8
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
sus geheel is ingericht op een leerplan, dat eerst in vijf
jaren een goed geheel vormt en tot voorbereiding dient
van hen, die dan verdere studiën volgen, de school door
een groot aantal leerlingen bezocht wordt, die meer zou
den hebben aan een zelfstandig leerplan voor een 3-jarigen
cursus, ten einde dan verschillende opleidingen van meer
praktischen aard te kunnen volgen, welke volstrekt niet
eene voorbereiding eischen, als die, welke voor de Poly
technische school gevorderd wordt.
De hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus zoude
daardoor ontlast worden van een aantal leerlingen, die
eigenlijk in haar leerplan niet vinden, wat zij noodig heb
ben en op die wijze in waarde en bruikbaarheid winnen
voor de jongelieden, die daar inderdaad eene 5-jarige
voorbereiding voor later voort te zetten studie zoeken en
daarin beter zouden kunnen vorderenals de klassen
minder talrijk waren en de leeraren zich niet zooveel
hadden bezig te houden met jongelieden, die minder aan
leg hebben voor het zooveel omvattend leerplan.
Voor dezen ware het daarentegen van groot belang als
zij niet enkel eene school met drie-jarigen cursus konden
bezoeken, maar tevens een leergang konden vinden, die
meer aan praktische opleiding zich aansloot.
Juist in die richting is bij onze Duitsche naburen zoo
veel voor het onderwijs gedaan en schijnt aldaar de nijver
heid zoowel als de handel daarvan in ruime mate vruch
ten te hebben geplukt.
Vooral valt daarop in den laatsten tijd de aandacht nu
met den dag de overtuiging veld wint, dat Nederland op
het gebied van handelsonderwijs zeer ten achter is.
Vergelijkt men daarmede, wat in Duitschland op het
gebied van middelbaar en lager handelsonderwijs is tot
stand gebracht en de vruchten, die dit voor de uitbreiding
van den handel van dat land heeft gehad, en wat in de
aderlaatste jaren ook is geschied om hooger onderwijs
voor den handel in enkele groote Duitsche steden te
organiseerendan gevoelt men, dat Nederland, welks
welvaart voor een groot deel van den bloei van zijn
handel afhankelijk is, verplicht is het handelsonderwijs tot
een voorwerp van bijzondere zorg te maken.
Op verschillende plaatsen in ons land, Amsterdam,
Rotterdam, Groningen, Enschedé, Arnhem en andereplaatsen
zijn of worden daartoe dan ook reeds maatregelen genomen
en de vraag zal ook hier aan de orde moeten komen, of in
de hoofdplaats van Friesland niet de oprichting van eene
middelbare schooldie tot opleiding voor den handel dient,
wenschelijk en zelfs noodig is.
De vraag mag zelfs eenigszins ruimer worden gesteld.
Moet niet in de provincie Friesland ten minste ééne
openbare vakschool tot opleiding voor den handel bestaan
En zoo ja, is dan niet Leeuwarden de aangewezen plaats
voor die school
Tal van jongens zullen thans dien weg niet uitgaan,
omdat daarvoor geene voldoende gelegenheid tot opleiding
bestaat. Vele anderen zullen misschien ten slotte in den
handel terecht komen, doch na eerst het leerplan eener
vijf-jarige hoogere burgerschool te hebben doorworsteld,
terwijl zij voor hun doel dien leertijd veel nuttiger
hadden kunnen besteden.
Wat hebben die jongelieden te maken met de oude
geschiedenis en die der middeleeuwen Hoeveel zouden
zij winnen bij degelijk onderwijs in de geschiedenis der
laatste eeuw en vooral van de laatste dertig jaren, inzon
derheid met het oog op den wereldhandel. Hoeveel
zouden zij er bij winnen als men voor hen het onderwijs
in aardrijkskunde voornamelijk inrichtte met het oog op
kennis en de behoefte van den handel Evenzoo ware
de uitgebreide wiskundige studie belangrijk te beperken
en daarentegen uitbreiding op het terrein van handels-
rekenen noodig. Aan boekhouden en warenkennis ware
eene plaats in te ruimen. Voor eenige kennis van het
handelsrecht in de hoogste klasse moest gezorgd worden.
Veel zorg zou van den beginne af aan het aanleeren van
vreemde talen besteed moeten worden, doch op meer
praktische wijze, zoodat vooral op het leeren spreken en
op het voeren van handelscorrespondentie werd gelet,
veeleer dan den nadruk te leggen op grammatica en op
kennis der letterkunde.
Inderdaad, wanneer men te Leeuwarden eene school
van drie- of vierjarigen cursus in die richting in het
leven riep, dan zoude deze blijken te voorzien in eene
bestaande behoefte. Zij zoude uit alle deelen der provincie
leerlingen trekken, die na voltooiing hunner studie zouden
blijken alle elementen in zich te hebben om vooruit te
komen. Het land, dat zulke werkkrachten uitzendt of
beschikbaar stelt op het gebied van den handel, zal daar
door ook zelf in welvaart vooruitgaan, en voor zijne zonen
opent het in elk geval nieuwe wegen om tot een eervol
en voordeelig bestaan te geraken.
Vooral in Friesland, waar de welvaart zoo eenzijdig
afhankelijk is van den landbouw, de veeteelt en de zui
velbereiding en betrekkelijk zoo weinig industrie bestaat,
is het daarom te meer gewenscht, dat allengs ook velen,
die daarvoor wellicht meer aanleg hebben, zich voor den
handel bekwamen.
Ja, men mag gerust beweren, dat al wat ter bevorde
ring van landbouw en zuivel-onderwijs thans gedaan wordt,
half werk is, als niet tegelijk met de verbetering der
producten gezorgd wordt voor betere opleiding van hen,
die voor deze producten de markten moeten zoeken, recht
streeks in het buitenland zich met den verkoop daarvan
moeten belasten en zoo de hand reiken aan landbouw
nijverheid hier te lande.
Gevoeglijk zoude deze school tevens ingericht kunnen
worden als vakschool voor voorbereidend administratief
onderwijs. Een groot aantal jongelieden toch van dezelfde
maatschappelijke lagen, waaruit de leerlingen voor het
handelsonderwijs voortkomen, zoeken in allerlei admini
stratieve betrekkingen op den duur geplaatst te worden,
doch vinden in het leerplan van een hoogere burgerschool
met 5-jarigen cursus niet de meest gewenschte opleiding
voor het doel, dal zij zich voorstellen. Een leerplan van
drie, hoogstens vier jaren, dat zich van beginne af meer
praktisch richt naar hunne behoeften, zou velen tot nut
kunnen strekken.
Mocht het gemeentebestuur zich met deze beschouwingen
vereenigen, dan houden wij ons overtuigd, dat het oprich
ten van zoodanige vakschool voor den handel en de ad
ministratie op krachtige wijze door het Rijk en de Pro
vincie gesteund zoude worden.
Juist omdat hier hoegenaamd geen plaatselijk belang
op den voorgrond staat. In alle deelen der provincie
heeft men belang bij het in 't leven roepen van zulk
eene, reeds te lang ontbeerde opleidingsschool. Vandaar,
dat de provinciale fondsen daarvoor krachtigen steun
moeten geven.
Bovenal echter geldt het hier, inzonderheid wegens het
handelsonderwijs, het landsbelang. Alle beschaafde natiën
streven naar de nitbreiding van haren handel, naar het
aanknoopen van betrekkingen in andere werelddeelen,
naar vreedzame veroveringen voor handel en nijverheid
door het vestigen van kantoren en factorijen in vreemde
werelddeelen. Wil Nederland in dien wedstrijd niet achter
blijven, dan komt het aan op de „mennekes." Het geldt
hier ook de vorming van een geoefend leger, wil men
veroveringen maken. De flinke werkkrachten, die hier
in Friesland zouden gevonden worden voor dat doel,
mogen de vleugelen uitslaan waar men wil, zij zullen
den Nederlandschen handel vooruit brengen en doen
bloeien.
Met recht zou men dus beroep doen op den steun van
het Rijk. In den krachtigen steun, dien het Rijk geeft
aan de Nederlandsche School voor Nijverheid en Handel
te Enschedé, heeft men trouwens een overtuigend voor
beeld. Waar het Rijk in het algemeen op ambachts- en
landbouwgebied reeds zoo krachtig de hand mede aan den
ploeg slaat en de praktische richting van het onderwijs
steunt, is er geene reden denkbaar, waarom het ook bet
vakonderwijs voor den handel, zulk een groot volksbelang,
niet krachtig zou steunen.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden.
9
Wordt hier eene goed ingerichte vakschool voor handel
en administratie opgericht, gelijk o.a. in Den Haag eene
dergelijke particuliere school onder het bestuur van den
heer Tijmstra sinds enkele jaren bestaat en veel succes
heeft, dan zal die school ook ten goede komen aan de
jongens, die nu op de Burgerdagschool een onderwijs
ontvingen, dat niet genoeg gericht was op de praktijk en
hen daardoor niet genoeg bekwaamde in de richting,
waarin zij opleiding noodig hadden.
Waar de meeste van die leerlingen voor kantoren en
administratie zich wenschen te bekwamen, zullen zij, twee
of drie jaren dergelijke school bezoekend, vrij wat verder
komen, dan zij nu aan de Burgerdagschool konden komen.
Maar dan moet men ook geheel breken met het denk
beeld om voor die jongens „op te richten eene school
„voor herhalings- en voortgezet lager onderwijs met twee
jarigen cursus", gelijk laatstelijk in de Raadsvergadering
van 13 Juli 1897 door het college van burgemeester en
wethouders in zijne toenmalige samenstelling is voorgesteld.
Degenen, die op 12- of 13-jarigen leeftijd niet veel
verder kunnen leeren dan het reeds genoten lager onder
wijs en bij wie men althans het geleerde niet wil laten
verloren gaan, hebben daartoe herhalings-onderwijs noodig.
In dezen heeft men daarentegen te zorgen voor de
leerlingen, die de lagere school met vrucht hebben door-
loopen, en die vóóruit willen. Hen is het niet om her
haling te doen, maar om verder te leeren en om zich
zooveel te bekwamen als in twee of nog liever driejaren
Hink werken mogelijk is.
Gelijk men nu heeft ingezien, dat voor de aanstaande
ambachtslieden en landbouwers het leerplan der burger
dagschool niet gaf, wat zij noodig hadden, maar zij een
onderwijs noodig hadden, dat zich meer dadelijk op de
praktijk richtte en daaraan aansloot, zoo leert de ervaring,
dat ook de overige jongens, die nog de burgerdagschool
bezoeken, eveneens een onderwijs behoeven, dat zich meer
op de praktijk richt en daartoe voorbereidt.
Daarom moet gestreefd worden naar een leerplan, dat hen
in denzelfden tijd verder brengt dan de burgerdagschool hen
kon brengen en dat aan de besten onder hen de gelegen
heid biedt om nog één of twee jaren zich verder te be
kwamen.
Inderdaad komt het ook voor die jongens, die in de
verschillende bureaux en kantoren, bij allerlei administration,
in den kleinhandel of ook aan grootere handelskantoren
plaatsing zoeken, aan op handelsrekenen, correspondentie
in het Nederlandsch en in althans ééne vreemde taal,
het spreken van althans ééne vreemde taal, geschiedenis
van de laatste eeuw, boekhouden, natuurkennis.
Let men op wat in Duitschland sinds jaren in die
richting voor het onderwijs gedaan is, dan eerst begrijpt
men eenigermate, hoeveel ten onzent nog te doen valt.
Komt eene degelijke vakschool voor handel en admini
stratie hier tot stand, dan vervalt ook alle vrees, dat men
naast de school van den heer Boersma als het ware eene
gelijke inrichting zoude plaatsen, een bezwaar, dat geopperd
werd tegen ons vroeger voorstel.
Integendeel, terwijl wij, zooals uit het bovenstaande
blijkt, ook van ons vroeger plan terugkomen, gelooven
wij, dat de gemeente een belangrijke stap voorwaarts zal
doen door de oprichting van zoodanige middelbare school,
als wij hierboven aanbevelen.
Het vele, wat in de allerlaatste jaren ten onzent over
dit onderwerp geschreven is, heeft onze oogen daarvoor
geopend en wij zouden meenen in onzen plicht te kort
te schieten, als wij daarop niet de aandacht van het bestuur
dezer gemeente vestigden, thans nu het nog niet te laat
is en de tijd dringt om de handen aan de ploeg te slaan.
Omtrent de organisatie der school en de daaraan ver
bonden kosten zullen wij gaarne in bizonderheden treden,
zoodra wij weten, dat ons gevoelen in beginsel door uw
college gedeeld wordt.
Wel meenen wij hier reeds op den voorgrond te moeten
stellen, dat de op te richten vakschool zich zal moeten
aansluiten aan het lager onderwijs en dus toegankelijk
zal moeten zijn voor hen, die nog geen onderwijs in eene
vreemde taal hebben gehad.
Tegelijk zal, naar ons oordeel, een tamelijk streng toe-
latings-examen moeten worden afgenomen, opdat de leer
lingen, die nog op een onvoldoend peil staan of te weinig
aanleg hebben, worden geweerd.
Waar wij van eene middelbare school spraken en er
nogal verschil van meening bestaat omtrent de inrichting
dezer scholen, zooals laatstelijk te Arnhem zeer aan den
dag is gekomen, zijn wij van gevoelen, dat eene school
van minstens drie-jarigen cursus opgericht moet worden,
waar het onderwijs reeds van den beginne af als voor
bereiding voor den handel en voor de administratie inge
richt moet zijn en dus de aard van eene driejarige hoogere
burgerschool wordt vermeden. Aldus is te. Arnhem de
kwestie ook opgelost.
De vraag zal nog gedaan worden, of de ouders van
hen die thans de Burger-dagschool bezoeken, het school
geld zullen kunnen betalen aan de nieuwe vakschool.
Men kan aannemen, dat zulks wel het geval zal zijn,
daar die jongens komen uit een stand, die althans even
gegoed is als de ouders der jongens, die de Ambachts
school bezoeken. De Ambachtsscholen nu zijn overal ten
volle bezet.
Bovendien kan men voor de mindervermogenden het
het schoolgeld lager stellen, gelijk zulks ook elders ge
schiedt. Ook zal kostelooze toelating voor leerlingen,
die uitmunten, kunnen worden vergund, zooals de gemeente
dit thans ook reeds met vrijgevigheid op andere scholen
toepast.
Wanneer het rijk eene milde ondersteuning aan de
gemeente voor het oprichten en instandhouden dezer vak
school wil toekennen, zal het ook op die kostelooze toe
lating gewis aandringen.
Hiermede vertrouwen wij voorshands onze denkbeelden
voldoende .aan uw college te hebben ontvouwd en hopen
wij eerlang te mogen vernemen, of daarin door uw college
gedeeld wordt en of voor het ontwerpen van voorstellen
in dien geest nader advies van onze commissie verlangd
wordt.
Inmiddels zullen wij van dit schrijven ook aan ge
noemden heer Inspecteur van het middelbaar onderwijs
mededeeling doen.
De Commissie van Toezicht
op het Middelbaar Ondenoijs te Leeuwarden
T. van HETTINGA TROMP, Voorzitter.
J. W. KRAMERS, Secretaris.
No. 8282. Leeuwarden, 14 Juni 1901.
Aan
13 bijlagen. Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden.
Onder terugzending van de stukken betreffende de op
heffing der burgerdagschool alhier en hare vervanging
door eene andere inrichting van onderwijs, welke stukken
door U bij schrijven van 25 Maart 1.1., no. 35/330, en nog
aangevuld bij apostille van 15 April, no. 250, in onze
handen zijn gesteld om bericht, consideratiën en advies,
hebben wij de eer, ter voldoening aan Uwe uitnoodiging
vervat in Uw bovenaangehaald schrijven, het volgende
onder Uwe aandacht te brengen
Toen in de raadsvergadering van 22 Maart 1898 de
motie van den heer van Ketwich Verschuur werd aange
nomen, strekkende om de behandeling van het voorstel
tot opheffi rg der burgei dagschool entot oprichting van
eene school voor herhalings- en voortgezet lager onderwijs
aan te houden tot dat over de wet op den leerplicht eene
beslissing zou zijn genomen, was, in principe, naar wij
meenen, in alle dat voorstel betreffende stukken en ver
handelingen uitgesproken en erkend: