Bijlage Ao 20. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. Leeuwarden den 29 Augustus 1900. Nu in de Raadsvergadering van den 10 Juli 1. 1. de door den heer van Ketwich Verschuur ingediende motie werd aangenomen en uw college zich eerlang zal hebben bezig te houden met het ontwerpen van de begrooting voor 1901, hebben wij gemeend een nader onderzoek te moeten instellen naar de resultaten der genomen proef „vermeerdering van iedere ploeg met één stoker benevens aanstelling van een hulp-machinist"en de al of niet wenschelijkheid van de invoering van den achturigen werkdag voor de stokers en de machinisten met daaraan verbonden drie-ploegstelsei. Teneinde over een en ander een breeder oordeel te kunnen vellen, hoorden wij, afzonderlijk, de beide stokers bazen en van iedere ploeg twee stokers en wanneer wij nu het ons door hen meegedeelde samenvatten komen wij tot het volgende resultaat: In de eerste plaats kunnen wij mededeelendat wij bevestigd zijn in onze meening, dat, waar wij erkennen dat voor de uitoefening van stokersvak een gezond en krachtig gestel wordt vereischt toch het „lot" van den stoker bij herhaling zeer overdreven is voorgesteld. Zoo werd er onzes inziens bij het bespreken van den werktijd te veel klem gelegd op den twaalfurigen werkdag, waar er vooral in den zomergedurende een niet onbe duidend gedeelte van dien tijdweinig arbeid wordt ver richt, zoodat men vooral dan met meer recht van een twaalfurig verblijf in de fabriek zou kunnen spreken. Evenzeer heeft men zich aan overdrijving schuldig ge maakt waar men sprak over den gezondheidstoestand van de stokers en dien als ongunstig afschilderde. Men stelle vrijmaar dan geheel onpartijdig, hiernaar een onderzoek in en het zal blijken, dat de thans in dienst zijnde stokers volstrekt niet den indruk geven van door zwaren arbeid te zijn versleten vóór den tijd, terwijl er toch onder hen zijn, die reeds vele dienstjaren tellen. Zoo telt de stokersbaas Schoffel meer 24 dienstjaren, waarvan hij 10 jaar als stoker werkzaam was. D. Idema is reeds 14 jaar in functie; tot 1 November 1899, als stoker. De stoker C. Langendijk telt 16, R. J. Hofstra 15, T. Zijlstra 9, J. T. Noordraven 20, D. Rutgens 18, P. Iedema 14 en K. Liesenga 8 dienstjaren, bij de vermelding waar van niet moet worden vergeten, dat alle stokers, vóór zij als vaste stokers werden aangesteld, als winterstokers, (sommigen zelfs verscheidene jaren), dienst hebben gedaan. Bovendien kan het een enkelen keer gebeuren dat iemand tot stoker wordt aangesteld, die later om zijn gestel minder geschikt voor dit vak blijkt te zijn. Klachten over den gezondheidstoestand zijn dan ook niet tot ons gekomen, zelfs werd door een der gehoorden de verklaring afgelegd, dat die toestand zeer goed is. Dat, waar gesproken werd over het verbranden en wegrotten aan het lichaam van kleedingstukken, zeker wel eene zoo piquant mogelijke voorstelling is gegeven, komt ons meer dan waarschijnlijk voor. Nog is beweerd, dat het boterham-eten onder het werk doorgaat en dat er gebrek zou zijn aan zuiver drinkwater. Wat het eerste betreft, mag worden aangenomen, dat het in den regel rustig kan plaats hebben al kan het ge beuren, dat, door het verstopt-rakeu van een pijp, een on- middelijk handelen noodzakelijk wordt. De laatste beweringmoetwaar wij niet aan eene opzettelijk verkeerde mededeeling willen denken op een misverstand berusten daar op het terrein van de fabriek water van de waterleiding in overvloed te verkrijgen is. Trouwens bij de verdediging of de bestrijding eener kwestie worden er in het vuur van den strijd wel eens opmerkingen gemaakt, die niet altijd even juist of dui delijk zijn. Wat nu betreft de proef, „vermeerdering van iedere ploeg met één stokerbenevens aanstelling van een hulpmachinist", een proef, die naar onze meening te kort heeft geduurd orn er een gegrond oordeel over te kunnen uitsprekenhet algemeen oordeel wasdat de toestand hierdoor veel verbeterd isookal klaagde men nog over te weinig Zondagsrust. Wel heeft de directeur getracht, dit zoo goed mogelijk te regelen en toen de klachten aanhielden die regeling aan de stokers zelf overgelaten maar ook zij konden bij het bestaand stelsel hierin geen verbetering brengen. Waar gereedelijk werd toegestemd, dat door de vermeer dering van iedere ploeg met één stokerde toestand wer kelijk verbeterd is daar werd toch evenzeer vrij algemeen de wensch uitgesproken, dat besloten mocht worden tot invoering van den achturigen werkdagdus van het drie- ploegstelsel. Wanneer uwe commissie nu de ontvangen indrukken samenvat, dan komt zij tot de gevolgtrekking, dat de be oogde verandering „invoering van den achturigen werkdag en de dientengevolge noodzakelijk wordende invoering van het drie-ploegenstelsel" niet als beslist noodzakelijkwel echter als wenschelijk mag worden beschouwd 1°. omdat een verblijf in de fabriek van 12 achter eenvolgende uren inderdaad lang mag worden geacht, vooral wanneer men daarbij in aanmerking neemt, dat de uren, die daarna van het etmaal overblijven hoofdzake lijk tot rusturen moeten worden bestemd en er alzoo weinig tijd beschikbaar blijft voor uitspanning en ontwik keling 2. omdat bij invoering van het drieploeg-stelsel eene regelmatige verdeeling van de vrije Zondagen mogelijk is, iets wat ook bij de tegenwoordige regeling ondoenlijk blijkt te zijn. Het is dan ook voornamelijk op deze gronden, dat onze commissie, uw college meent te moeten adviseeren om de noodige maatregelen te nemen tot de invoering van den achturigen werkdag en de daaraan verbonden invoering van het drieploegstelsel en tevens om te be sluiten tot de aanstelling van een derden stokersbaas en van een derden machinist, een en ander met behoud van de bestaande loonen. Volgens opgaaf van den Directeur zullen de meerdere kosten bedragen voor een derden stokersbaas728. voor een derden machinist624.— voor vijf vaste stokers2470.— voor hulp- of winterstokers520.— 4342.- Gaat af het loon van de beide reserve-stokers die vermoedelijk bij de invoering van het nieuwe stelsel kunnen vervallen988.— Blijft eene hoogere uitgaaf van 3354. Ten slotte nog deze opmerkingen a. dat men zich, gedachtig aan het „nieuwe bezems vegen schoon", geen al te groote illusies moet maken omtrent de bij herhaling op den voorgrond geschoven en in uitzicht gestelde „vermeerderde gasproductie" als gevolg van den verkorten arbeidsdag b. Zal de nieuwe maatregel doel treffen, dan moeten de uren, waarin de werklieden vrij van arbeid zullen zijn, niet gebruikt mogen worden tot het verrichten van anderen arbeid. Waar de gemeente zich in hun belang een be langrijk financieel offer getroost, daar heeft zij er dan ook recht opte verlangen dat, wanneer die werklieden tot hun arbeid terugkeeren, zij dit doen met lust en opge wektheid. De Commissie voor de Gemeentelijke Gasfabriek S. H. HIJLKEMA, Voorzitter. W. J. OOSTERHOFF Jz., Lid, Secretaris. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. M1EDKMA Co Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1900 | | pagina 82