2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
eene schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een of
meer bij hen als genoegzaam solvabel bekende personen,
waarbij deze zich ten behoeve van den aanvrager hoof
delijk tot boig of borgen stellen voor de richtige naleving
der bij ever.tueele toewijzing op hem rustende verplchtingen,
zal daaraan door den aanvrager onmiddellijk moeten
worden voldoen.
Art. 7.
Degene, aan wien het terrein voorloopig is toegewezen,
moet binnen 24 urennadat hij hiervan kennis heeft
bekomen ten kantore van den gemeente-ontvanger
als waarborgsom storten vijf procent van den koopprijs.
De waarborgsom wordt teruggegeven, wanneer aan de
bepalingen der artt. 16 tot en met 23, voor zoover van
den kooper of erfpachter afhankelijk, is voldaan.
Art. 8.
Indien het terrein in koop wordt veilangd, moet de
koopsom ten kantore van den gemeenteontvanger worden
betaald in één termijn, twee maanden na de verteekening
der koopacte, of in twee termijnen, als wanneer de helft
op evengemeld tijdstip en de wederhelft zes maanden
daarna zal moeten worden betaald.
Van de wederhelft zal door den kooper eene rente
moeten worden vergoed naar vier ten honderd in het jaar,
ingaande twee maanden na de verteekening der koopacte
en loop zullende houden tot de koopsom geheel is voldaan.
Indien de kooper in het aanzuiveren van den eersten
termijn van betaling nalatig is, is de volle koopsom met
de hiervoren bepaalde rente, die alsdan over de volle
koopsom verschuldigd is, dadelijk invorderbaar.
Het enkel verloop der termijnen zal tot ingebrekestelling
voldoende zijn.
Art. 9.
De jaarlijksche erfpachtsom bedraagt vier een tweede
procent van de koopsom.
Zij is verschuldigd van den dag af, waarop de acte van
erfpacht door partijen is vertcekend. Zij moet jaarlijks in
één termijn vóór of op 31 December aan den gemeente
ontvanger worden betaald, het eerste jaar tot een bedrag
berekend van af de dagteekening der acte tot het einde
des jaars.
Alle belastingen, die op den in erfpacht uitgegeven
grond of op de daarop gestichte gebouwen mochten
liggen of gelegd worden, zijn voor rekening van den
erfpachter.
Art. 10.
Op het uitgeven in erfpacht zijn, behalve de bepalingen
van het vorig artikel, van toepassing de artt. 767—783,
met uitzondering van art. 776, 2e alinea, van het Bur
gerlijk Wetboek, met dien verstande, dat het terrein in
altijddurende erfpacht wordt uitgegeven.
Art. 11.
De acte van koop of erfpacht moet worden opgemaakt
binnen 30 dagen na den termijn, vermeld in de le alinea
van art. 5.
Art. 12.
Het terrein kan vrij worden aanvaard, zoodra de in het
vorig artikel bedoelde acte is verteekend. Van af dat
tijdstip gaat de hoed, noed en het onderhoud van het
terrein over op den verkrijger.
Art. 13.
De verkrijger moet het terrein ontvangen zoo goed en I
zoo kwaad als het moge wezen, voor de grootte, dié het
in de acte is verklaard te hebben en in den toestand
waarin het is bij de verteekening der acte, met alle daar
aan verbonden bekende of onbekende gebreken, lusten.
lasten, actiën, heersehende en lijdende erfdienstbaarheden,
massaliteiten, bezwaren van onderhoudsrechten en ver
plichtingen en wat van dien aar4 meer moge zijn, zonder
dat de verkrijger eenig verhaal zal kunnen uitoefenen
tegen de gemeente, die geene andere vrijwaring belooft,
dan voor den eigendom of het volle genot van het terrein,
indien de verkrijger daarin mocht worden gestoord.
Art. 14.
Tot waarborg voor de onbetaalde kooppenningen en
renten wordt door de gemeente het recht van eerste hy
potheek op het afgestaan terrein voorbehouden, met on
herroepelijke volmacht om, bij gebreke van behoorlijke
j voldoening van kooppenningen en renten op de aange
wezen tijdstippen, het terrein, met alle daarop gestichte
gebouwen of getimmerten, in liet openbaar volgens de
plaatselijke gebruiken te doen verkoopen, ten einde uit
de opbrengst zoowel de koopsom als de renten en kosten
te verhalen.
Zoolang de koopsom niet volledig is voldaan, zal de
kooper het terrein, bebouwd of onbebouwd, niet anders
dan met schriftelijke toestemming van burgemeester en
wethouders mogen verhuren en zal, ingeval van willigen
verkoop, geene zuivering van hypothecaire inschrijvingen,
ten voordeele van de gemeente genomen, kunnen worden
gevorderd.
Art. 15.
Alle kosten op den verkoop of de uitgifte in erfpacht
vallende, die der hypotheekstelling en inschrijving daar
onder begrepen, komen ten laste van den verkrijger.
Art. 16.
Behoudens het opvolgen van de gemeentelijke verorde
ningen op het bouwen en inrichten van woningen, voor
zoover betrekkelijk, moeten voor het bebouwen van het
terrein door den verkrijger opgevolgd en in acht genomen
worden de bepalingen in de volgende artikelen vermeld.
Art. 17.
Binnen drie jaren na de dagteekening der acte van
koop of erfpacht zal het terrein met een of meer woon
huizen, waarvan de door één gezin te bewonen opper
vlakte ten minste 100 vierkante meter moet bedragen,
bebouwd moeten zijn.
De vertrekken mogen geene mindere verdiepingshoogte
hebben dan 3.50 meter, gemeten tusschen bovenkant vloer
en onderkant balklaag of plafond. Burgemeester en wet
houders kunnen afwijking van deze bepaling toestaan voor
huizen of gedeelten daarvan, die door één gezin zullen
worden bewoond en meer dan twee kamers bevatten.
De vóórgevel der gebouwen (de zuidelijke gevels) moeten,
gemeten uit den beganen grond van het voorliggend
voetpad tot den bovenkant van de gootlijst, eene hoogte
hebben van ten minste 8.50 meter. Burgemeester en wet
houders kunnen voor gedeelten van die gevels ontheffing
van deze bepaling verleenen.
Art. 18.
Het terrein moet aan de zijde van den weg (zuidzijde)
zoodanig worden volgebouwd, dat aan de westelijke grens
ten hoogste 3 meter onbebouwd blijve. Burgemeester
en wethouders kunnen van deze bepaling afwijking toe
staan. Voorts zal, hetzij aan de oostelijke grens van het
terrein, hetzij tusschen de te stichten gebouwen, ruimte
mogen worden gelaten voor een steeg of toegang tot het
achtererf der gebouwen van ten hoogste twee meter.
Art. 19.
In de gestichte woonhuizen mogen geene beroepen of
bedrijven worden uitgeoefend, waarvoor volgens de wet
van 2 Juni 1875 (Staatsblad no. 95) vergunning noodig is.
Bijlage tot het verslag dor handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
3
Art. 20.
Voordat tot het bouwen wordt overgegaan, zullen aan
burgemeester en wethouders teekeningen van de te stichten
gebouwen moeten worden overgelegd, wat de plattegronden
betreft op de schaal van 1 a 100 en wat de doorsneden
en gevels aangaat, op de schaal van 1 a 50.
Eerst na goedkeuring der teekeningen door genoemd
college mag met het bouwen worden aangevangen.
Art. 21.
Het gedeelte van het terrein, dat niet de hoogte mocht
hebben van den beganen grond tegen het trottoir aan de
zuidzijde, moet door den eigenaar of erfpachter op zijne
kosten tot die hoogte gebracht worden.
Art. 22.
In het terrein moeten een of meer riolen worden gelegd,
aansluitende aan het door de gemeente in den publieken
weg gelegde riool en de verkrijger moet tevens zorgdragen,
dat het terrein niet naar de slooten of andere terreinen
afwatert.
De riolen binnen het bouwterrein moeten, wat ligging, J
afmetingen en constructie betreft, voldoen aan door burge-
meester en wethouders te gevon voorschriften en onder
van hunnentwege te stellen toezicht worden gelegd.
Buiten het bouwterrein geschiedt de aanleg vanwege
het gemeentebestuurde kosten daarvan komen echter ten
laste van den eigenaar of erfpachter.
Geen der riolen mag ingericht of gebezigd worden tot
loozing van faecale stoffen.
Art. 23.
Behoudens de bepalingen van art. 690 tot en met 698
van het Burgerlijk Wetboek, als in het algemeen toepas
selijk. wordt, in zooverre met afwijking daarvan, bepaald,
dat op de noordelijke grens van het terrein door den
eigenaar of erfpachter een houten schutting, waarin geene
deuren of vensters of openingen mogen zijn, moet worden
gemaakt en voortdurend onderhouden, hoog 1,90 meter
van den beganen grond, van vuren planken ter dikte van
3 centimeter, behalve de grondplank, welke van Ameri
kaansch greenen hout moet zijn alle gespijkerd tegen
palen van Amerikaansch greenen hout, ter (fikte van 10
bij 15 centimeter en ter lengte van 3,10 meter, staande
op afstanden van twee meter.
De schutting en de palen moeten aan alle zijden twee
malen worden gegrondverfd.
Indien de eigenaar of de erfpachter niet of slechts ten
deele op de oostelijke grens van het terrein bouwt, zal
hij aan den eigenaar van het perceel, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, sectie G no. 6134 moeten ver
goeden de helft der kosten van de aan die grens geplaatste
schutting en belast zijn met de helft der kosten van
onderhoud van die afscheiding.
Mede in afwijking in zoover van de in den aanhef van
dit artikel aangehaalde artikelen van het Burgerlijk Wet
boek zal de open te laten ruimte aan de westzijde van
het terrein door den eigenaar of erfpachter van den open
baren weg moeten worden afgescheiden door een ijzeren
hekwerk, ter hoogte ten minste van 1,30 meter, te meten
uit den beganen grond.
Art. 24.
De eigenaar of erfpachter moet dulden, dat vanwege
de gemeente aan de gestichte gebouwen al de toestellen
voor straatverlichting, brandweer en voor de benaming
van de straat of weg worden aangebracht, welke burge
meester en wethouders noodig oordeelen.
Art. 25.
De kooper of erfpachter en alle volgende rechtver
krijgenden zijn, op straffe van verbeurte eener boete, ten
bedrage van de koopsom of twintigmaal de jaarlijksche
pacht, ten voordeele der gemeente, verbonden, de bepalingen,
van art. 17 tot en met art. 24 na te leven en diebij
overdracht hunner rechten, in de acte van overdracht op
te nemen.
Bovendien heeft de gemeente het recht om, wegens het
niet naleven dezer bepalingen, de ontbinding van den
koop of de vervallenverklaring van het erfpachtrecht te
vorderen.
Art. 26.
Indien het terrein niet binnen den tijdin de eerste
alinea van art. 17 vermeld, volgebouwd is, verbeurt de
eigenaar of erfpachter voor iedere maand vertraging eene
boete van vijf procent van de koopsom of het bedrag van
één jaar erfpacht.
Wanneer bij de uitvoering der bouwwerken blijkt, dat
de volgens artikel 20 goedgekeurde teekeningen niet zijn
of worden gevolgd, vervalt, zonder voorafgaande inmora-
stelling, de koop of erfpacht en komt de volgens art. 7
gestorte waarborgsom aan de gemeente.
Stoorn Doek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co., Leeuwarden.