Bijlage No. 29.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
Art. 7.
In de gevallen sub 1° van het vorig artikel vermeld,
wordt het verschuldigde over volle maanden, met inbegrip
der maand van het overlijden of verlaten der school, vol
gens de bepalingen van de artt. I tot en met 3 bereken J.
Het verschil tusschen den aanslag volgens de school-
geldlijst en de uitkomst dezer berekening is het bedrag
der ontheffing of teruggave.
In het geval sub 2° wordt de ontheffing of teruggave
op gelijke wijze berekend, doch over elke zeven dagen,
die de leerling de school niet heeft kunnen bezoeken.
Yan het bedrag der verleende ontheffing of teruggave
wordt den belanghebbende door burgemeester en wethou
ders schriftelijk kennis gegeven.
Art. 8.
Deze verordening treedt in werking met den lsten
Januari 1900.
VERORDENING op de invordering van de school
gelden voor hetopenbaar lageronderwijs.
Art. L
De hoofden der scholen van de eerste en tweede klasse
leggen in de eerste dagen der maand Januari van ieder
jaar een lijst aan van de op l Januari tot hunne school
behoorende leerlingen, ingericht overeenkomstig het door
burgemeester en wethouders vast te stellen model.
In die lijst worden de in den loop van het jaar plaats
hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk en
nauwkeurig aangeteekend.
Art. 2.
Vóór den lOden Januari wordt door de hoofden der
scholen een door hen voor deugdelijk verklaard afschrift
van de in de eerste alinea van het vorig artikel bedoelde
lijst aan burgemeester en wethouders gezonden, onder over-
legging van de in het vorige jaar aangehouden lijst.
Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaar, wat
de veranderingen in de schoolbevolking betreft, wordt ver
volgens door hen vóór den 5den van iedere maand aan
burgemeester en wethouders ingediend.
Hebben in den loop eener maand geene veranderingen
plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen door een
negatief bericht.
Art. 3.
Burgemeester en wethouders doen uit de volgens het
vorig artikel ontvangen opgaven dadelijk na ontvangst oeno
algemeene schoolgeldlijst opmaken en zenden die, na vast
stelling, aan den gemeente-ontvanger ter invordering van
de daarin uitgetrokken bedragen.
Van die toezending geschiedt openbare kennisgeving.
Art. 4.
Na ontvangst van een schoolgeldlijst zendt de gemeente
ontvanger binnen veertien dagen een aanslagbiljet aan de
I daarin voorkomende schoolgeldplichtigen, waarvan het model
door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.
Art. 5.
De schoolgelden, uitgetrokken op de lijsten, die in de
maanden Januari en Februari voor het dan loopende jaar
aan den gemeente-ontvanger ter invordering worden ge
zonden, zijn vorderbaar in tien gelijke termijnen. De
eerste termijn vervalt den iaatsten Februari en zoo ver
volgens den Iaatsten van iedere opvolgende maand één
termijn.
De schoolgelden, voorkomende op de lijsten, die in de
maanden Maart tot en met November ter invordering zijn
verzonden, zijn vorderbaar in zooveel gelijke termijnen,
als er na die toezonding aan den gemeente-ontvanger nog
maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn ver
valt den Iaatsten dag van de maand, volgende op die,
waarin de toezending heeft plaats gehad, en zoo vervolgens
den Iaatsten van iedere opvolgende maand één termijn.
De schoolgelden, uitgetrokken op de lijsten, die later
aan den gemeente-ontvanger ter invordering worden toege
zonden, zijn één maand daarna inééns vorderbaar.
Art. 6.
Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen
termijnen geschiedt de invordering overeenkomstig de voor
schriften van de artt. 258 tot en met 261 der gemeentewet.
In dat geval zijn burgemeester en wethouders, de com
missie van toezicht op het lager onderwijs gehoord, tevens
bevoegd, de toelating op de school van den leerling, die
het betreft, in te trekken.
Die leerling kan alsdan op eene school van eene andere
klasse geplaatst worden.
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking met den len Januari
1900.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co., Leeuwarden.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
1
VOORSTEL van burgemeester en wethouders
tot vaststelling eener verordening tot
heffing van schoolgelden voor onderwijs
aan de school voor middelbaar onder
wijs voor meisjes.
Aan den Raad
der Gemeente Leeuwarden.
Mijne IJeeren
Onder bijvoeging van eene memorie van toelichting,
hebben wij de eer u hierbij ter vaststelling aan te bieden,
eene ontwerp-verordening tot heffing van schoolgeld voor
onderwijs aan de school voor middelbaar onderwijs voor
meisjes en eene ontwerp-verordening tot invordering van
dat schoolgeld.
Leeuwarden, den 26 September 1899.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
A. RÖELL, Burgemeester.
P. A. BERGSMA, Secretaris.
De Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat volgens de meening van den minister
van Binnenlandsche Zaken, art. 14, 3e lid der wet van
24 Mei 1897 Staatsblad no. 166), mede van toepassing
is op schoolgelden, zoodat dan het besluit tot heffing van
schoolgeld voor onderwijs aan de school voor middelbaar
onderwijs voor meisjes, vastgesteld den 22 April 1875 en
gewijzigd bij besluit van 13 Juni 1893, met 1 Januari
1900 van rechtswege zal zijn vervallen
Gelet op zijn besluit van 14 Januari 1875 tot oprich
ting eener school van middelbaar onderwijs voor meisjes,
alsmede op art. 37 der wet, regelende het middelbaar
onderwijs
Besluitvast te stellen de volgende
VERORDENING tot heffing van schoolgeld voor
onderwijs aan de school voor middel
baar onderwijs voor meisjes.
Art. 1.
Het schoolgeld bedraagt per kwartaal: voor iedere leer
ling, die onderwijs geniet in alle of in meer dan vier
vakken, ƒ12.50; voor iedere leerling, die het onderwijs
in vier of minder vakken bijwoont: voor elk vak ƒ3.—;
een en ander behoudens de bepalingen van de volgende
artikelen.
De kwartalen nemen een aanvang op 1 Januari, 1
April, 1 Juli en 1 October.
Art. 2
Wanneer twee of meer leerlingen uit hetzelfde gezin
tegelijk de school bezoeken, bedraagt het schoolgeld voor
de tweede en iedere verdere leerling 6.25.
Deze bepaling is niet van toepassing, wanneer kan
worden aangenomen, dat de kosten van het onderwijs niet
komen ten laste van het hoofd van het gezin.
Yoor leerlingen, die vier of minder vakken van onder
wijs bijwonen, wordt geene vermindering van het daarvoor
verschuldigd schoolgeld toegestaan.
Art. 3.
Yoor leerlingen, die nil den aanvang van een kwartaal
op de school worden toegelaten, is het schoolgeld voor
het volle bedrag verschuldigd, indien zij in de eerste
helft en voor het halve bedrag, indien zij in de tweede
helft van het kwartaal aankomen.
Indien leerlingen in de eerste helft van een kwartaal
de school verlaten, kan worden volstaan met de betaling
van de helft van het verschuldigde schoolgeld, mits van het
voornemen van het verlaten der school vóór den aanvang
van het kwartaal aan de directrice der school kennis is
gegeven.
Art. 4.
Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders, voogden
of anderen, die de leerlingen ter school hebben gezonden.
Art. 5.
Deze verordening treedt in werking met 1 Januari 1900.
VERORDENING op de invordering van het
schoolgeld, voor onderwijs aan de school
voor middelbaar onderwijs voor meisjes.
Art. 1.
De directrice der school zendt, binnen acht dagen na
den aanvang van elk kwartaal, aan burgemeester en wet
houders eene door haar deugdelijk verklaarde naamlijst
van de ter school gaande leerlingen, ingericht overeen
komstig een door dat college vastgesteld model.
Indien in den loop van een vorig kwartaal leerlingen
op de school zijn toegelaten, wordt het deswege verschul
digd schoolgeld tegelijk met dat over het ingetreden kwar
taal op de lijst uitgetrokken.
Op die lijst wordt almede melding gemaakt van het
te kennen gegeven voornemen der leerlingen die in de
eerste helft van het loopende kwartaal de school zullen
verlaten.
Art. 2.
De in art. I bedoelde lijst wordt door burgemeester
en wethouders vastgesteld en aan den gemeente ontvanger
ter invordering gezonden.
Art. 3.
Het schoolgeld is invorderbaar zoodra door burgemees
ter en wethouders openbare kennisgeving is gedaan, dat
de lijst aan den gemeente-ontvanger is toegezonden.
Art. 4.
Het schoolgeld moet betaald zijn voor het einde der
eerste maand van het kwartaal, waarvoor het verschul
digd is.
Bij weigering of nalatigheid van betaling geschiedt de
invordering overeenkomstig de bepalingen der artikelen
258 tot en met 261 der gemeentewet.
Art. 5.
De gemeente-ontvanger geeft vóór het einde van ieder
kwartaal aan burgemeester en wethouders bericht omtrent
de inning der schoolgelden over dat kwartaal.
Leerlingen voor wie alsdan het verschuldigde school
geld niet is voldaan, worden tot de lessen in een vol
gend kwartaal niet toegelaten voor die voldoening heeft
plaats gehad.
Art. 6.
Deze verordening treedt in werking met 1 Januari
1900.