Bijlage No. 9. 2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. dat de kooper zich binnen driemaal vier-en-twintig uur, nadat dit besluit tot zijne kennis is gebracht, schrif telijk aan burgemeester en wethouders verklare omtrent do aanneming van den koop en in dat geval op den zelfden dag ten kantore van den gemeente-ontvanger eene waarborgsom storte van 45.— g dat de fabriek met bovenwoning binnen één jaar na het passeeren der koopacte zij gesticht h. dat bij de uitvoering de overgelegde opstand- doorsnede- en plattegrondteekening van het gebouw ge heel worde gevolgd en daarvan, zonder toestemming van burgemeester en wethouders, in geen enkel opzicht worde algeweken bij niet voldoening waaraan de koop, zonder voorafgaande in mora stelling, vervalt en de waarborgsom het eigendom wordt van de gemeente i. dat evenwel, in afwijking van die teekening, de rooilijn van den voorgevel worde bepaald op 2.50 Meter uit en evenwijdig aan de noordelijke grens van het perceel; dat op de oppervlakte tusschen genoemde rooilijn en grens eene stoep worde gelegd en onderhouden van klinkers op hun kant, of op andere wijze ten genoegen van burgemeester en wethouders verhard, en dat op die oppervlakte geen veranda's of getimmerten worden ge bouwd, noch daarop materialen of andere voorwerpen worden geplaatst k. dat indien het gebouw wordt bestemd tot bewo ning van meer dan een gezin het door elk gezin te be wonen gedeelte geen meerdere oppervlakte hebbe dan van 50 Ms. l. de kooper zal het recht hebben de fundamenten van den Oostelijken Zuidelijken en Westelijken muur van zijn te stichten gebouw over de geheele lengte en over eene breedte van ten hoogste vijftien centimeter in gemeentegrond te leggenmet het recht der gemeente om ingeval van aanbouw onmiddelijk tegen den Oostelij ken Zuidelijken en Westelijken grens door de gemeente zelve of door eventueel rechtverkrijgenden op dien grond eveneens in den grond van kooper over de geheele lengte en eene breedte van ten hoogste vijftien centimeter de fundamenten van het te stichten gebouw of gebouwen te leggen en ingeval van bouwen tegen het huis van koo per op de op gemeentegrond overstekende breedte der fundamenten te mogen bouwen of bij dieper bouwen deze te mogen afhakken m. dat voor eventueel later te maken wijzigingen in het gestichte gebouw, vergunning van burgemeester en wethouders worde verkregen, op straffe eener boete, ten bedrage van de helft der koopsom, ten voordeele der ge meente n. dat de eigenaar van hel terrein verplicht zij. het daarop vallende water te verzamelen en af te leiden door middel van een riool, ter goedkeuring van burgemeester en wethouders en dat riool te doen aansluiten aan het gemeentelijk riooldeze aansluiting kan echter niet vóór 1 Augustus 1900 worden gemaakt; dat voor loozing van afval-water uit de eventueel te stichten fabriek, de [vergunning worde gevraagd en ver kregen van heeren Gedeputeerde Staten o. dat de eigenaar verplicht zij zonder eenige vergoe ding toe te staan, dat aan het te stichten gebouw toestellen voor straatverlichting, voor de brandweer, voor de water leiding en voor de straatbenaming worden aangebracht, volgens aanwijzing van burgemeester en wethouders p. dat alle vorenstaande voorwaarden evenals die bij het volgend artikel gesteld, in de koopacte worden opge nomen q. dat de kooper en allo rechtverkrijgenden op straffe en verbeurte eener boete ten bedrage van de geheele koopsom ten voordeele der gemeente, verbonden zijn, de vorenstaande bepalingen na te leven en verplicht die, bij overdracht hunner rechten, in de acte van overdracht te doen opnemen dat de gemeente zich bovendien het recht voorbehoudt om bij niet naleving der voorwaarden de ontbinding van den koop te vorderen. Leeuwarden, den 12 April 1900. Burgemeester en wethouders van Leeuwarden A. RÖELL, Burgemeester. P. A. BERGSMA, Secretaris. Stoom Hoek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co. Leeuwarden. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. I Aan den Gemeenteraad. Mijne Heeren De verordening tot heffing van Marktgeld vastgesteld bij Uw besluit van 10' October 1899 en die tot heffing van een recht voor tijdelijk straatgebruikvastgesteld bij Uw besluit van 12 December 1899, zijn slechts tot l Januari 1901 goedgekeurd. Die verordeningen zullen dusten einde de daarbij bedoelde rechten bij voortdu ring te kunnen heffen in den loop van dit jaar opnieuw vastgesteld en ter goedkeuring ingezonden moeten worden. Gedeputeerde Staten hebben bij Provinciaal Blad no. 33 van 1900 verzocht, dit zóó tijdig te willen doen, dat de voordrachten vóór den 15 Mei e.k. aan hun college worden ingezonden. Naar aanleiding daarvan hebben wij de eer, de hierna volgende heffingsbesluiten met daarbij behoorende veror deningen op de invordering, voorzien van memoriën van toelichting, U opnieuw ter vaststelling aan te bieden. Leeuwarden, 10 April 1900. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden A. RÖELL Burgemeester. P. A. BERGSMA Secretaris. A. De Raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat de verordening tot het heffen van marktgeld, vastgesteld bij besluit van 10 October 1899 slechts tot 1 Januari 1901 is goedgekeurd en het wen- schelijk is ook na dien datum met bedoelde heffing voort te gaan; Gezien de artt. 238, 240 en 254 der Gemeentewet; Besluitvast te stellen de volgende VERORDENING tot het heffen van marktgeld. Art. 1. Er wordt ten behoeve der gemeente een recht geheven onder den naam van marktgeld, wegens a. het plaatsen van kramen, disschen, karren, krui wagens en alle andere voorwerpen voor het verkoopen of ter verkoop uitstallen van goederen, van welken aard ook b. het ter verkoop uitstallen van goederen op den grond c. het plaatsen van tenten, caroussels, hakblokken enz. tot het houden van openbare vermakelijkheden of vertoo ningen, of het innemen daartoe van eene bepaalde plaats in de open lucht alles voorzoover dit geschiedt op openbare gemeentelijke pleinen, straten, wegen, wallen enz., met uitzondering van het terrein der veemarkt en indien de ingenomen plaatsen niet bij publieke verpachting zijn afgestaan. Onder het bepaalde bij litt. b is mede begrepen het nederieggen, in- of uitpakken of wegen van goederen, voorzoover dit geschiedt op de volgens de verordening op de marktpolitie voor die goederen aangewezen markt pleinen en gedurende den markttijd. Art. 2. Het recht bedraagt per dag I. voor het gebruik, omschreven bij art. 1litt. a en b op de dagen, waarop jaar- of weekmarkt wordt gehouden voor eene oppervlakte van drie centiare of daar beneden5 cent voor eene oppervlakte van meer dan drie tot en met zes centiare15» voor elke verdere drie centiare of minder 5 cent meer. op andere dagen voor elke oppervlakte van zes centiare of minder 2i cent II. Voor het gebruik omschreven bij art. 1, litt. c voor eene oppervlakte van vijf centiare of minder 5 voor eene oppervlakte van meer dan vijf tot en met tien centiare10 voor eene oppervlakte van meer dan tien tot en met vijftig centiare20 voor eene oppervlakte van meer dan vijftig tot en met honderd centiare50 voor eene oppervlakte van meer dan honderd tot en met honderd vijftig centiare80 voor elke verdere honderd centiare of minder, 10 meer. Art. 3. Het recht wegens het plaatsen van kramen, tenten, disschen, caroussels enz., bedoeld bij art. 1 litt. a en c, is mede verschuldigd voor de dagen, waarop de opbouw en voor die waarop het wegruimen dier voorwerpen plaats heeft. Art. 4. Het recht volgens deze verordening is niet verschuldigd wegens het houden van tentoonstellingen van voorwerpen van nijverheid en kunst, voor zoover deze niet tot het behalen van winst worden gehouden. Art. 5. Het recht is verschuldigd door dengene, die het in art. 1 omschreven gebruik van de openbare gemeentelijke pleinen, straten, wegen, wallen enz. maakt, en bij afwezig heid van dezen door hem, die in zijne plaats optreedt. Art. 6. Deze verordening treedt in werking met den 1 Januari 1901. VERORDENING op de invordering van het marktgeld. Art. 1. De invordering van het recht geschiedt door middel van openbare verpachting, tenzij de Raad uitdrukkelijk besluit, dat de invordering bij gaardering zal geschieden. De verpachting geschiedt telkens voor den tijd van drie jaren, tenzij de Raad, op voorstel van burgemeester en wethouders, mocht besluiten, den duur van verpachting korter of langer te stellen.- De voorwaarden der verpachting worden door burge meester en wethouders voorgesteld. Indien de Raad tot invordering bij gaardering besluit, wordt door hem eene instructie voor den gaarder vastgesteld. Art. 2. Burgemeester en wethouders doen steeds onverwijld openbare kennisgeving van den naam van den pachter of den gaarder. Art. 3. Het recht kan voor eiken dag, waarvoor het verschul digd is, dadelijk worden ingevorderd. Art. 4. Hot verschuldigd recht moet dadelijk op de eerste mon delinge aanvraag van den pachter of den gaarder worden voldaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1900 | | pagina 35