Bijlage no. 23. VERSLAG van de commissie van rap porteurs uit de sectiën van den Raad, omtrent de voorstellen van Burge- gemeester en Wethouders, om te besluiten 18 Bijlage tut het verslag der handelingen gen van den gemeenteraad van Leeuwarden'. Bijlage II (behoorende bij de missive van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs d.d. 14 Juni 19(11 no. 8282.) Tabel, aanwijzende hoevele leerlingen van de gemeente scholen der 2e klasse b en 3e klasse in het jaar 1900 die scholen hebben verlaten, en hoevelen van hen geen voortgezet onderwijs ontvangen. Vertrokken zijn A. Uit het hoogste leerjaar van de scholen der met getuigschr. 2e klasse b 89 3e klasse 95 zonder getuigschr. totaal 14 103 62 157 Totalen 184 B. Uit vroegere leerjaren (om andere redenen, dan wegens overplaatsing op andere gew. lag. scholen) uit de scholen der 2e klasse b 3e klasse Totaal 76 37 128 260 165 in 't geheel vertrokken 425 Yan deze zijn overgegaan (uit het hoogste leerjaar) van de scholen der 2e klasse b 3e klasse naar de Rijks hoogere burgerschool 2 burgerdagschool9 ambachtsschool9 voorbereidende klasse der normaallessen 6 normaallessen6 Rijkskweeksch. voor onderw. 0 den cursus voor bewaarschool- onderwijs 1 de 6e kl. voor gemeentesch. no. 4 11 Totalen 44 samen 55 herhalingsschool voor jongens 32 meisjes 71 overgegaan totaal 0 4 5 0 0 1 0 1 11 158 verschil 267 leerl. zijnde 63 procent der vertrokken leerlingen, die geen (voortgezet) onderwijs meer ontvangenterwijl uit het verschil van de uit de hoogste klasse vertrokken leer lingen 260 en de naar andere scholen overgegane 158 verschil 102 volgt, dat van de eerstgenoemde (260) leerlingen 158 of 60 procent naar andere scholen zijn overgegaan en 102 of 40 procent geen (voortgezet) onderwijs meer ontvangen. Bijlage tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1901. 1 I. Aan de regeering vrijstelling te vragen van de ver plichting tot het honden van een burgerdagschool, met het einde van den cursus 1901/1902. II. Bij inwilliging van dat verzoek, de burgerdagschool met genoemd tijdstip op te heffen. III. o. Op te richten lo. Een dagschool voor herhalings- en voortgezet lager onderwijs met driejarigen cursus, bestemd voor jongens en meisjes, aansluitende aan het zesde leerjaar der tegenwoordige openbare lagere scholen van de 2e en 3e klasse 2o. een avondcursus voor onderwijs ten dienste van handel en administratie, aansluitende aan de sub lo. bedoelde dagschool; b. de burgeravondschool te behouden. IV. Gelijktijdig met de oprichting der sub III a, lo bedoelde dagschool, de tegenwoordige gemeenteschool der tweede klasse a (no. 4) te veranderen in een school der le klasse b. V. In beginsel te bepalen, dat, met ingang van een nader vast te stellen tijdstip geen lokaal der openbare lagere scholen meer dan veertig leerlingen mag bevatten. VI. a. Een nieuw schoolgebouw te stichten, met acht lokalen, op het gemeenteterrein aan den weg Achter de Hoven, tegenover de Fabriekssteeg, ten dienste van de sub III bedoelde inrichting van onderwijs b. twee lokalen te doen bouwen bij de gemeente school no. 7 aan de Eestraat c. de gemeenteschool no. 5 aan het Oldeboofster- kerkhof geheel te doen verbouwen en uitbreiden tot een school met twaalf lokalen. VII. Burgemeester en wethouders uit te noodigen a. de, in verband met de punten III—VI, noodige voorstellen te ontwerpen en in te dienen tot wij ziging, aanvulling of intrekking der navolgende verordeningen lo. reglement voor de burgerdagschool en de burgeravondschool te Leeuwarden (Gemeente blad no. 8 van 1867), zooals dit nader is ge wijzigd, laatstelijk bij raadsbesluit van 23 Juli 1901 (Gemeenteblad no. 11); 2o. besluit tot nadere regeling van het getal en de bezoldigingen der leeraren aan de burger- dag- en avondschool te Leeuwarden (Gemeente blad no. 8 van 1872), gewijzigd bij raadsbe sluit vau 23 Januari 1873 (Gemeenteblad no. 5) 3o. verordening tot regeling van het openbaar lager onderwijs in de gemeente (Gemeenteblad no. 15 van 1894), gewijzigd bij raadsbesluit van 26 Januari 1897 (Gemeenteblad no. 8) 4o. verordening tot uitvoering van de nieuwe regeling van het openbaar lager onderwijs in de gemeente (Gemeenteblad no. 5 van 1889), zooals die nader is gewijzigd, laatstelijk bij raads besluit van 23 Mei 1899 (Gemeenteblad no. 10) 5o. verordening tot het heffen van schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs in de ge- meenteLeeuwarden(Gemeenteblad no.2van 1900); 6o. besluit tot heffing en verordening op de in vordering van schoolgeld voor onderwijs aan de burgerdagschool te Leeuwarden (Gemeenteblad no. 6 van 1900); b. de noodige financieele voorstellen te doen ter bestrijding van de kosten van den in punt VI bedoelden schoolbouw. Algemeen werd in de sectiën aan burgemeester en wet houders hulde gebracht voor de zorgvuldige voorbereiding en bewerking der ingediende voorstellen. Gaarne werd erkend, dat, zooal, als gevolgvan het raads besluit van 22 Maart 1898, „om het in 1897 door bur gemeester en wethouders aangeboden voorstel tot ophef fing der burgerdagschool en tot oprichting van een school voor herhalings- en voortgezet lager onderwijs aan te houden totdat over het op 14 Maartte voren ingediend ontwerp van wet op den leerplicht een beslissing zou zijn genomen", de af doening der onderwerpelijke zaak bijna vier jaren was vertraagd geworden, er tegenover stond een niet gering te schatten voordeel. De tegenwoordige voorstellen toch zijn van veel ruimere strekking, dan die in 1897 werden aangeboden. Er was toch thans mede rekening gehouden met de sedert al meer en meer gebleken behoefte aan onderwijs in handel en administratie voor een talrijke klasse jongelieden uit de kleine burgerij en uit den am bachtsstand. Daarbij kwam ook nog, dat bij de thans aanhangig gemaakte voorstellen insgelijks de volle aandacht was geschonken aan wat, bij aanneming dezer voorstel len in niet geringe mate mede aan het gewone lager onderwijs zal ten goede komen. Er was, evenals in 1897, maar één stem van goed keuring over het voorstelom eindelijk aan de Regeering vrijstelling te vragen van de verplichting tot het hebben van een burgerdagschool en, bij niet twijfelachtige inwil liging van deze aanvrage, deze school, sedert bijna twintig jaren nog de eenig overgeblevene in ons land, met ingang van den cursus 1901/2 op te heffen. Enkele leden, over de drie sectiën verdeeld, zouden wel niet ongaarne hebben geziendat ware voorgesteld ter harer vervanging een hoogere burgerschool met drie jarigen cursus op te richten, een inrichting, die reeds sedert tal van jaren in verscheidene gemeenten van ons land bestaat naast öf een rijks- öf een gemeentelijke hoo gere burgerschool met vijfjarigen cursus, en blijkens de jaarlijksche Regeeringsverslagen over het onderwijs overal in steeds toenemenden bloei verkeert. Intusschen zagen deze leden indat de kans voor de oprichting van zoo danige school, althans op dit oogenblik, gering is. Het goede niet willende verwerpenomdat het betere niet was te verkrijgen, verklaarden zij daarom, zich te zullen vereenigen met de voorstellen van burgemeester en wet houders tot oprichting van de onder lila genoemde scho len. Zij vleiden zich, dat door dié oprichtingvooral ook om het nauw verband, waarin deze twee scholen met elkander zullen worden gebracht, in niet geringe mate zal worden voorzien in de behoeften aan verder onderwijs, niet alleen van de jongens, maar ook van de meisjes uit de bovengenoemde standen. Algemeen werd voorts erkenddat Leeuwarden niet langer kon en mocht achterstaan bij verscheidene andere plaatsen van ons land, waar sedert korteren of langeren tijd een openbare school voor handel en administratie be staat en reeds is geblekengoede vruchten te dragen. Volkomen werden beaamd de woorden, voorkomende in het hoogst belangrijk advies van de commissie van toezicht op het lager onderwijs, van 14 Juni 1901: „Juist déarom achten wij de aansluiting van vakonderwijs aan een voor afgaande degelijke algemeene ontwikkeling, casu quo, de aansluiting van een avondcursus voor handelsonderwijs aan een degelijke herhalings- en voortzettingsdagschool vooral met bet oog op de maatschappelijke behoeften der leerlingen van onze scholen der tweede klasse b en derde klasse, zoo natuurlijk en rationeel". In de tweede sectie verklaarden een paar leden aan vankelijk zich vóór het denkbeeld, ontwikkeld in het ad vies van de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs, van 15 April 1901, tot oprichting eener open bare middelbare vakschool van ten minste driejarigen cur sus, uitsluitend tot opleiding voor den handel. Met ver wijzing, zooveel noodignaar de bestrijding van dit denk beeld in het aangehaald advies van de commissie van toezicht op het lager onderwijs, werd daartegen nog

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 121