I s lifSBOHLSBHCiQ 2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. MEMORIE VAN TOELICHTING. De verordening tot heffing eener belasting onder den naam van marktgeld, voor het gebruik van de veemarkt te Leeuwarden, van den 28 December 1876 (gemeente blad van 1877 no. 5) behoort tot die, welke volgens art. 14, 8e alinea, van de wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad no. 156), met l Januari 1900 van rechtswege vervallen. Het is dus noodig eene nieuwe verordening vast te stellen. Uit het daartoe strekkend ontwerp, in vergelijking met het bestaande heffingsbesluit, blijkt, dat ten aanzien van één punt door ons eene belangrijke wijziging wordt voor gesteld. Bij brief van den 28 Mei 1898 werd door den markt meester der veemarkt aan ons overgelegd een schrijven van den heer Louis van Gelder, waarbij, op daarvoor aangevoerde gronden, krachtig wordt aangedrongen op verlaging van het tarief voor het weeggeld en in over weging wordt gegeven, voor het wegen van alle vee een uniformrecht van 10 cent te bepalen. Dit voorstel wordt door den marktmeester warm onder steund. Bij adres van 8 Maart j.l., dat in de Raadsvergadering van 8 Maart werd aangebracht, verzoekt het bestuur van de vereeniging „de Veehandel" op dezelfde motieven als in de genoemde missives worden aangevoerd, bedoeld uniformrecht bij de herziening van de betrekkelijke ver ordening vast te stellen. Al de vermelde stukken zijn ter secretarie voor de leden van den Raad ter inzage nedergelegd. Ook wij zijn van oordeel, dat het belang van den vee handel medebrengt om het tarief voor het weeggeld te verlagen en hebben geen bezwaar tegen het vaststellen van een uniformrecht van 10 cent voor elk stuk vee. Thans bedraagt dit rechtvoor een rund 50 cent en voor elk ander stuk vee 20 cent, en ofschoon het nu, zooals uit latere opgaven zal blijken, zeer twijfelachtig is, of bij die verlaging de zuivere opbrengst der Veemarkt hetzelfde cijfer als thans zal kunnen bereiken, zoo meenen wij toch, dat dit den raad, vooral met het oog op den veehandel, niet moet weerhouden bedoeld tarief in te voeren. Legt men de vigeerende verordening naast het ontwerp, dan zal verder blijken, dat in art. 2 eenige redaetie- wijzigingen zijn aangebracht en ten aanzien van pinken, veulens, ezels en muilezels een gewijzigd tarief wordt voorgesteld, dat echter op de opbrengst der marktgelden van geen grooten invloed zal zijn. In art. 4 der bestaande verordening wordt bepaald, dat het markt- en weeggeld verschuldigd is door den eigenaar van het vee, dat ter plaatsing op de markt of ter weging wordt aangegeven, en dat het vorderbaar is terstond bij de aangifte. Voorts, dat voor de richtige betaling dier gelden zoowel de eigenaar als hij, die het vee ter markt brengt of ter weging aanbiedt, aansprakelijk is. Die bepalingen komen ons geheel overbodig voor. Wij hebben daarvoor eenvoudig in de plaats gesteld „Geen vee wordt ter markt toegelaten of gewogen, dan na betaling van het verschuldigd recht." In verband met ait. 5 van het ontwerp zal hij, die vee ter markt brengt, zonder vooraf het marktgeld te hebben betaald, als overtreder worden aangemerkt en, hetzij hij is eigenaar, hetzij hij is bediende of arbeider van den eigenaar van het vee, krachtens de artt. 271 en 272 der gemeentewet strafbaar zijn. Wij merken op, dat evenbedoeld artikel.evenals art 6 van het ontwerpvrij wel overeenkomt met de artt. 5 6 en 7 van het vigeerend besluit op de invordering der marktgelden. Wij hebben echter gemeend dat die bepalingen meer eigenaardig thuis belmoren in het heffingsbesluit Ten aanzien der ontwerp-verordening op de invorde ring der markt- en weeggelden wordt opgemerktdat ofschoon reeds in de verordening omtrent den dienst op de veemarkt en het personeel voor de inning der markt en weeggelden van 7 September 1897 (Gemeenteblad no. 20) is bepaalddat de benoeming der gaarders geschiedt door burgemeester en wethouders en deze hunne instructie vaststellenhet toch noodig moet worden geachtdie bepalingen ook op te nemen in deze verordening, omdat de verordening van 7 September 1897 niet ter kennis van de regeering is gekomen, dewijl daarop de koninklijke goedkeuring niet noodig was. Behalve deze opmerking meenen wijdat de ontwerp verordening op de invordering geene toelichting behoeft. Ons rest nog het een en ander mede te deelen ter motiveering der tarieven van het markt- en weeggeld. De opbrengst van de veemarkt was in de laatste tien jaren als volgt Slarktgeld Weeggeld Totaal 1889 14.687.09 1.532.90 16.219.99 1890 14.746.14 2.005.- 16.751.14 1891 15.772.57 1.599.80 17.372.37 1892 14.979.12 1.297.70 16.276.82 1893 16.368.79 1.859.90 18.228.69 1894 16.251.29 2.522.80 18.774.09 1895 16.378.15 3.183.10 19.561.25 1896 17.778.55 3.37 5.50 21.154.05 1897 15.666.59 3.576.70 19.243.29 1898 18.192.48 4.453.30 22.645.78 Totaal 160.820.77 7> 25.406.70 S 186.227.47 Gemiddeld 16.082.07 2.540.67 18.622.74 in 1898 werden gewogen 22.229 stuks vee, waaronder 22.174 varkens, waarvoor het weeggeld bedraagt 20 cent. De opbrengst van het weeggeld zal dus, gerekend naar de uitkomst van 1898, met nagenoeg 2230.vermin deren, en, al neemt men nu aan, dat het verlaagde tarief tengevolge zal hebben dat er meer vee gewogen wordt, dan zal toch de opbrengst wel niet hooger kunnen gesteld worden dan het middencijfer over de 10 laatste jaren, ad ƒ2540. Immers, om het verschil tusschen ƒ2540.en ƒ2230. te dekken zullen er reeds ruim 3000 stuks vee meer gewogen moeten worden dan in 1898. Ook zal het verlaagd marktgeld voor de pinken eene lagere opbrengst tengevolge hebben. Al neemt men dus aan, dat bij het verlaagd tarief voor het weeggeld meer vee ter weging zal worden aange boden, zoo zal toch in de eerstvolgende jaren de totair opbrengst der veemarkt wel niet hooger kunnen worden geraamd dan de gemiddelde opbrengst over de laatste tien jaren; dus op een cijfer van ƒ18.600. Nu valt hierbij al dadelijk op te merken, dat, indien slechts eene geringe toeneming van het gebruik dei- weegtoestellen mocht plaats hebben, vergrooting van het weeglokaal of het stichten van een nieuw lokaal onvermijdelijk zal zijn en dus ook het aanschaffen van nog twee weegtoestellen en het "beschikbaar stellen van het noodige personeel. Reeds nu is het vaak uiterst moeilijk om al het vee binnen den daarvoor beschikbaren korten tijd te wegen. Vrij zeker is dus aan te nemen dat de gewone uit gaven voor de veemarkt voor het vervolg zullen ver meerderen. De volgende cijfers geven een overzicht van de tegen woordige jaarlijksche uitgaven. Voor onderhoud van de Veemarkt met bijbehoorende gebouwen is betaald in 1894 3507.22 1895 2277.93 1896 1376.38 „18971836.12 1898 1254.07 Totaal 10251.72 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leenwarden. alzoo per jaar Voorts moet worden voorzien in de volgende uitgaven, als jaarwedde van den markmeester jaarwedden van de gaarders en verdere be dienden materieel voor de inning der marktgelden brandstof en licht in het weeglokaal enz. schrijfbehoeften en diverse andere kleine uitgaven drinkwater en ligstroo voor het vee schoonhouden en desinfecteeren van de markt plaats, reiniging der kolken, riolen, enz., met inbegrip van de daarvoor benoodigde gereedschappen Samen Het terrein der veemarkt beslaat eene opper vlakte van 16.160 centiare. Het werd indertijd onttrokken aan de per- ceelen weiland, door de gemeente in 1864 aangekocht voor de voorgenomen uitbreiding van het bebouwd gedeelte der gemeente tus schen de Zuidergracht en het spoorweg-empla cement. De geprojecteerde bouwperceelen werden in exploitatie uitgegeven tegen een gemiddelden prijs van 8.per centiare, zoodat het terrein, thans veemarktplaats, bij verkoop had kunnen opbrengen een kapitaal van f 129,280.—, dat in mindering had kun nen strekken van de geldleeningen, die ten behoeve van de bedoelde uitbreiding moesten worden aangegaan. Voor de werken betreffende den aanleg van de veemarkt met aanbehooren, werd uitge- 2050. 700.- 1550.- 250.- 100.- 150.- 120.- 3200.- 8120.- Transporteere 8120.- Transport 8120. geven eene som van 85,500.—, die later nog werd verhoogd met eene uitgaaf van 36,425. ten behoeve der stichting van gebouwen en het maken van overdekkingen. De geheele inrichting vertegenwoordigt, met inbegrip der waarde van het terrein, alzoo een kapitaal van 251,205. De geldleeningen, waarin de hiervoren ge specificeerde uitgaven en die voor aankoop van het terrein begrepen zijn en die zijn aangegaan tegen eene rente van 5 werden in het tot nu toe verloopen tijdvak driemalen omgezet in leeningen tegen eene lagere rente. Die omzetting ging tweemalen gepaard met vermeerdering van schuld en wel eenmaal ten bedrage van 3 en eenmaal ten bedrage van 4zoodat het kapitaal, waarvan de rente uit de opkomsten van de veemarktgelden behoort te worden gekweten, thans bedraagt 262,000.—. Berekend naar 3 i 'egen welke rente de tegenwoordige leeningen zijn aangegaan, bedraagt de rente van dit kapitaal 7860. Totaal 15.980.— Wij meenen er op te moeten wijzen, dat onder dit bedrag niets is opgenomen voor buitengewone herstellingen, die door verschillende omstandigheden noodig kunnen worden, noch eenige uitgaaf voor uitbreiding van ge timmerten of van overdekkingen, die nader mochten blijken noodig te zijn. Dit al het aangevoerde en uit de door ons gemaakte becijferingen blijktdat bij vaststelling der voorgestelde tarieven voor het markt- en weeggeld, de gemeente weinig of geen directe financiëele voordeelen van de Veemarkt zal genieten. Stoom Hoek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co., Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1899 | | pagina 44