O
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
laten, waar dit zoo is, de van dit gevoelen afwijkende
meeningen buiten beschouwing en treden bepaaldelijk
niet in eene beoordeeling van het hoogst belangrijke na
dere rapport der Commissie van Toezicht op het Middel
baar Onderwijs, daar eene Middelbare School als door
haar bedoeld, hoe gewenscht die ook in theorie moge zijn,
niet past in het kader der practische behoeften, die thans
voorziening vorderen.
Het komt ons voor, dat de breede wijze, waarop de
Commissie van Toezicht op het L. O. hare taak heeft op
gevat en de deugdelijke, zoowel statistische als andere,
gronden waarop zij haar advies steuntde slotsom wet
tigendat zij de vraag: „hoe kan, hoofdzakelijk ten be-
„hoeve van den kleinen burgerstand, worden voorzien in
,,de algemeen erkende behoefte aan goed voortgezet lager
„onderwijs voor kinderen, die de gewone lagere school met
„vrucht hebben doorloopen?" op alleszins juiste wijze
heeft beantwoord.
Wij gaan dan ook in hoofdzaak geheel mede met hare
voorstellen, om, ter vervanging van de Burgerdagschool,
te besluiten tot de oprichting van
I. eene dagschool voor herhalings- en voortgezet Lager
onderwijs met driejarigen cursus voor jongens en meisjes,
aansluitende aan het hoogste (zesde) leerjaar der openbare
lagere scholen van de 2e en 3e klasse,
II. een avondcursus voor onderwijs ten dienste van
handel en administratie, aansluitende aan de sub I be
doelde dagschool
een en ander overeenkomstig de door de Commissie
breedvoerig ontwikkelde denkbeelden, met behoud van de
Burgeravondschool en voorloopig althans van de
bestaande herhalings-(avond)scholen. Ook hare voor
stellen omtrent het te heffen schoolgeld komen ons, de
bestemming der nieuwe school in aanmerking genomen,
zeer aannemelijk voor.
Twee zaken bekooren evenwel nader onder de oogen
te worden gezien
a. de vraag, welke gevolgen de oprichting der
nieuwe school moet hebben voor do Gemeenteschool der
2e klasse a (no. 4), op welke vraag de Commissie, naar
het ons voorkomt, geen afdoend antwoordt geeft;
h. de localiteit, waarin de nieuwe inrichting zal moe
ten worden gehuisvest, welk punt door de Commissie
slechts terloops wordt aangeroerd.
Ad a. Ten opzichte van de eerste vraag is de Com
missie blijkbaar verdeeld. Eenparig schijnt zij van oordeel
dat Gemeenteschool no. 4 in haren tegenwoordigen vorm
niet naast de nieuwe voortzettingsschool kan bestendigd
blijven, doch de vraag, of zij tegelijk met de oprichting
dier school of geleidelijk van hare hoogste leerjaren moet
worden ontdaan en welk karakter het overblijvende ge
deelte moet krijgen, beantwoordt zij niet pertinent.
Wat ons betreft, wij zijn van oordeel, dat, als eenmaal
vaststaat, dat de vervolgklassen van school no. 4 moeten
vervallen in verband met do oprichting der nieuwe school,
dit dan ook daarmede gelijktijdig moet geschiedente
dien aanzien moet o. i. niet geaarzeld worden.
In geen geval moet voorts school no. 4 daarna veran
derd worden in eene school der 2e klasse b, waarmede
eene verlaging van het schoolgeld van 22 op 3.50
en dus een gevoelig financieel verlies zou gepaard gaan.
Yoor verreweg de meeste leerlingen wordt toch het volle
schoolgeld voldaan en de ouders, die dit kunnen betalen,
begeeren voor hunne kinderen eene school, waar zij,
afgescheiden van omvang en bestemming van het onder
wijs, omgaan met kinderen van gelijke maatschappelijke
omgeving. Gevolg van deze verandering zou waarschijnlijk
zijn, hoewel tegen den zin van vele ouders, een veel
grooter toevloed van leerlingen naar de scholen der le
klasse, dan deze kunnen opnemen. Slechts twee scholen
met een meer belangrijk schoolgeld zouden voor deze
gemeente beslist te weinig blijken.
Meer zou ons het denkbeeld toelachen om van school
no. 4 eene school der le klasse te maken voor jongens
en meisjes te zamen, naast de scholen nos. 2 en 3 resp.
voor jongens en meisjes afzonderlijk, üe aspiranten zouden
dan gelijkelijk over de drie scholen kunnen worden ver
deeld, terwijl thans de klassen der scholen nos. 2 en 3
dikwijls klein genoeg, die van school no. 4 veelal te talrijk
bevolkt zijn. Maar hiervoor zou noodig zijn, dat ook het
schoolgeld voor school no. 4 op 36 werd gebracht.
Dit nu achten wij een te ingrijpenden maatregel, als
men nagaat, dat sedert 1890 het bedrag reeds van 12
tot 22 is verhoogd.
Wij zijn daarom van meening, dat de tegenwoordige
school der 2e klasse ontdaan van hare hoogste leer
jaren moet blijven eene school voor meer uitgebreid
lager onderwijs met een schoolgeld van 22. Van de
vakken (artikel 5 der verordening, gemeenteblad n°. 15
van 1894, gewijzigd bij de verordening, gemeenteblad n°. 8
van 1897) moeten vervallen de beginselen der Duitsche
taal en die der wiskunde, maar behouden blijven de begin
selen der Fransche taal en de fraaie handwerken. Zij zal
dan in dit opzicht verschillen van de scholen der 2e klasse
h en der 3e klasse, terwijl het onderscheid met de tegen
woordige scholen der le klasse hierin zal bestaan,' dat
het leerplan niet speciaal wordt ingericht op de voorbe
reiding voor hooger en middelbaar onderwijs. Zij zal op
die wijze haar zelfstandig karakter behouden en aan de
kinderen, voor wie 22 schoolgeld wordt betaald en die
niet, of althans aanvankelijk niet, bestemd zijn voor hoogere
burgerscholen en gymnasium, toch meer geven dan op
de scholen der 2e klasse b en der 3e klasse wordt genoten.
Met het oog op de meerdere overeenkomst, die zij zal
vertoonen met de scholen der le klasse dan met even-
genoemde, worde zij herdoopt in school der le klasse b
(de scholen nos. 2 en 3 zouden dan le klasse a heeten),
en artikel 4 der verordening (gemeenteblad no. 15 van
1894) moet dan als volgt worden gelezen
,,De scholen der eerste klasse a zijn bestemd tot voorbe
reiding voor hooger of middelbaar onderwijs; die der eerste
„klasse b voor meer uitgebreid lager onderwijs, die der
„tweede en der derde klasse voor gewoon lager onderwijs."
Wordt met gemeenteschool no. 4 overeenkomstig het
bovenstaande gehandeld, dan mag met zekerheid worden
aangenomen, dat zij kan volstaan met 8 lokalen, zoodat
door deze reorganisatie 4 lokalen voor andere doeleinden
zouden beschikbaar komen. Wij vestigen hierop in het
bijzonder de aandacht, met het oog op hetgeen wij hierna
omtrent de voorstellen van de schoolcommissie dd. 28 Juni
jl. nos. 8287 en 8285 voornemens zijn te adviseeren.
Ad b. Over de localiteit, waarin de nieuwe school voor
voortgezet onderwijs zal moeten worden gehuisvest, laat
de Commissie van Toezicht zich niet bepaald uit. Slechts
ter loops wijst zij op de vier eventueel vrijkomende lo
kalen van school 4, die, met de lokalen der burgerdag
school, wellicht voorloopig voor hare vestiging dienst zouden
kunnen doen.
Ons college is, wat de localiteit betreft, zéér beslist in
zijne overtuiging, dat, roept men eene nieuwe inrichting
van onderwijs in het leven op den breeden door de Com
missie van Toezicht gewenschten grondslag, deze van den
aanvang af moet worden gevestigd in een nieuw, aan alle
voor zoodanige inrichting te stellen billijke eischen vol
doend, gebouw.
Wij zouden vreezen, dat het welslagen van zoodanige
inrichting ernstig in de waagschaal werd gesteld, indien
men zich in dit opzicht zou willen gaan behelpen.
Het gebouw der Burgerdag- en Avondschool voldoet
niet aan de eischen, die de wet op het L O. aan lagere
scholen stelt, en om het dienovereenkomstig in te richten,
zouden uiet-onaanzienlijke kosten worden gevorderd .Doch
dan nog zou het te klein zijn, indien de omtrent de
nieuwe school gekoesterde verwachtingen worden verwezen
lijkt. Deze moet toch, volgens die verwachtingen, worden
bevolkt door leerlingen
a. die thans de zoogenaamde zevende leerjaren vormen aan
de gemeentescholen nos. 1, 5, 6 en 10 (op 18 Juni jl. 140)
b. die thans de burgerdagschool bezoeken (einde Decem
ber 1900, 37);
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
3
c. die anders de hoogste drie leerjaren aan gemeente
school no. 4 zouden bezetten (op l Januari 1901, 121.)
Veilig mag men dus aannemen, dat het cijfer van hon
derd leerlingen, aan het slot van het rapport der C. v. T.
d.d. 14 Juni genoemd, niet te ruim is gerekend; wij zijn
eerder geneigd dit cijfer hooger te stellen, b.v. op 150.
Dan zouden nog slechts 50°/o van bovendoelde kinderen
naar de nieuwe school gaan. Neemt men [nu met de
C. v. T. aan, dat de klassen dezer school niet meer dan
25 a 30 leerlingen mogen bevatten, dan kan met het be
staande gebouw, vooral als de Burgeravondschool in stand
blijft, niet worden volstaan en zouden de voor de nood
zakelijke verbouwing te maken kosten blijken weggewor
pen geld te zijn.
Wij meenen daarom met nadruk op de noodzakelijkheid
te moeten wijzen om, indien tot de oprichting der door de
C. v. T. gewenschte school voor voortgezet onderwijs wordt
besloten, gelijktijdig te beslissen tot de stichting van een
nieuw gebouw voor die inrichting; wij achten dit een
der hoofdvoorwaarden voor haar opkomst en bloei.
II. Meenen wij met het voorafgaande te kunnen vol
staan voor de toelichting onzer zienswijze omtrent de
nader te formuleeren wijzigingen, die de op 22 Maart
1898 aangehouden conclusiën zullen moeten ondergaan,
wij komen thans tot de behandeling van het voorstel der
Commissie van Toezicht op het lager onderwijs, d.d. 28
Juni j.l. no. 8287, dat, zooals wij reeds deden opmerken,
met de plannen tot stichting eener school voor horhalings-
en voortgezet lager onderwijs in het nauwste verband
staat.
Zonder voorbehoud stemmen wij in met de zienswijze
der Commissie, dat een getal van veertig leerlingen de
uiterste grens moet zijn der bevolking eener klasse, en
wij zijn van oordeel, dat het alle aanbeveling verdient,
om tot deze voor de belangen van het onderwijs zoo noo-
dige beperking te besluiten. Alleen moet deze beperking
zich niet bepalen tot de scholen der 2e klasse b en der
3e klasse maar o. i. ook voor de andere bestaande scholen
gelden.
Het tijdstip om hiertoe over te gaan is thans zeer ge
schikt te noemen, nu de eventueele oprichting der nieuwe
school als eerste gevolg met zich zal brengen, dat de
(niet verplichte) zevende leerjaren der Gemeentescholen
nos. 1, 5, 6 en 10 komen te vervallen en hierdoor aan
stonds eenige meerdere ruimte in de bestaande schoolge
bouwen zal worden gewonnen.
Wij aarzelen dan ook niet het voorstel der C. v. T.
tot het onze te maken, al brengt de aanneming daarvan
mede, dat in de bestaande behoefte aan plaats op de
scholen der 2e klasse b en der 3e klasse, die zéér drin
gend is, op eenigszins ruimere wijze zal moeten worden
voorzien, dan indien het getal leerlingen in elk lokaal niet
tot een maximum van veertig werd beperkt.
Wat nu de wijze van voorziening betreft, door de Com
missie voorgestaan, doen wij aanstonds opmerken, dat op
hare becijfering van het getal leerlingen niets valt af te
dingen en dat dus buiten en behalve de stichting der
nieuwe school, ook al vervallen daarmede de bestaande
zevende leerjaren het tegenwoordig getal lokalen in de
scholen der 2e klasse b (dertig) en der 3e klasse (vijf en
dertig) met tien moet worden vermeerderd, waarvan, vol
gens de Commissie, twee voor eerstgenoemde en acht voor
laatstgenoemde categorie.
De schoolcommissie wil die vinden door
a. Gemeenteschool no. 6 aan het Vliet (van de 2e
klasse b met 8 lokalen) te bestemmen tot school der 3e
klasse, waarmede deze categorie zou zijn geholpen
b. Twee lokalen te bouwen bij gemeenteschool no. 7
aan de Eestraat (van de 2e klasse 6), waardoor ook deze
tot eene school met S lokalen zou zijn uitgebreid
c. Eene nieuwe school te stichten met 8 lokalen, op
het gemeenteterrein Achter de Hoven bij de Fabriekssteeg,
en deze in plaats van school no. 6 voor 2e klasse b te
bestemmen.
Uitsluitend bezien uit een oogpunt van onderwijsbe-
langen, valt tegen deze oplossing niets in te brengen.
Maar ons College meent ook met tinantieele overwegingen
rekening te moeten houden en heeft daarom de vraag
overwogen, of de benoodigde tien lokalen niet op zooda
nige wijze gevonden konden worden, dat de sub c bedoelde
nieuwe school werd uitgespaard.
Aanleiding om te trachten deze vraag tot eene bevre
digende oplossing te brengen werd gevonden in het laatste
voorstel der Commissie van Toezicht, dat van 28 Juni
no. 8285, betreffende de verbouwing van gemeenteschool
no. 5 aan het Oldehoofsterkerkhof.
Zooals uit de gemeenteverslagen bekend is, voldoet dit
gebouw reeds sedert geruimon tijd niet aan de meest be
scheiden eischen, zoodat eene radicale herstelling, waarop
de Commissie van Toezicht reeds vele jaren heeft aange
drongen, bezwaarlijk lang meer kan worden uitgesteld.
Bij genoemd voorstel nu wordt door de Commissie ge
vraagd om school no. 5 gedeeltelijk op te trekken, zóó
dat twee van de acht thans gelijkvloerscho lokalen te zamen
de eerste verdieping zullen vormen.
Dit plan nu was voor ons College het uitgangspunt om
te onderzoeken, of niet verder kon worden gegaan, of
namelijk het gebouw niet geheel kon worden opgetrokken
en ingericht tot eene school met 12 lokalen, zes beneden
en zes boven.
Bleek dit mogelijk, dan zou met de verbouwing eens
deels de radicale herziening kunnen worden verkregen,
die op den duur toch niet uit kon blijven, en verkreeg
men aan den anderen kant eene vermeerdering van het
getal schoollokalen der 2e klasse b met vier.
Deze vier lokalen, vermeerderd met de tweedie bijge
bouwd moeten worden aan gemeenteschool no. 7, zouden
met de vier, die vrijkomen bij de veranderde inrichting
van gemeenteschool no. 4 en waarop wij hierboven speciaal
de aandacht vestigden, te zamen juist de tien benoodigde
lokaleiv vormen, waardoor de stichting eener geheel nieuwe
school met al den aankleve van dien kon worden ver
meden en dus niet alléén de uitgaven voor schoolbouw
in eens verminderen zouden, maar ook vrij belangrijk
zou kunnen worden bespaard op de jaarlijks terugkeerende
uitgaven, aan de „exploitatie" van zoodanige school ver
bonden.
Verplaatste men nu, gelijktijdig met de opening der
nieuwe school voor herhalings- en voortgezet lager onder
wijs, de overeenkomstig onze zienswijze hervormde gemeen-
school no. 4 naar het gebouw van gemeenteschool no. 1
(Tweebaksmarkt) en bestemde men voor scholen van de
2e. klasse b.
a. het gebouw van school no. 4 met 12 lokalen
b. no. 5,
verbouwd en uitgebreid tot 12 lokalen
c. het gebouw van school no. 7,
vermeerderd met twee, dus bevattende 8 lokalen
dan verkreeg men te zamen juist de 32 lokalen
die voor de scholen dezer categorie noodig worden geacht.
De scholen nos. 5 en 7 zouden zoodoende blijven, wat zij
thans zijn, alléén school no. 4 zou met school no. 1 van
gebouw ruilen.
De directeur der gemeentewerken, over de door ons
gedachte verbouwing met uitbreiding van gemeenteschool
no. 5 gehoord, acht dit plan alleszins uitvoerbaar en heeft
bereids daarvan een ontwerp in gereedheid gebracht.
Wij zijn, waar de mogelijkheid, om in de voorstellen
van de schoolcommissie met behoud van het daaraan ten
grondslag liggende beginsel vereenvoudiging te brengen,
aanwezig is, van oordeel, dat een zuinig finantiëel beleid
die vereenvoudiging vordert. Toch moeten wij wijzen op
één, voor de hand liggend bezwaar.
Indien nl. de scholen nos. -4 (Schoolstraat), 5 (Oldehoof
sterkerkhof) en 7 (Eestraat) worden of blijven aangewezen
voor de 2e klasse bzullen alle scholen dezer categorie
zijn gelegen in het noorden en westen der stad en de
overige stadsgedeelten dergelijke scholen missen, terwijl