Bijlage No. 11. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 1 Aan den Raad. Bij uw besluit van 5 September 1899 werden ten tine van prae-advies in onze handen gesteld de hierbij terug gaande adressen van a. J. Boersma, .1. Timmermans en J. Unema, leden van het bestuur der Timmerlieden-Vereeniging „Ons Be lang"; b. W. van der Moolen, P. de Boer en J. van Dijk, leden van het bestuur der Schildersgezellen-Vereeniging, waarbij wordt verzocht in de bestekken der vanwege de gemeente uit te voeren werken het minimum-loon van een timmerman en verver respectievelijk op 17 en 16 ct. per uur en den maximum-arbeidstijd op twaalf uren per dag te bepalen c. de afdeeling Leeuwarden van het Nederlandsch- Werkliedenverbond „Patrimonium", de afdeeling Leeuwar den van de Provinciale Friesche Werklieden-Yereeniging en het bestuur der Sociaal Democratische Arbeiders-partij in Nederland, afdeeling Leeuwarden, houdende betuiging van instemming met de sub a en b genoemde adressen. Herhaaldelijk hebben verzoeken tot het opnemen van bepalingen omtrentj minimum-loon en maximum-werktijd in de bestekken der werken, die vanwege de gemeente worden aanbesteed, bij uwe vergadering een punt van overweging uitgemaakt. Laatstelijk is in 1895, naar aanleiding van een adres van G. Dijkstra c.s., dat gesteund werd door eene adhaesie- betuiging van een groot aantal personen, dienaangaande door burgemeester en wethouders een uitvoerig rapport uitgebracht (Bijl. 3 tot het verslag van 's Raads handelingen, 1895), waarin zij te kennen gaven tegen de gevraagde maatregelen in beginsel geen bezwaar te hebben, doch den Raad meende in overweging te moeten geven om, althans voorshands geene verordening vast te stellen. Naar het oordeel van het toenmalig college van burgemeester en wethouders zou het aanbeveling verdienen om het maken van bepalingen voor de toepassing van bedoelde maatre gelen aan het Dagelijksch Bestuur over te laten. Overeenkomstig dit advies is in uwe vergadering van 9 April 1895 (Handelingen, blz. 55 57) besloten, aan de adressanten te berichten „I. dat met de tot dusverre genomen proeven ten aan dien van het opnemen van bepalingen omtrent minimum loon in bestekken en voorwaarden van aanbesteding zal „worden voortgegaan, voorzooverre de aard dier werken „daartoe geschikt zal worden geoordeeld. „II. dat, wanneer voor misbruik van werkkrachten „der werklieden gevreesd wordt, ook met het bepalen van „maximum-werktijd proeven zullen worden genomen." Sedert is door burgemeester en wethouders geregeld aan de sub I gegeven toezegging voldaan en het is daarom niet recht duidelijk waarom de tegenwoordige adressanten alléén „de in bestek no. 13, derde afdeeling, art. 8 van „den dienst 1895 gedane poging met waardeering begroet hebben." (Dit bestek betrof het bouwen der brugwachters woning aan de 2e Kanaalbrug). In alle bestekken, die daarvoor vatbaar waren, zijn steeds bepalingen omtrent minimum-loon opgenomenalleen bij aanbesteding van het gewoon onderhoud van gemeente gebouwen en meubelen is die opname practised onuit voerbaar geacht. Daarin wordt sedert 1897 om bij de vakken van adressanten te blijven een minimum-uurloon van 15 ets. voor een timmerman, van 14 ets. voor gewoon ver ver en van 16 ets. voor een verver belast met hout- en marmerschilderen (alzoo gemiddeld 15 cent) verplichtend gesteld. Intusschen wordt thans door adressanten aan den Raad gevraagd, om, met vaststelling van een maximum-arbeids tijd van twaalf uren per dag, het minimum-loon voor een timmerman te bepalen op 17 ets. en van een verver op 16 ets. per uur. Wij hebben de ingekomen adressen gesteld in handen van den Directeur der Gemeentewerken, die bij zijn rapport van 5 October 1899, no 744/48, onder overlegging van de door hem bij de timmer- en verversbazen alhier gevraagde inlichtingen, tot de slotsom komt, dat het ininimum-loon van een timmerman van 15 op 16 ets. per uur kan wor den gébracht, doch dat met het oog op hetgeen in het algemeen door ververs wordt verdiend voor eene verhoo ging van het bovengenoemde minimum-loon der ververs knechts geen termen aanwezig zijn. De opname in bestekken van bepalingen omtrent maxi mum-werktijd acht de Directeur onmogelijk, omdat z.i. niet kan worden gecontroleerd, dat de werkman, die twaalf uren daags ten dienste der gemeente heeft gearbeid, niet nog elders werk verricht. De Commissie voor de Openbare werken, aan wie wij mede verzochten omtrent deze aangelegenheid haar gevoe len te willen uitspreken, deelt in haar rapport van 9 De cember 1899 deze zienswijze van den Directeur niet en staat het nemen van een proef voor met het voorschrijven van een maximum-werktijd van twaalf uren per dag in de bestekken van gemeentewerken. Daarentegen meent die Commissie zich van advies te moeten onthouden om trent de inwilliging van het verzoek van adressanten be treffende de door hen gevraagde minimum-loonen. Ons college heeft, bij die uiteenloopende rapporten, het door u gevraagde prae-advies meenen te moeten opschor ten, totdat, bij eene meer belangrijke aanbesteding voor rekening der gemeente, een proef zou kunnen worden genomen, zoowel met de opvolging van het advies van den Directeur der Gemeentewerken betreffende de minimum-loonen als met de toepassing van het door de Commissie voor de Openbare Werken verdedigde gevoelen vooral ook omdat deze proef tevens de finan- tieele gevolgen van de voldoening aan het verzoek van adressanten zou kunnen in het licht stellen. Het vond hiertoe aanleiding in de op 24 Maart j.l. gehouden aanbestedingen resp. van de werken tot uit breiding van de Veemarkt, en van den aanleg eener straat langs de oostzijde van bouwblok X der terreinen aan het Nieuwe Kanaal benevens het leggen van een riool in de Sacramentstraat. In de bestekken dezer werken (nos. 15 en 16 van den dienst 19u0) is eensdeels het minimum-loon voor een verver bepaald op 15 ets. per uur, voor een timmerman op 16 ets met vrijlating van het getal arbeidsuren per dagdoch zijn tevens gegadigden uitgenoodigd om behalve het cijfer waarvoor zij onder die bepalingen in schreven het bedrag op te geven waarvoor zij de werken wilden uitvoeren bij een maximum-arbeidstijd van twaalf uren per dagin welk geval alle minimum- loonen met één cent per uur moesten worden verhoogd. Mag men, op grond der verstrekte gegevens, aanne men dat de gemiddelde arbeidstijd thans dertien uren per dag is, dan zou in het eerste geval een timmerman een dagloon van 13 X 16 ct. 2.08 en een verver van 13 X 15 ct. 1.95 verdienen, welke cijfers 12 X 17 ct. 2.04 en 12 X 16 ct. 1.92 zouden bedragen, met inachtneming van minimum-loon en maxi mum-arbeidstijd beide. Het werk, omschreven in bestek no. 16 kon, wegens te hooge inschrijvingen, slechts ten deele worden gegund, doch met de werken tot uitbreiding van de veemarkt mag de proef aanvankelijk als geslaagd beschouwd worden. De minste inschrijver bood aan die werken uit te voeren, zonder inachtneming van den twaalfurigen werkdag voor 2496.—, met toepassing daarvan voor 2538. Dit deze cijfers bleek, dat het finantieel verschil tusschen beide inschrijvingen voor de gemeentefinanciën niet van overwegend belang was het kwam aan ons college althans gering genoeg voor, om er toe te besluiten het werk voor laatstgenoemd cijfer te gunnen. Hiermede is dus in alle opzichten voldaan aan den bij de aanhangige adressen uitgesproken wensch naar een minimum-loon van 17 resp. 16 ets. per uur bij een arbeids-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1900 | | pagina 38