6 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. leerlingen te weinig ontwikkeld zouden zijn voor eene ernstige beoefening der natuurkunde. Ik meen daartegen te mogen opmerken, dat dit vak thans reeds een inte greerend deel uitmaakt van het gewone lager onderwijs, zoodat op dien grondslag kan worden voortgebouwd. Een goed onderwijzer, bekend met de lagere school, zal zijn leerstof ook in dit vak weten te kiezen in het eerste leerjaar zouden naar mijne meening twee uren per week met vrucht aan dit vak kunnen worden besteed, terwijl in het tweede leerjaar met 4 lesuren de daarvoor meest aangewezen leerstof meer diepgaand kan worden behandeld. 4°. Het schoolgeld. In elk geval zal aan de wet moeten worden voldaan, zoodat de inrichting toegang- kelijk moet zijn voor min- en onvermogende leerlingen. Hoe hoog het voor de meest betalenden moet worden gesteld, is m.i. een zaak van minder gewicht, omdat deze toch de minderheid zullen uitmaken. Alleen zou moeten worden voorkomen, dat deze laatste categorie ter wille van het schoolgeld de nieuwe inrichting boven de klassen 7 9 van school no. 4 prefereerde. 5°. De inrichting zal weinig of geen meisjes tellen. "Voor deze leerlingen toch, die in den regel weinig belang stellen in de wiskundige vakken, (wel in teekenen) zal de school no. 4 meer aangewezen zijn. Hierbij komt, dat bij de keuze eener school voor meisjes het standverschil zijn invloed zal doen gevoelen. Vele ouders, die in wat beter doen zijn gekomen, stellen voor hunne meisjes er prijs op. dat zij omgang verkrijgen met makkertjes nit wat hoogere kringen, en zenden daarom met het 5e leer jaar hunne kinderen naar school 4. Ten opzichte van de andere geopperde denkbeelden veroorloof ik mij de volgende opmerkingen voorstel van den heer K. ten bruggencate. Deze inrichting zoude concurreeren met de Rijks H. B. S., H. B. S. voor meisjes, Instituut Poutsma en de hoogste klassen van gemeenteschool no. 4. Aan eene dergelijke inrichting is m.i. hier te Leeuwarden niet in de eerste plaats behoefte. Zij zou echter te uitgebreid en te kostbaar zijn voor de minvermogende leerlingen, die thans de burgerdagschool bezoeken, of die het 7e leerjaar der scholen 115 vormen, en juist dezen moeten geholpen worden. nader voorstel van burgemeester en wethouders. Naar mijne meening zal de avondklasse (3 jarige cursus, waarin waarschijnlijk uitsluitend Fransch gegeven zal worden) hare leerlingen successievelijk na de laagste klassen zien verliezen, zoodat er in het 3e leerjaar weinig leerlingen zullen overblijven. Vrij kostbaarschijnt haar nut zeer twijfelachtig. c. Voorstel-Theunisse. De door mij gewenschte inrichting als 7e en 8e leer jaar te verbinden aan eene school 116 zou met het oog op de kosten aanbevelingswaardig zijn, ware dit met het oog op de localiteit uitvoerbaar. Geen der bestaande scholen leent zich echter tot deze uitbreiding. Immers zal het teekenonderwijs tot zijn recht komen, dan is een afzonderlijk daarvoor ingericht teekenlokaal noodzakelijkvoortgezet teekenonderwijs in de gewone schoollokalen blijft knoeiwerk. Bovendien leert m.i. eene eenvoudige berekening, dat het getal lokalen, zoowel van de scholen 116 als van de kostelooze scholen, juist voldoende is voor het aantal leerlingen, waarop voor de eerste zes leerjaren moet worden gerekend. Tot grondslag voor mijne berekening heb ik aangenomen 1°. dat geene klasse meer dan 46 leerlingen behoort te tellen (in Amsterdam 40) (de nieuwe lokalen tellen 4 rijen van 6 banken, elk met twee zitplaatsen, waarvan J als te dicht bij de kachel 2 plaatsen vervallen). 2°. dat het grootste getal in hetzelfde jaar geboren kinderen, met zes vermenigvuldigd, voor elke Categorie J het getal leerlingen oplevert, waarop moet worden ge rekend. Immers tegenover dit hoogste (niet gemiddelde) cijfer staat dat vele leerlingen 7 jaren doen over een zesjarigen cursus, dat de bevolking toeneemt, Nu leverde blijkens het gemeenteverslag, het geboorte jaar 1889 265 leerlingen aan de kostelooze scholen, het geboortejaar 1891 198 leerlingen aan de scholen 116, zoodat, per jaar, gerekend moet worden op 6 klassen voor de kostelooze en op 5 klassen voor de scholen 116, m. a. w. op de kostelooze scholen (behalve de schippers- school) zouden 36, op die van 116 30 lokalen voor het gewoon onderwijs beschikbaar moeten zijn. Feitelijk tellen de kostelooze scholen 35, die van 116 30 lokalen. Het denkbeeld van den heer Theunisse zou echter m.i. zeer de overweging waard zijn, indien toch tot de stichting van een nieuw schoolgebouw wordt overgegaan, omdat de lokalen der burgerdagschool niet in overeenstemming konden worden gebracht met de wettelijke voorschriften. Reeds jaren geleden achtte de Raad vermeerdering van het getal scholen onvermijdelijk, zoodat reeds toen tot aankoop van terrein is overgegaan. Naar mijne meening zou het alsdan raadzaam zijn de school op het Vliet te bestemmen tot eene kostelooze school en op een terrein aan het Nieuwe Kanaal een school 116 te bouwen met afzonderlijk teekenlokaal op het Noorden en de overige lokalen zooveel mogelijk od het Oosten. Openbaarde zich ook de behoefte aan voortgezet onder wijs bij meerdere leerlingen der kostelooze scholen, dan zouden aan één of meer dier scholen een 7e leerjaar kunnen worden toegevoegd, waarvoor dan localiteit beschikbaar was. Ten slotte heb ik de eer als mijne meening te kennen te geven, dat het herhalingsonderwijs bedoeld bij art. 34 der leerplichtwet, geen verband houdt met eene inrichting voor voortgezet onderwijs gedurende de gewone school tijden alleen zouden de vrouwelijke leerlingen dezer laatste inrichting kunnen profiteeren van het onderwijs in vak A-, dat ongetwijfeld een belangrijk deel zal uitmaken van bet in art. 34 sub 4° genoemd herhalingsonderwijs. De Schoolopziener in het district Leeuwarden C. J. PRAKKEN. Aan burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. Aan Uw verzoek, vervat in Uw schrijven van 31 Decem ber 1900 no. 85/1170, om U mijne zienswijze mede te deelen over de opheffing van de burgerdagschool en over de oprichting eener school in de plaats van deze, die meer kan voldoen aan de belangen van hen, die na afloop van de scholen 2e kl. 6 en 3e kl. nog onderwijs wenschen te ontvangen, wil ik gaarne voldoen. Met mijn ambtsvoorganger en de commissie van toezicht op het middelbaar ondenvijs ben ik het geheel eens, dat het tijd is om aan de Hooge Regeering machtiging te verzoeken om de burgerdagschool op te heffen, daar zij door de oprichting van de alhier bestaande ambachtschool, die met zoo uitnemende resultaten hare leerlingen opleidt, en zich dan ook steeds in een aangroeiend getal leerlingen mag verheugen, haar recht van bestaan heeft verloren. De vraag, wat in de plaats van de burgerdagschool moet komen, is door de verschillende daarover gehoorde corpo raties en autoriteiten verschillend beantwoord. Hoewel ik mij niet kan vereenigen met het oordeel van den heer Districts-schoolopziener, die in het leerplan den nadruk wil leggen op de wis- en natuurkunde en het teekenen om dit onderwijs dienstbaar te maken voor den aanstaanden klein-industriëel, teekenaar, bouwkundige, fabrieksopzichter enz, omdat naar mijne meening deze Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 7 categorie van leerlingen voldoende opleiding vinden op de ambachtsschool en zoo noodig op de burgeravondschool, evenmin als met het gevoelen van mijn ambtsvoorganger, die een geheele reorganisatie wenscht, ook ten opzichte van gemeente-school no. 4, en ik mij nog het best zou kunnen vereenigen met het rapport van de Commissie van Toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijs, wil ik niet treden in eene beoordeeling van die adviezen en rapporten en slechts met een enkel woord aangeven, in welke richting naar mijne meening de nieuw op te richten school hare leerlingen moet opleiden. De vraag, die beantwoord moet worden, is deze: waar aan is voor de kinderen, die de scholen 2e kl. 6 en 3e kl. hebben afgeloopen en nog meer onderwijs willen ge nieten, behoefte Om die vraag te beantwoorden moet men letten op de kinderen en het onderwijs, dat zij tot dus verre hebben ontvangen. Een gedeelte der leerlingen leert na afloop van het onderwijs aan de bovengemelde scholen een ambacht, waarvoor, zooals boven is gezegd, de ambachtsschool meer dan voldoende zorgt, doch een ander gedeelte zoekt eene opleiding bij het onderwijs of als klerk, kantoor- en han delsbediende, of wenscht examen te doen bij het spoor wezen of iets dergelijks en nu zou ik de op te richten school voor deze laatsten dienstbaar willen maken en voornamelijk de kracht willen leggen op het voortzetten van het geleerde op de lagere school, en voorts onder de leervakken willen opnemen boekhouden, wiskunde, algemeene geschiedenis en één vreemde taal. Voor deze laatste meen ik, dat 't meest in aanmerking moet komen de Fransche. Deze (laatste leer) toch wordt bij een examen, wanneer vreemde talen worden gevraagd, altijd geeischt. Ik zou de school wenschen te laten aansluiten aan de gemeentescholen bovengemeld, na afloop van het 6de leerjaar, met een driejarigen cursus, alzoo voor kind eren van 1215 jaren, voor mannelijke en vrouwelijke leer lingen en het schoolgeld zoo willen bepaald zien dat het bereikbaar is voor de minvermogenden, terwijl aan de onvermogenden gelegenheid moet kunnen gegeven worden om de school gratis te bezoeken. Wordt de school ingericht, zooals ik hier heb aange geven, dan kan men naast de Ambachtsschool eene in richting van onderwijs krijgen, geschikt voor hen, die geen ambacht leeren, en toch zich verder wenschen te ontwik kelen, en komt men, wat deze school betreft, niet in con currentie met Gemeenteschool no. 4, waarvoor mijn ambts voorganger, blijkens diens advies aan U van 8 October 1897, met het oog op het te heffen schoolgeld, zoozeer vreesde. Aan het voorstellen van een leerplan, hetgeen meer op den weg ligt van het Gemeentebestuur en den districts schoolopziener, gehoord het hoofd der school, waag ik mij niet, doch meen toch met bescheidenheid uwe aandacht te moeten vestigen op de omstandigheid, dat de meeste leerlingen, die de school zullen bezoeken, thuis geen goe de gelegenheid hebben om te studeeren en het daarom wenschelijk is de avonduren van 6 8 in den lesrooster op te nemen, hetzij om les te geven, hetzij om gelegen heid te geven zich voor de lessen te prepareeren. Heeft men dan behoorlijk voortgezet onderwijs in ver schillende richtingen voor de kinderen der 2de klasse 6 en 3de klasse scholen, met de meeste bescheidenheid meen in uwe aandacht daarna te mogen vestigen op het onder wijs aan de gemeenteschool no. 4, 2e klasse welke school mijn ambtsvoorganger in zijn bovenvermeld advies eene halfslachtige en onvoldoende inrichting noemde. Dit oordeel acht ik wat sterk, in aanmerking genomen de resultaten aan die school verkregen, doch ook ik meen, dat er verbeteringen zijn aan te brengen, die zeer aan de leerlingen zouden ten goede komen en ik hoop daarom, dat gij, naast de beoordeeling van de inrichting van eerst vermelde school, ook uwe aandacht zult willen schenken aan die verbeteringen Gaarne zon ik onder de leervakken aan gemeenteschool po. 4 willen zien opgenomen het Engelsch en het boek houden, dit zijn leervakken, die aan eene school als deze niet mogen ontbreken en waarvan het gemis in kennis de leerlingen dikwijls achterstelt bij examens en sollici- tatien of last veroorzaakt in hunne betrekking. Waarschijnlijk zal mij tegengeworpen worden, dat boek houden geen vak van lager onderwijs iswil men de vak ken, in art. 2 der wet op het lager onderwijs genoemd, limitatief opvatten, dan zou ik, zoowel aan de op te rich ten school, als aan school no. 4, een soort handelsrekenen willen onderwezen hebben, waarbij het boekhouden eenigs- zins kan ingevlochten worden. En, mijne lieeren, nu ik toch met een enkel woord over school no. 4 spreek, meen ik met den meesten ernst er U op te mogen wijzen, dat de regeling, volgens de verordening, van de tractementen voor een gedeelte van het personeel aan die school zeer onvoldoende is. Dit is voornamelijk het geval voor hen, die een of meer vreemde talen onderwijzen in de hoogere klassen. Men mag toch niet uit het oog verliezen, dat men voor die klassen moet kunnen gebruik maken van de beste onderwijskrach ten, van menschen, die zich geheel aan de school wijden en die in de school staan voor eene groote klasseter wijl zij bovendien na afloop der school veel tijd noodig hebben voor correctie en prepareeren voor de les, zoodat eene verhooging van 100.voor elke vreemde taal, die men onderwijst, niet in verhouding staat met het werk, dat wordt gevorderd. Ik hoop, dat het bovenstaande door O in overweging zal worden genomen en dat men in Leeuwarden mag krijgen een goedgeregeld voortgezet onderwijs voor de leerlingen, die den zesjarigen cursus der scholen 2e kl. 6 en 3de klasse hebben afgeloopen en dat eene ge wenschte uitbreiding aan gemeenteschool no. 4 ook aan de leerlingen van deze mag ten goede komen. Leeuwarden, Januari 1901. De Schoolopziener in het Arrondissement Leeuwarden. W. KOLFF. Leeuwarden, 15 April 1901. No. 883. Aan Heeren burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. In ons schrijven aan uw college d.d. 9 Januari 1.1. no. 876, gewaagden wij van eene bespreking door ons ge houden met den heer Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, dr. J. Campert, naar aanleiding van de even- tueele opheffing der Burgerdagschool en van het plan om in de maand Februari die bespreking voort te zetten. Voor het geval daaruit aanleiding mocht ontstaan, uw college van nader advies te dienen, verklaarden wij ons daartoe gaarne bereid. Daaraan thans gevolg gevend, hebben wij de eer U het volgende mede te deelen. De samenkomst met genoemden Inspecteur heeft plaats gehad. Evenals in de eerste sprak hij de wenschelijkheid uit van de oprichting eener 3-jarige hoogere burger school, daarbij wijzende op de overbevolking der Rijks- hoogere-burgerschool alhier en op den bloeienden toestand waarin de drie-jarige scholen zich in de voornaamste steden van ons land mogen verheugen. Op zich zelf be schouwd hebben wij net nut van zulk een school niet in twijfel getrokken. Dr. D. Bos in zijn belangrijk geschrift «Onze Volksopleiding" geeft haar de voorkeur boven de vijf-jarige. Het is niet te ontkennen, dat, terwijl de vijf-jarige cur-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 115