2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. MEMORIE VAN TOELICHTING, behoorende bij het Ontwerp-Besluit tot wijziging van de Verordening, regelende de inrichting van het personeel der politie in de gemeente Leeuwarden. Do in punt Ium van nevensgaand ontwerp voorgestelde wijzigingen betreffen tweeërlei 1°. de samenstelling van het politie-persoueel (art. 1); 2°. de bezoldiging van dat personeel (art. 2 3). Ad lum. De tegenwoordige inrichting van de Leeuwarder politie dagteekent van den lsten Mei 1873. Bij artikel 1 der verordening (Gemeenteblad no. 6 van dat jaar) werd bepaald, dat zouden worden aangesteld 2 inspecteurs van politie, 3 politiedienaren der le klasse, 9 2e 24 3e 8 4e De bevolking bedroeg op 1 Januari 1873 26264 zielen. In de sedert verloopen 27 jaren heeft deze inrichting nagenoeg geen wijziging ondergaan. Alléén is in 1875 (Gemeenteblad no. 15) het personeel versterkt met een inspecteur van politie-titulair, terwijl in 1886 (Gemeen teblad no. 12) aan den burgemeester de bevoegdheid werd verleend bovendien zooveel reserve-dienaren van politie aan te stellen, als hij zou noodig oordeelen en in 1895 de aanstelling van 1 of 2 onbezoldigde inspecteurs van politie-titulair in het art. is opgenomen (Gemeenteblad no. 11 YTan eerstgenoemde bevoegdheid is slechts éénmaal, in 1886, door tijdelijke benoeming van eenige politiedie naren 4e klasse gebruikgemaakt, en onbezoldigde inspec teurs zijn sedert Augustus 1898 niet meer in functie. Het onderscheid tusschen de organisatie der politie in de jaren 1873 en 1900 bestaat dus eigenlijk uitsluitend in de versterking van dit personeel met' één inspecteur van politie-titulair. In werkelijkheid is echter het personeel kleiner dan in 1873. Dit is het gevolg van do omstandigheid, dat het getal politiedienaren der 4e klasse reeds sedert een aantal jaren niet meer het bij de verordening be paalde cijfer van 8 bedraagt. Hun aantal is gaandeweg geslonken tot 3 en de vacatures zijn niet vervuld, bij gebrek aan voor die betrekking geschikte personen. Zoo als bekend is, bestaat de werkkring der dienaren4e klasse in het doen van politiediensten ten behoeve van particulie ren, zoomede het verrichten van gewonen dienst in buiten gewone omstandigheden en ter vervanging van doorziekte of om andere redenen afwezige politiedienaren der 3e klasse. De ervaring nu heeft geleerddat het slechts bij hooge uitzondering mogelijk is voor de betrekking berekende personen te vinden, daar de keuze moet ge schieden uit stadgenooten, voor wie de politiedienst slechts eene bijbetrekking is en die derhalve meestal de in een politiedienaar onmisbare vakkennis en onafhankelijheid missen. Geheel ontbreken kunnan de politiedienaren der 4e klasse met het oog op den aard hunner functiën natuurlijk niet, doch het is voor eene goede politie wenschelijk, dat hun aantal zóó klein mogelijk zij. Voorgesteld wordt derhalve om het getal van 8 politic- naren der 4e klasse, bij de verordening voorgeschreven, in te krimpen tot 3 en in plaats van de 5, die vervallen, aan te stellen 6 politiedienaren der 3e klasse. Quantitatief wordt het politiecorps hierdoor slechts één man sterker dan overeenkomstig de bestaande voorschriften, doch het ligt voor de hand, dat door de aanstelling van nog zes gewone agenten, wier werkkring uitsluitend en voortdurend de politiedienst is, dat corps qualitatief aan merkelijk zal worden versterkt. En deze versterking is dringend noodig. Sedert 1873 toch is de stad niet onaanzienlijk uitgebreid, de bevolking met 6000 zielen vermeerderd het getal wettenop welker naleving de politie moet toezien (men neme b.v. slechts de Drankwet, 1881 en de Arbeidswet, 1889 in aanmerking) en verordeningen, tegen wier over treding straf is bedreigd, zéér belangrijk toegenomen. De taak der politie is hierdoor buitengewoon verzwaard en het behoeft dus geen betoogdat het personeeldat in 1873 voldoende was, in 1900 voor de vervulling hier van ontoereikend moet worden geacht. Tegen alle eischen, die aan de politie worden gesteld o. a. wat betreft het tegengaan der toenemende baldadigheidvooral van de jeugd is zij dan ook niet altijd opgewassen. Het is beslist noodzakelijk dat daarin worde voorzien en hiertoe strekt de voorgestelde gewijzigde organisatie die, behoudens ongekend snelle ontwikkeling der gemeente, voor gcruimen tijd afdoende zal blijken en waarvan de gunstige gevolgen ruimschoots zullen opwegen tegen de meerdere kosten die daarvoor moeten worden gemaakt. Het voorgestelde art. 1 verschilt nog in enkele opzichten van het bestaande is in den aanhef het woord „kunnen" ingelascht om daarmede te kennen te geven, dat de burgemeester niet verplicht is ten alle tijde alle politiebeambten van elke soort aan te stellen, die in de formatie zijn begrepen, doch bevoegd is dit na te latenindien hij van oordeel mocht zijn, dat op een gegeven oogenblik met minder kan worden volstaan of eene vacature tijdelijk onvervuld kan blijven b. zijn de „een of twee onbezoldigde inspecteurs-titulair", wier benoeming allerminst regel behoeft te zijn, niet meer gelijk tot dusverre opgenomen in de formatie van het corps c. is aan het artikel eene alinea toegevoegd die het mogelijk maakt om evenals zulks bij de Rijkspolitie geschiedt, bij wijze van belooning, aan een aantal politie dienaren 3e klasse een tituluiren hoogeren rang toe te kennen. Ad 2um. Ook de regeling der bezoldiging van het politiepersoneel eischt herziening. Artikel 2 der bestaande verordening, dat de jaarwedden van dat personeel bepaalt, luidt, na de daarin sedert 1873 herhaaldelijk gebrachte wijzigingen, thans als volgt: „De jaarwedden van deze beambten zijn voor „den inspecteur van poli tie der le klasse van ƒ1200ƒ1500 2e 9001200 „De nadere bepaling van het juiste bedrag dezer jaar wedden geschiedtop voorstel van den burgemeester „door burgemeester en wethouders. „den inspecteur van politie-titulair 450. „de politiedienaren der le klasse ieder 650. 2e 600. 3e 500. „doch na vijfjarigen dienst in laatstgenoemde klasse 550. „De berekening enz." Deze regeling dagteekent: voor de inspecteurs van 1889. voor den inspecteur-titulair van 1875, voor de politiedienaren der le en 2e klasse van 1884, voor de politiedienaren der 3e klasse van 1877, voor dezelfden met vijf jareu dienst van 1884. De salarisregeling van de inspecteurs, trouwens die van de jongste dagteekening, is bevredigend en behoeft derhalve geen wijziging. Integendeel verdient het aanbeveling om het in 1889 voor dezen aangenomen stelsel, dat de Raad de grenzen der jaarwedden vaststelt en dat het juiste bedrag daarvan door burgemeester en wethouders op voorstel van den burgemeester wordt bepaald, ook in te voeren voor den inspecteur van politie-titulair en de politiedienaren der le, 2e en 3e klasse. Hiermede wordt rekening gehouden in het ontworpen artikel, dat intusschen zeer weinig ingrijpend is ten opzichte van den inspecteur-titulair en de politiedienaren der beide hoogste klassen. Alléén wordt, wat hen betreft, de mogelijkheid geopend om: a. de bezoldiging van den inspecteur-titulair, die sinds 1875 nooit wijziging onderging, te verhoogen tot het bedrag, waarmede thans de politiedienaren der 2e klasse worden bezoldigd, eene mogelijkheid waarvan de billijkheid met Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 3 het oog op de verantwoordelijke positie van dien ambte naar, bezwaarlijk kan worden ontkend; b. de dienaren van politie der le en 2e klasse, die in den regel een groot aantal dienstjaren tellen, op den duur met een klein bedrag boven de aanvangsjaarwedde van hun rang te salarieeren. Eene belangrijke wijziging hun ner jaarwedden, die sedert 1873 gaandeweg resp. van ƒ550 en ƒ500 tot ƒ650 en ƒ600 vooruitgingen, wordt niet noodig geacht. Méér ingrijpend is het ontwerp ten opzichte van de politiedienaren der 3e klasse. Het voorgestelde artikel 2 vertoont te dien aanzien met het bestaande twee niet onbelangrijke verschilpunten 1 wordt de aanvangsjaarwedde op 525 bepaald 2°. Vervalt de verhooging van rechtswege met 50 na vijfjarigen dienst, om plaats te maken voor gelijke facul tatieve verhooging, onafhankelijk van het aantal dienstjaren. Wat het eerste punt betreft, kan worden volstaan met de herinnering., dat de jaarwedde der politiedienaren 3e klasse, in 1873 op 450 bepaald, reeds met ingang van l Januari 1877 op 500 werd gebracht en dat dit bedrag in de raadsvergadering van 25 October 1883 (Hand. blz. 90-92) met het oog op den werkkringde behoeften en het vereischte van onafhankelijkheid der betrokken beambten onvoldoende werd genoemd. Algemeen werd dit destijds erkend en derhalve bij wijze van tegemoetkoming met eenparige stemmen het voorstel aangenomen tot verhooging met ƒ50 na vijfjarigen dienst. Eene algemeene verhooging der aanvangsjaarwedde van 500 op 525na ruim 22 jaren en bij de steeds klimmende levenseischen is dus waarlijk, voor een zelf standig ambtenaar als de politieman moet zijn, niet over dreven en kan dan ook zeker geen tegenstand ontmoeten. Wat het tweede punt aangaatde verwachting in 1883 gekoesterd dat het vooruitzicht op eene verhooging met 50 na vijfjarigen dienst de politiedienaren zou weer houden van sollicitatiën naar elders (vgl. Hand. 1883, t.a.p) is niet verwezenlijkt. Velen en daaronder uit den aard der zaak de besten, hebben die verhooging niet afgewacht, maar. binnen vijf jaren na hunne aanstelling alhier, elders promotie gemaakt. Daartegenover staat, dat voor degenen, die hiervoor niet in aanmerking kwamende zekerheid dat hun salaris na vijf jaren verhoogd wordt onafhankelijk var. hun verdienstengeen prikkel is tot voorbeeldigen ijver en meer dan gewone plichtsbetrachting Van daar het voorstel om voor hat vervolg de verhooging tot 575 facultatief te stellen opdat bij de toekenning daarvan rekening zal kunnen worden gehouden, zoowel metancienne- teit als met verdiensten. Op deze wijze, als ook door titulaire verhooging in rang (art. 1), zullen wellicht politiedienaren voor het corps behouden blijvendie men anders noode zou moeten zien vertrekkenterwijl voorts de kans op tractements- of rangsverhooging niet zal nalaten op de plichtsopvatting van allen zonder onderscheid gunstig te werken. Tot toelichting van de laatste alinea van het ontworpen art. 2 moge dienen, dat in den laatsten tijd herhaaldelijk personen tot politiedienaar 3e klasse zijn benoemd voor- loopig voor een proeftijd, meestal van één jaar. Dezo maatregel voldoet aanvankelijk goed en kan op het gehalte van het politiecorps van zéér gunstigen invloed zijn. Een belooning, berekend naar ƒ500 per jaar, wordt voor dezulken die gedurende hun tijdelijken diensttijd, welke bij eventueele pensioenberekening niet in aanmerking komt, ook geen pensioensbijdrage behoeven te storten voldoende geoordeeld, ook met het oog op het vooruitzicht van 25 verhooging bij definitieve aanstelling. De eenigszins vage bepaling, opgenomen in het bestaande art. 3 omtrent de bezoldiging der politiedienaren 4e klasse, komt in de practijk neer op eene belooning van I 5 cents voor elk uur, dat werkelijk dienst wordt verricht. In deze belooning behoeft geen wijziging te worden gebracht, doch het is wenschelijk, dat de redactie van het artikel den feitelijken toestand duidelijk weergeve. Punt II van het ontwerp-besluit behoeft geen toelichting. Het ligt toch voor de hand, dat de politiedienaren, die onder de bestaande verordening in functie zijn getreden, hun aanspraak op eene bezoldiging van 550 behouden, indien zij daarvoor niet, krachtens de nieuwe bepaling, reeds eerder zijn in aanmerking gekomen. Voor de beoordeeling van de tinantieele gevolgen der voorgestelde wijziging diene het volgende overzicht Krachtens de bestaande verordening bedragen de jaar wedden minimum, maximum, van den inspect, van politie le klasse/ 1200 f 1500 2e - 900 - 1200 -titulair - 450 - 450 depolitied. der lekl. 3 X - 650 =- 1950 - 1950 2e 9X-600 - 5400 - 5400 3e »24X- 500 -12000 X-550-13200 Totaal ƒ21900 ƒ23700 of gemiddeldƒ22800. Hierbij 36 X f 72 voor kleeding der politied. -= 2592. Totaal-generaal gemiddeld ƒ25392. Volgens het voorstel zullen de jaarwedden bedragen minimum, maximum. van den inspecteur van politie der le klasse 1200 1500 van den inspecteur van politie der 2e klasse - 900 - 1200 van den inspecteur van politie-titulair .- 450 - 600 van de politiedienaren der le klasse 3X/650=- 1950,X/6?5=- 2025 van de politiedienaren der 2e klasse 9X-600=- 5400,X-625=- 5625 van de politiedienaren der 3e klasse 30 X-525—15750,X-575=-17250 Totaal ƒ25650 28200 of gemiddeld. 26925. Hierbij 42 X 72 voor kleeding der politied. 3024. Totaal-generaal gemiddeld 29949. Eene vermeerdering dus van 29949 ƒ25392 4557. Daartegenover zullen de kosten voor bezoldiging en klee ding der politiedienaren 4e klasse, thans gezamenlijk ge raamd op f 2100, belangrijk verminderen en kunnen deze veilig worden geschat op de helft van genoemd bedrag of 1050. De voorgestelde regeling zal derhalve eene jaarlijksche hoogere uitgave voor de politie vorderen van 4557 1050 3507, of in ronde cijfers van gemiddeld drieduizend vijfhonderd gulden. Stoom Hoek- tui Steendrukkerij van N. MIKDEMA Co. I.eeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1900 | | pagina 52