12 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. Naar aanleiding van de bovenbeschreven inrichtingen te Groningen wijzen wij met nadruk op de grooio over eenstemming tusschen de resultaten eener veeljarige er varing aldaar en hel alleszins bevoegd en deskundig oor deel uitgesproken in het hierbijgaande nummer van het „Maandblad voor Handelsonderwijs en Handelswetenschap pen", het orgaan der sedert Maart 1899 bestaande «Na tionale vereeniging voor handelsonderwijs", waar wij o.m. lezen (blz. 145 regel 7 v. o.)«voor den handelsstand zal «dan ook dit uiterst practische onderwijs in boekhouden, «handelscorrespondentie, stenografie te weinig nut hebben, «wanneer niet eerst het herhalingsonderwijs voortgewerkt «heeft een goeden, degelijken grondslag te leggen", en op blz. 147 aldaar (regel 11 v. b.)«Alles moet zijn tijd «hebben; elk vak van kennis eischt zijne rustige beoefe ning, zal het eenige werkelijke vruchten afwerpen. «Daarom is ons advies: hoop in die herhalingsschool «die voor het eigenlijk vakonderwijs ten dienste van den «handel voorbereidt, niet al te veel op. Verlies de alge- «meene harmonische ontwikkeling bij de voorbereiding tot «het bedrijf niet uit het oog." Waarlijk, die woorden zijn ons uit het hart gesproken voor kinderen van 12 tot 15 jaar, die nog zoo groote behoefte hebben aan algemeene harmonische ontwikkeling, geen eigenlijk vakonderwijs ten dienste van den handel, liever nog, kan het zijn, in 't geheel geen vakonderwijs. Juist daarom achten wij de aansluiting van vakonder wijs aan eene voorafgaande degelijke algemeene ontwikke ling, casu quo, de aansluiting van een avondcursus voor handelsonderwijs aan eene degelijke herhalings- en voort zettingsdagschool, vooral met het oog op de maatschap pelijke behoeften der leerlingen van onze scholen der 2e klasse b en 3e klasse, zoo natuurlijk en rationeel. Daarom ook kunnen wij ons niet vereenigen met het voorstel der commissie van toezicht op liet middelbaar onderwijs, van 15 April j.l. Ter vervanging van de op te heffen burgerdagschool alhier achten wij dus, op het voetspoor van Groningen, gewenscht de oprichting van I. eene dagschool voor degelijk herhalings- en voort gezet lager onderwijs, aansluitende aan het hoogste leer jaar der openbare scholen voor gewoon lager onderwijs (2e kl. b en 3e kl.) alhier, bestemd voor kinderen van 12 tot 15 jaren, met een niet te hoog schoolgeld (de som van ƒ10 per jaar niet te boven gaande) en met gedeel telijke of geheele vrijstelling van de betaling van school geld voor min- en onvermogenden. Betreffende het getal leerjaren en het leerplan eener dergelijke school, achten wij, in afwijking van Groningen, eenen driejarigen cursus met het onderwijs in minstens twee vreemde talen (Fransch en Duitsch), liever nog, met het oog op den sub 2° te noemen avondcursus voor handelsonderwijs) ook in de beginselen der Engelsche taal, gewenscht. Onze motieven voor die afwijking zijn de volgende De herhalings- en voortzettingsdagschool is 20 jaren ouder dan de aan die school aangesloten en eerst sedert 2 jaren bestaande voortzettingscursus (avondcursus voor handelsonderwijs), Bij de oprichting dier school in 1879 kon dus, betref fende het getal harer leerjaren en haar leerplan, geen rekening worden gehouden met de jeischen eener eerst 20 jaren later op te richten voortzettingscursus. Nu reeds blijkt (zie boven blz. 11 „Aanmerking") de wenscbelijkheid der toevoeging van een derde leerjaar aan dien avondcursus, hoofdzakelijk ten behoeve van het onderwijs in de vreemde talen. Had men bij de oprichting dier school rekening kunnen houden met de in lateren tijd zooveel meer gevoelde behoefte aan een degelijk voortzettingsonderwijs, zeker zou dan een grooter getal leerjaren en een ruimer opgevat leerplan voor die school daarvan het gevolg zijn geweest. Zeer waarschijnlijk moet een dergelijke gedachtengang te Winschoten geleid hebben tot de oprichting eener voort zettingsdagschool met 4-jarigen cursus en met onderwijs in de beginselen der Duitsche, Engelsche en Fransche taal. Den eisch van eenen vierjarigen cursus achten wij overdreven. In het eerste leerjaar der door ons gewenschte voort- zcttingsschool zou dan o.i. met hot onderwijs in de Fransche taal moeten worden begonnen. Wel is waar is het Fransch niet meer zoo als vroeger de heerschende wereldtaal en is voor den handel, met name in ons gewest, de behoefte aan kennis dier taal van ondergeschikte betaekenis, maar toch achten wij het opnemen in hot leerplan van het onderwijs in die taal, wegens de vele in de andere levende talen gebruikelijke vreemde woorden en als uitstekende voorbereiding voor de beoefening der Engelsche taal, wier woordenschat voor de helft uit Fransche woordvor men bestaat, vooralsnog onmisbaar. Verder zou o.i. in het tweede jaar moeten worden be gonnen met de beginselen der Duitsche taal, zooveel noodig onder vermindering der uren voor het onderwijs in Fransch, en in het derde leerjaar (zij het dan ook facultatief, d.w.z. alleen ten behoeve van de aanstaande leerlingen van den sub 2°. te noemen voortzettingscursus) met de beginselen der Engelsche taal. Ter wille van het zoo spoedig mogelijk aanleeren van het gebruik der genoemde vreemde talen achten wij de toepassing der Berlitz-methode op die school zeer gewenscht. Uit het vorenstaande moge blijken, dat wij het 3e leer jaar der door ons begeerde school in de eerste en voor naamste plaats, ofschoon niet uitsluitend, wenschen te bestemmen als nuttige voorbereiding voor den sub 2°. door ons bedoelden avondcursus voor handel en admini stratie, zoodat daarmee ook bij de inrichting van het leerplan voor dat leerjaar rekening zou moeten worden gehouden, zonder dat daardoor het onderwijs in dat leer jaar het karakter van algemeene ontwikkeling verliest, maar wel daarentegen de kroon daarop zet, zoodat leer lingen, die dat leerjaar geheel en met vrucht hebben doorloopen, gemakkelijker den weg zullen vinden, niet alleen als leerling (volontair) op een kantoor voor handel of administratie, maar ook door het leven in 't algemeen. Evenwel zouden wij wenschen, dat ook aan het eind van het 2e leerjaar der door ons begeerde dagschool een bijzonder getuigschrift zou kunnen worden afgegeven aan die leerlingen, welke zich in een of ander ambacht wenschen te bekwamen, en daartoe, alsook om zoo spoedig mogelijk iets te verdienen, des daags bij een baas in de leer wenschen te gaan. Dat getuigschrift zou dan o.i. tevens toegang moeten verleenen tot de burgeravondschool nadat deze, na de opheffing der burgerdagschool, zal zijn gereorganiseerd, volgens het voorstel der Commissie van toezicht op het Middelbaar onderwijs van 5 Juni 1897, meer overeen komstig de behoeften der ambachtsschool, maar ook zoo mogelijk overeenkomstig de wenschen van den Districts schoolopziener, uitgesproken in diens missive van I 3 Januari 1901. Het komt ons n.l. voor, dat aan die wenschen het algemeen ontwikkelend onderwijs der door ons gewenschte school, gegeven aan kinderen van 12 tot 14 jaar niet kan voldoen en dat, wilde men zulks beproeven, het leerplan dier school sterk zou worden overladen. Maar vooral achten wij een onderwijs, zoo als door den Districts schoolopziener gewenscht, met het oog op den leeftijd der leerlingen minder geschikt voor kinderen van 12 tot 14 jaar en dus ook daarom beter op zijne plaats op de burgeravondschool dan op de door ons aanbevolen her halings- en voortzettingsschool. Maar, zal men zeggen, gij verlangt dusdoende eene in richting, die zou concurreeren met de hoogere leerjaren van gemeenteschool no. 4. Hierop antwoorden wij, dat, naar onze overtuiging, (zie blz. 10, 2e kolom, reg. 36 v. 'o.) de hoogere leerjaren dier school, oorspronkelijk in het leven ge roepen, om de noodzak elijkheid der oprichting eener hoogere burgerschool met 3 jarigen cursus te ontgaan, zijn ge bleken niet aan het voorgestelde doel te beantwoorden. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 13 Wij meenen daarom, dat, tengevolge van de eventueele oprichting der door ons bedoelde dagschool alhier, de gemeenteschool no. 4 zal moeten worden veranderd (zij het dan ook geleidelijk) in eene school der 2e klasse b voor gewoon lager onderwijs, omdat de leerlingen der thans bestaande hoogere leerjaren van die school, naar onze overtuiging, te huis behooren in de door ons ge wenschte voortzettingsdagschool. Acht men, met een paar leden onzer Commissie, die verandering van gemeenteschool no. 4 in eene school voor gewoon lager onderwijs te gelijk met de eventueele oprichting der voortzettingsschool een te ingrijpenden maatregel, dan zou men ook de eerstgenoemde school in haren tegenwoordigen vorm, onder aanvulling der onderwijsvakken in de hoogere leerjaren dier school, voor- loopig kunnen [laten voortbestaan, ten einde de ervaring uitspraak te laten doen omtrent het recht van dat voort bestaan ook na de eventueele oprichting der door ons ge wenschte herhalings- en voortzettingsdagschool. Wij verwijzen te dien opzichte ook naar het hierbij teruggaand schrijven van Mr. W. Kolff, van 22 Januari 1.1., toenmaals arrondissementsschoolopziener, thans lid onzer commissie. Door de door ons bedoelde overbrenging der hoogere leerjaren van gemeenteschool no. 4 naar de door ons voorgestelde school, zal vervallen de categorie der 2e klasse a, en daarmee het onderscheid tnsschen die categorie en de scholen der 2e klasse b, zoodat daarna alleen sprake zoude moeten zijn van scholen der le, 2e en 3e klasse. Door de bedoelde overbrenging zouden 4 lokalen vrij komen en daardoor óf meer plaatsruimte ontstaan voor het jaarlijks toenemend aantal aspiranten voor de scholen der 2e klasse b (tweede klasse), óf gelegenheid worden geboden ter aanvankelijke (voorloopige) opname van een gedeelte der bevolking van de door ons bedoelde school, als mocht blijken, dat tot de volledige- opname dier be volking de «eventueele voorloopige bestemming van het gebouw der op te heffen burgerdagschool onvoldoende mocht zijn, Tevens zou door de verandering van gemeenteschool no. 4 op de bovenbeschreven wijze in eene school der 2e klasse voor gewoon lager onderwijs, de thans op vrij groote schaal plaats hebbende, ofschoon door het hoofd zeker niet gewilde concurrentie dier school met de voor Hooger- en Middelbaar onderwijs voorbereidende school no. 2, en ook, ofschoon in mindere mate, met gemeente school no. 3, voorbereidende voor de meisjesschool voor Middelbaar onderwijs alhier, ophouden te bestaanhet is toch een bekend feit, dat, ten gevolge van het onderwijs in de Fransche taal in het 6e en de hoogere leerjaren van gemeenteschool no. 4, jaarlijks 12 a 15 leerlingen uit het 6e en 7e leerjaar dier school, en dus bijna even veel als uit gemeenteschool no. 2, na eenige extra hulp, verstrekt door de onderwijzers in die leerjaren, het toe latingsexamen afleggen voor de Rijks hoogere burgerschool en de meisjesschool voor Middelbaar onderwijs alhier. Door de opheffing dier concurrentie en het beëindigen van het hybridisch karakter van gemeenteschool no. 4 zou een meer zuivere toestand ten opzichte van het voorbe reidend onderwijs ontstaan. Naar aanleiding daarvan merken wij op, dat te Gronin gen 3 voorbereidingsscholen bestaan en wel 2 voor jon gens met een schoolgeld onderscheidenlijk ad 32.en 16.per jaar en een meisjesschool met een school geld ad f 32.per jaar. Die 2e voorbereidende jon gensschool (schoolgeld 16. heeft zijn ontstaan hoofd zakelijk te danken aan de oprichting in 1879 van de burgerschool met 3 jarigen cursus aldaar. Mocht later de noodzakelijkheid blijken van de oprich ting eener hoogere burgerschool met 3 jarigen cursus al hier (welke noodzakelijkheid ons tot dusver niet is ge bleken), eerst dan zou een 2e jongensschool met voorbe reidend onderwijs en een lager schoolgeld in overweging kunnen worden genomen. Volledigheidshalve maken wij hier melding van het denkbeeld geopperd door een onzer medeleden, om tege lijk met de eventueele oprichting der door ons voorgestelde school gemeenteschool no. 4 te veranderen in eene school der le klasse met zevenjarigen cursus en een school geld ad 16.per jaar, bestemd voor jongens en meisjes. II. Een avondcursus voor onderwijs ten dienste van handel en administratie, aansluitende aan de sub 1 door ons voor- estelde schoolachten wij eveneens zeer ge- wenscht. Daardoor zou, zoo als thans reeds te Groningen is ge bleken, worden tegemoet gekomen aan de vooral sedert de oprichting in Maart 1899 der Nationale vereeniging voor Handelsonderwijs, sterk gevoelde en algemeen er kende behoefte aan zulk onderwijs voor jonge lieden van 15 jaar en daarboven uit den kleinen burgerstand, die hetzij op kantoren voor handel en administratie, hetzij in den kleinhandel een bestaan trachten te vinden. Door zulk een avondcursus voor handelsonderwijs zou tevens o. i. op de beste wijze kunnen worden tegemoet gekomen aan de wenschen uitgesproken in het hierbij- gaand tot ons gericht adres der «Afdeeling Leeuwarden van den Nationalen bond van handels- en Kantoorbedien den in Nederland", van 13 Maart 1901, strekkende tot reorganisatie van het thans bestaande herhalingsonderwijs, overeenkomstig de behoefte aan elementair handelsonderwijs. Die cursus moet, naar onze meening, bestaan uit 2 leerjaren en worden gegeven gedurende het winterhalfjaar op vijf avonden per week, telkens gedurende 2 uren. Het leerplan van dien cursus zal in hoofdzaak moeten overeenkomen met dat van den overeenkomstigen voort zettingscursus te Groningen en zou kunnen worden vast gesteld in overleg met de laatstgenoemde adressanten en eene Commissie uit handelaren hier ter stede. Alleen vragen wij, of in dat leerplan ook niet een bescheiden plaats zou moeten worden ingeruimd voor het onderwijs in de eerste beginselen van warenkennis, handelsaard- rijkskunde en, zoo noodig, handelsrecht. Het schoolgeld zou, naar ons voorkomt, 12.hoog stens per winterhalfjaar moeten bedragen, met gedeeltelijke of geheele vrijstelling van de betaling van dat schoolgeld voor min en onvermogenden. Naar aanleiding van onze bovenstaande overwegingen en de boven door ons uitgesproken wenschen, maar vooral ook in verband met de thans ingevoerde Leerplichtwet, is bij ons de vraag gerezen, in hoeverre en op welke wijze het hier bestaande herhalingsonderwijs dient gereor ganiseerd te worden. Ter beantwoording van die vraag wenschen wij aller eerst te wijzen op eenige gegevens omtrent de beide hier bestaande herhalingsscholen, de eene voor jongens, de andere voor meisjes, beide met een tweejarigen cursus, gehouden gedurende het winterhalfjaar van 1 October tot 1 April, op vier avonden in de week telkens twee uren 1. Tot de herhalingsschool voor jongens werden, blij kens ons verslag aan den Raad over 1900 (zie blz. 24, gemeenteverslag over 1900 bladz. 118) voor den nieuwen cursus, die op 1 October 1900 begon, 32 nieuwe leerlin gen toegelatenvergelijkt men dat getal met de in bijlage I vermelde leerlingen uit het hoogste leerjaar van de scholen der 2e klasse b en 3e klasse, die bestemd zijn om een ambacht te leeren bij een baas (samen 49) en om als winkelbediende of loopjongen iets te verdienen (samen 14, dus in 't geheel 49 14 63) en bedenkt men, dat uit die oud-leerlingen der genoemde scholen de toe komstige leerlingen der bedoelde herhalingsschool gerecru- teerd worden, dan ligt de gevolgtrekking voor de hand, dat van die oud-leerlingen slechts ongeveerde helft naar de herhalingsschool gaan. Verder blijkt uit onze jaarverslagen, dat de bevolking dier herhalingsschool bedroeg op 1 Januari 1900, in het le leerjaar 27, in het 2e leerjaar 9, en op 1 Januari 1901, in het le leerjaar 30, in het 2e leerjaar 9, zoo dat blijkbaar gedurende den tweejarigen cursus een groot aantal dier leerlingen afvallen en dus slechts een klein

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 118