Bijlage No. 26.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
Aan den Raad.
Mijne IIeer en
Onder dagteekening van 18 September j.l. is bij ons
ingekomen een adres van de dames T. de Vries, T. Post.ma
en C. C. Rameau onderwijzeressen in de handwerken
onderscheidenlijk aan de gemeentescholen 5, 6 en 7, daarbij
verzoekende aan U voor te stellen om in de pensioen
regelingen van 1893 en 1899 ook op te nemen de onder
wijzeressen in de handwerken aan de scholen voor open
baar lager onderwijs.
Adressanten meenen dat, waar in die regelingen zijn
opgenomen de onderwijzers en onderwijzeressen in de gym
nastiek benevens de onderwijzeressenkweekelingen en
helpsters aan de gemeentelijke bewaarscholen, er aanleiding
bestaat om ook voor haar het uitzicht op pensioen te
openen.
Onder overlegging van dit adres brengen wij in her
innering dat in de toelichting op art. 1 der ontwerp
verordening omtrent het verleenen van pensioen aan
ambtenaren bedienden en werklieden in dienst der ge
meente of van gemeentelijke instellingen, den 10 Januari
1893 den Raad aangeboden (zie bijlage 2 tot het verslag
van 's Raads handelingen van dat jaar) burgemeester en
wethouders zich op het standpunt hebben geplaatstdat
de verordening van toepassing zou zijn op die personen
in dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen,
die geheel of grootendeels een bestaan vinden in hunne
betrekking. Van daar dat men in de lijstopgenomen
in art. 1 geene betrekkingen vindt die als neven-betrek
kingen moeten worden beschouwd.
Ter verduidelijking werden eenige bedieningen genoemd
die men als zoodanig meende te moeten aanmerken
doch daaronder komen niet voor de onderwijzeressen in
de handwerken aan de scholen voor lager onderwijs.
Het is dus wel eenigszins twijfelachtig of het de be
doeling is geweest ook deze bepaald uit te sluiten. Wij
althans meenen, dat er grond genoeg aanwezig is om
bedoelde onderwijzeressen ook in de pensioensregelingen
op te nemen. Uit de mede hierbij overgelegde lijst toch
blijktdat van de 14 onderwijzeressen er een is met een
salaris van 500 en drie met eene bezoldiging van
250. Nu mag men ongetwijfeld aannemen dat deze
onderwijzeressen grootendeels een bestaan vinden in deze
hare betrekking en bij eventueel ontslag het gemis dezer
inkomst zeer zouden gevoelen.
Nu hebben wel de overige een salaris van f 100 a
125, maar haar tegenwoordige werkkring kan worden
uitgebreid en haar salaris kan worden verhoogd.
Art. 7 der verordening tot regeling der jaarwedden enz.
van de onderwijzers aan de scholen voor openbaar lager
onderwijs (Gemeenteblad no. 25 van 1897) toch bepaalt
dat aan die scholen behalve aan de school der le klasse,
de jaarwedden van de onderwijzeressen in de handwerken
bedragen van ƒ100 tot ƒ250, telkens bij raadsbesluit te
bepalen.
Bij de beoordeeling dezer zaak nu dient het laatst ver
melde cijfer in het oog te worden gehouden.
Op grond van het vorenstaande hebben wij dan ook de
eer U voor te stellen
1. In art. 1 der Verordening omtrent het verleenen
van pensioen aan ambtenaren bedienden en werklieden
in dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen
van 27 Juni 1893 (Gemeenteblad no 32)op de woorden
»de afzonderlijke onderwijzers en onderwijzeressen in de
»gymnastiek" te doen volgen »de onderwijzeressen in de
i handwerken aan de scholen voor openbaar lager onderwijs".
2. Gelijke toevoeging te doen aan art. 2 der Verorde
ning regelende de pensioenen van ambtenaren enz. die
hunne betrekking na 1 Juli 1899 hebben aanvaard, vast
gesteld den 25 Juli 1899 (Gemeenteblad no. 12.)
Leeuwarden, den 13 November 1900.
Burgemeester en Wethouders
A. RÖELLBurgemeester.
P. A. BERGSMA Secretaris.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDEMA Co., Leeuwarden.