnen wij ons vereenigen.
Leeuwarden, den 28 Januari 1899.
Burgemeester en Wethouders
A. RÖELL, Burgemeester.
P. A. BERGSMA. Secretaris.
Stoom Boek- en Steendrukkerij N. Miedenu Co.. Leeuwarden.