Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
13. Verordening tot voorkomingwering en beteugeling
van besmettelijke ziektenvastgesteld bij raadsbesluit van
den 31 Maart 1896, afgekondigd den 29 April 1896,
gewijzigd bij raadsbesluit van den 13 April 1897, afge
kondigd den 13 April 1897, en bij raadsbesluit van den
28 September 1897, afgekondigd den 16 October 1897.
14. Verordening op het bouwen en op het inrichten
van woningen en tegen het bewonen van voor de gezond
heid nadeelige of voor het leven gevaarlijke woningen
vastgesteld bij raadsbesluit van den 13 Maart 1888, afge
kondigd den 4 April 1888, gewijzigd bij raadsbesluit van
den 7 Juli 1896, afgekondigd den 30 Juli 1896.
15. Verordening op het bewaren van buskruit, vast
gesteld bij raadsbesluit van den 27 December 1888, af
gekondigd den 12 Januari 1889.
16. Verordening ter voorkoming van de overbrenging
en verspreiding van de cholera te Leeuwarden, vastgesteld
bij raadsbesluit van den 27 September 1892, afgekondigd
den 30 September 1892.
17. Verordening, betreffende de verdeeling der ge
meente Leeuwarden in wijken en de nummering der
gebouwenvastgesteld bij raadsbesluit van den 23 Januari
1894, afgekondigd den 9 Februari 1894.
18. Verordening tot aanvulling van de verordening op
het bouwen en op het inrichter, van woningen en tegen
het bouwen van voor de gezondheid nadeelige of voor
het leven gevaarlijke woningenvastgesteld bij raadsbesluit
van den 8 Maart 1898, afgekondigd den 24 Maart 1898,
gewijzigd bij raadsbesluit van den 18 Maart 1899, afge
kondigd den 10 April 1899.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. Miedkma Co., Leeuwarden.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
1
Bijlage Mo. 20.
VERSLAG van de Commissie van Rappor
teurs uit de sectiën van den raad om
trent de ontwerp-verordening tot het
verleenen van pensioen aan toekomstige
ambtenaren enz. der gemeentedoor
burgemeester en wethouders aangeboden
in de vergadering van 23 Mei 1899.
Het onderzoek waaraan door den heer burgemeester en
14 leden werd deelgenomen gaf in alle sectiën aanlei
ding tot breede besprekingen.
Algemeene beschouwingen.
In de 2e en 3e sectio werd gewezen op de wensche-
lijkheid om regelen te stellen, die de thans in dienst zijnde
ambtenaren enz. de gelegenheid opende om, naar de bepa
lingen der nieuwe verordening, aanspraak op pensioen te
verkrijgen. De wenschelijkheid, dat voor alle ambtenaren
geldig zoude zijn dezelfde pensioensregeling, werd vrij
algemeen erkend minder gemakkelijk echter schijnt het,
de voorwaarden te stellen, waarop die overgang kan wor
den toegelaten, vooral, wanneer aan alle thans in dienst
zijnde ambtenaren daartoe de gelegenheid moet worden
aangeboden. Nog werd opgemerkt, dat burgemeester en
wethouders, die zich volgens 's raads opdracht enkel had
den bezig te houden met de samenstelling van eene pen
sioensverordening voor na 1 Juli e.k. aan te stellen
beambten, dit vrij ingewikkeld vraagstuk geheel buiten
beschouwing hebben gelaten en het dus thans geen
onderwerp van behandeling kan uitmaken.
In de le en 2e sectie werd betoogd, dat burgemeester
en wethouders door de aangeboden concept-verordening
niet geheel hebben beantwoord aan het raadsbesluit van
14 Februari j.l. no. 4. Dat besluit toch is het gevolg
van het bekende voorstel van 7 raadsleden, luidende
„dat de voor deze pensioneering in de termen vallende
„personen op billijke wijze bijdragen naar het hun eventueel
„toe te kennen pensioen." De voorstellers, dit lijdt geen
twijfel, bedoelden bijdragen van allen, die aanspraak ver
krijgen op pensioen de raad nam dat voorstel aan en nu
kan, volgens de voorstellers, dat raadsbesluit alleen de
beteekenis hebben, een pensioensverordening te ontwerpen
met verplichte bijdrage van allen.
Deze stelling werd met nadruk bestreden en bepaalde
lijk ontkend, dat aan de opdracht van burgemeester en
en wethouders zulk eene beperkte strekking kan en moet
worden toegekend.
De 2e en 3e sectie besloten in het intitulee het woord
„toekomstige" te doen vervallen, omdat, zoodra na de inwer
kingtreding dezer verordening slechts één beambte is aan
gesteld, niet meer alleen kan worden gesproken van „toe
komstige ambtenaren." Met het oog echter op het feit,
dat in den vervolge 2 pensioens-verordeningen naast elkan
der zullen bestaan, schijnt het gewenscht, den titel zooda
nig aan te vullen, dat blijkt, dat de nieuwe verordening
alleen van toepassing is op de na 1 Juli 1899 in dienst
getreden ambtenaren enz.
Bij de artikelsgewijze behandeling der concept-verorde
ning zijn de volgende bemerkingen opgeteekend.
Art. 1.
De minderheid van de 3e sectie had bezwaar tegen het
woord „invaliditeit" eerste regel van sub b en wel omdat
de beteekenis van dat woord te rekbaar is en het behoud
daarvan aanleiding kan geven tot moeilijkheden.
Dat bezwaar werd door de 2e sectie vrij algemeen
gedeeld, immers ziels- of lichaamsgebreken zegt genoeg,
omdat het alles zegt. Ieder die ziels- of lichaamsgebreken
heeft die hem ongeschikt maken zijn ambt naar behooren
te vervullen, valt onder de bepaling van sub b. Elke
bijvoeging of verduidelyking is overbodig en het noode-
looze in eene verordening schaadt.
Art. 3.
Eenstemmig werd verlangd aan dit artikel eene be
paling toe te voegen om eene ambtenaardie zijne aan
spraken op gemeente-pensioen verliest, omdat aan de door
hem bekleede betrekking rijkspensioen wordt verbonden
te ontheffen van de verplichting tot eene bijdrage, bedoeld
in art. 10.
De vraag of in zoodanig gevalbehalve ontheffing van
eene bijdrageook teruggave van gedane stortingen zal
moeten geschieden wenschte men onbeantwoord te laten,
omwanneer ooit dit geval zich zal voordoen den raad
de gelegenheid te laten, in verband met de omstandigheden
naar billijkheid te handelen.
Art. 4.
In de le sectie werd aangenomen de woorden zie
3e regel laatste alinea „ongeschikt wordt voor de
„verdere waarneming zijner betrekking", te vervangen door
„in het geval komt te verkeeren, bedoeld in art. I sub 6."
Een lid van de 2e sectie wenschte vóór het zooeven
genoemde woord „ongeschikt" in te lasschen „blijvend",
om duidelijk te doen uitkomen dat niet tijdelijke, maar
voortdurende onbekwaamheid aanspraak geeft op pensioen.
Reeds bij de behandeling van art. 1 was door de le
sectie op de hierboven aangevoerde gronden aangenomen,
om vóór het woord „ongeschikt" zie sub b 2e regel
in te lasschen „blijvend."
Tegen de bijvoeging van het woord „blijvend" zijn in de
2e sectie afdoende bedenkingen bijgebracht. Volgens sub
b van art. 1 heeft een ambtenaar aanspraak op pen
sioen wanneer hij is „ongeschikt, zijne betrekking verder
naar behooren waar te nemen." Art. 4 eischtdat hij
„ongeschikt wordt voor de verdere waarneming zyner
betrekking." Alzoo de geneeskundigen, die zie art. 7
de ongeschiktheid hebben te constateeren zullen bij elk
speciaal geval de vraag moeten beantwoorden„is de
man voor de verdere uitoefening van zijn werkkring ge
schikt ja dan neen
Geen geneeskundigezoo luidt de uitspraak die in de
2e sectie is gehoord zal een lijder ongeschikt verklaren
voor de verdere uitoefening van den arbeiddie aan zijn
ambt is verbonden zoolang de menschelijke wetenschap
nog eenige kans laat op genoegzame verbetering, maar
daarentegen kan den artsin zeer vele gevallenniet
worden opgelegd de verklaring af te leggen, dat de patiënt
„blijvend", d. izoolang hij leeft „ongeschikt" zal zijn.
Na deze uiteenzetting achtte de 2e sectie de in artt. 1
en 4 ter zake opgenomen bepalingen voldoende en elke
bijvoeging ongewenseht.
Art. 7.
De bepaling, dat de kosten van het geneeskundig onder
zoek, wanneer „dit onderzoek leidt tot toekenning van
pensioen", door den gepensioneerde moet worden vergoed,
vond in de le en 2e sectie algemeen tegenstand, vooral
ook omdat, en dit terecht, de geneeskundigen door bur
gemeester en wethouders zullen worden benoemd.
Dat die kosten blijven ten laste van de gemeente, kan
weinig bezwaar opleveren, immers het ligt voor de hand,
dat zoodanig onderzoek door de gemeente-geneeskundigen
zal worden verricht. Het laatste lid van dit art. kan dus
vervallen.
Art. 9.
Een lid in de 3e sectie deed de vraag, op welken rechts
grond de bepaling steunt, dat een tot gevangenisstraf ver-