4 Bijlage tot liet Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1901. De commissie van toezicht stelde oorspronkelijk óók voor, school no. 6 tot een gratis-school te verklaren, doch onder de uitdrukkelijke mits (Bijlage 22 van 's raadshan- delingen 1901, bladz. 17, kolom 2, regel 5), dat aldaar in de buurt een nieuwe school der 2e klasse h zou worden bijgebouwd op een terrein Achter de Hoven, reeds vóór jaren tot dat doel door de gemeente aangekocht. De be zwaren van burgemeester en wethouders tegen die plaats voor een school, bestemd voor kinderen van 6 12 jaar, zijn, nu vaststaat dat de stoomtram daarlangs komt, niet ongegrond. Onder die omstandigheden laat de commissie van toezicht dan ook dat deel van haar advies los. Men late dus school no. 6 wat zij steeds was en bouwe een nieuwe school der 3e klasse op ander gemeentelijk terrein nabij het Nieuwe Kanaal, óf men make school no. 6 tot gratis-school en bouwe aldaar een nieuwe school klasse 2b, öf wel men trachte (en dit is zeker goedkooper) de acht lokalen voor de gratis-leerlingen op andere wijze te vinden. Waar dit nu mogelijk zoude zijn, zal nader worden aangewezen. Ad. 2um. School no. 4 (Schoolstraat) twaalf'lokalen, in gericht, zooals burgemeester en wethouders voorstellen, tot klasse 1 h met zeven leerjaren, zal als tusschenschool (en dat karakter moet zij behouden), met een schoolgeld van 22.steeds veel leerlingen blijven trekken. De leer lingen der zesde klasse zijn te hunner tijd bestemd, om over te gaan naar de le klasse der herhalings- en voort zettingsdagschool of die der 7e klasse naar hare 2e klasse, naar verkiezing. Al neemt men nu de hoogste twee leer jaren uit het leerplan van school no. 4 weg, dan kan men toch rekenen op parallelklassen (thans zijn er drie in de eerste zeven leerjaren) en op ongeveer 300 leerlingen thans tellen de klassen 1—6 289 leerlingen en de 1 7 klassen hebben er 36 i (Bijlage no. 22 OTer 1901, bladz. 16). Daarvoor zijn ten minste tien lokalen noodig, maar raadzaam is het, er één meer voor te bestemmen. Daar nu school no. 1 slechts acht lokalen heeft en bijbouwen daaraan niet mogelijk is, kan van een overhuizen van school no. 4 naar no. 1 geen sprake zijn. Ad 3um. Hiertegen bestaat op zich zelf weinig be zwaar. Gaat echter school no. 1 over naar school no. 10, dan blijven daar ten hoogste drie lokalen nog over, die, volgens burgemeester en wethouders, een deel van de bevolking van de school no. 6 zullen opnemen. School no. 10 heeft elf lokalen met 463 leerlingen. Thans heeft school no. 1 (acht lokalen) 365 leerlingen en school no. 6 (acht lokalen) 371 leerlingen, tezamen 676 leerlingen, alzoo zullen ruim 200 kinderen van school no. 6 in school no. 10 geen plaats kunnen vinden. Ad 4um. School no. 4 (Schoolstraat) met twaalf lokalen, is zeer slecht gelegen voor een gratis-school. Aan de zuidwestzijde van de stad wonen buiten de gracht weinig menschen en er wordt aldaar niet bijgebouwd. In de twaalf lokalen van school no. 4 kunnen bijna 500 kinderen ge plaatst worden maar deze moeten uit alle oorden der stad komen, want school no. 9 (Boterhoek) voorziet in de armenbuurten aldaar. Uit het stadsgedeelte, waarin school no. 4 ligt, met de Nieuwestad, Wirdumerdijk en de Stations terreinen tot grenzen, komen (behalve uit het armhuis) geen 25 gratis-leerlingen. Die ongeveer 500 kinderen, uit alle deelen der stad gerecruteerd, zullen zich dus nier- maal per dag door de stad heen en weer moeten begeven. Dit nu is zeer bedenkelijk, zoowel voor de orde op straat in de binnenstad, als voor de rust der bewoners en uitstallende winkels. Door het voorstel van burgemeester en wethouders wordt voor de ouders, die gaarne eenig schoolgeld betalen willen, en die er prijs op stellen, om hun kinderen niet met dikwijls zeer weinig zindelijken te doen schoolgaan, de in een zeer bevolkte buurt en voor hen zoo goed ge legen school no. 6 opgeheven en derhalve het bezoeken van een school dier klasse zeer verzwaardde gratis leerlingen krijgen het er echter gemakkelijker door, want zij ontvangen een gelegenheid meer tot schoolgaan. Is dit juist gezien Dat men, door school no. 4 te laten waar zij thans is, misschien een of ten hoogste twee lokalen onbezet zou over houden, levert toch geen bezwaarze zijn later altijd voor een of anderen tak van gemeentelijken dienst te gebruiken, want steeds komt men daarbij lokaliteit te kortook dient in het oog te worden gehouden, dat de bevolking van Leeuwarden in 1900 met 849 personen is toegenomen, waarbij, globaal berekend, 150 kinderen. Wat nu betreft school no. 5 (2e klasse bij de Oldehove), deze zal uit haar omgeving nooit 500 kinderen (twaalf loka len) trekken ze ligt daarvoor ongeschikt. Bij de aangifte in Maart, is er dan ook, nu er ongeveer 340 komen (8 lokalen), altijd nog wel een plaatsje over. Betrekkelijk deze school stelde de commissie dan ook alieen verbetering voor en liet zij de school buiten beschouwing bij de vraag, hoe de noodige twee lokalen der klasse 2b te vinden. Door aan school no. 5 te geven twaalf lokalen en no. 4 tot een gratis-school te vervormen, schept men enorme schoolruimten in de zuidwestelijke stadswijk, waar niets achter ligt en niet aangebouwd wordt, terwijl men, door school no 6 tot een gratis-school te maken, aan de in woners der klasse 2b een bestaande gelegenheid ontneemt, juist daar waar er, wegens voortdurenden aanbouw en reeds aanwezige talrijke bevolking, zóó groote behoefte aan bestaat. De commissie van toezicht ging te rade met de sterkte der bevolking en de tot haar gerichte aanvragen tot plaatsing, toen zij voorstelde, nog een school 3e klasse Achter de Hoven te bouwen. Wat thans wordt voorgesteld, strijdt geheel met dat deugdelijk motief voor schoolbouw. De tram-aanleg maakt echter het bouwen dier school aan de Fabrieksteeg minder wenschelijk doch in de nabijheid er van zou terrein ge noeg te vinden zijn. Burgemeester en wethouders nu vinden, zooals is ge zegd, de benoodigde twee lokalen der klasse 2b en acht lokalen der 3e klasse in de scholen no. 4 en 5. Maar bij dit voorstel komt men reeds dadelijk één lokaal der klasse 2b te kort, want voor de acht lokalen van school no. 6 komen slechts drie lokalen in school no. 10 en vier lokalen in school no. 5 disponibeldaarentegen blijft in school no. 4 slechts een lokaal der 3e klasse onbezet, dewijl school no. 4 twaalf lokalen heeft en school no. 10, die er naar verhuist, slechts elf. Dat dit bezwaar van het tekort aan een lokaal klasse 2b zou vervallen, doordat wèl een 40 leerlingen, die nu op school 6 betalen, naar de gratis-school no. 4 zouden over gaan, zal wel niet ernstig gemeend zijn. Het denkbeeld van burgemeester en wethouders, n 1. de verhuizing van de scholen 4, I en 10 en de opheffing van school no. 6 als betalende school, is dus niet juist. De commissie van toezicht meent daarvoor eene betere oplossing te hebben gevonden. Verwisselt men toch school no. 7 (klasse 26 Olde-Galileën met zes lokalen) en school no. 8 (3e klasse Arendstuin met acht lokalen) met elkaar, dan heeft men in school no. 8 de benoodigde twee lokalen der klasse 26 gevonden. Bouwt men vervolgens bij school no. 7 (die dan van de 3e klasse is geworden) op daarnaast braak liggend open gemeente-terrein en wel aan de oostelijke zijde in de richting van de aldaar thans bestaande afscheiding van de Eestraat, zes lokalen (drie beneden en drie boven) en bouwt men de dan nog ontbrekende vier lokalen (twee beneden en twee boven) aan bij school no. II (3e klasse) Oostersingel met acht lokalen, en wel aan de noordzijde, deels op de tegen woordige speelplaats, en verlegt men deze in noordooste lijke richtiug, dan zijn de noodige acht lokalen 3e klasse gevonden. Alsdan blijft in elk der vier stadsdeelen, waarin de hier besproken negen lagere scholen thans staan, een school bestaan van elk der beide soorten klasse 26 en 3e klassede sedert een kwarteeuw steeds deugdelijk geble ken plaatsing dier verschillende scholen blijft dan behouden. Doch wat er ook ir. den rang dier scholen moge te veranderen wenschelijk zijn, dit staat vast, dat school no. 6 in haar tegenwoordigen vorm van klasse 26 met een Bijlage tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1901. 5 gering schoolgeld aan de aan en in de nabijheid van het Vliet, het Nieuwe Kanaal en omgeving wonende en aan groeiende bevolking niet mag worden ontnomen". De burgemeester, ofschoon alléén voorzitter van de eerste sectie, had de welwillendheid gehad, ook de ver gadering van de andere sectiën bij te wonen. Hij ver klaarde, door de gehouden rede niet overtuigd te zijn ge worden van het ondoelmatige der voorstellen van burge meester en wethouders. Wat de schoolpaden aangaat, erkende hij, dat deze, bij aanneming dezer voorstellen, lan ger voor de leerlingen zouden worden. Dat dit een groot, ja bijna onoverkomelijk bezwaar zou zijn of worden, wilde er echter bij hem nog niet in. Op de overgelegde school- kaart waren door hem kringen van 300, 600 en 900 me ter in diameter getrokken, waarmede hij achtte te kunnen bewijzen, dat het bezwaar van de langere schoolpaden bij meting wel eenigszins zou meevallen. Bovendien meende hij, dat niet moest worden vergeten, dat op den duur alles gewoonte wordt en dit hier ook wel het geval zou worden en, wat meer zegt, dat de ouders en verzor gers zich zullen schikken naar de school, waarheen zij de kinderen wenachen te zenden. Ze zouden van liever lede meer gaan wonen in de buurt, waar de school is gelegen, die door de kinderen wordt bezocht. Wat school no 6 betreft, wees de burgemeester er op, dat het denkbeeld, om haar te veranderen in een school der derde klasse, het eerst was geopperd door de commis- mie zelve. Een der leden opperde nog de vrees, dat, bij verplaat sing van de school no. 4 van de Schoolstraat naar de Tweebaksmarkt, zij licht leerlingen zou verliezen. Het was, volgens hem, dikwijls voorgekomen, dat bij verande ringen van dezen aard toestanden in het leven worden geroepen, die niet altijd in het belang der zaak zijn. In het bovenstaande vinden de leden van den raad zoo volledig mogelijk medegedeeld wat in hoofdzaak over de voorstellen van burgemeester en wethouders in de sectiën werd verhandeld. Het zij ons thans veroorloofd, aan sommige punten eenige eigen beschouwingen vast te knoopen Ofschoon de rapporteurs van de eerste en van de derde sectie vroeger groote voorstanders waren van een hoogere burgerschool met driejarigen cursus, hebben zij beiden de oogen niet kunnen sluiten voor de sedert veranderde omstandigheden. Had Leeuwarden een bevolking als die van Groningen en meer gemeenten van dezelfde of grootere be volking, zij zouden ook nu, in plaats van de op te heffen burgerdagschool, gaarne de oprichting eener hoogere bur- geischool met driejarigen cursus hebben gezien. Waar zij echter thans staan tusschen de keuze van zoodanige school en de beide door burgemeester en wethouders voorgestelde scholen, hebben zij niet geaarzeld, aan deze laatste twee scholen de voorkeur te geven. Trouwens, ook de commissie van toezicht op het middelbaar onder wijs is bij nadere overweging tot gelijke conclusie ge komen. Wij zeggen: veranderde omstandigheden. Nu reeds sedert verscheidene jaren toch is in alle be schaafde landen ingezien, dat bij de steeds toenemende uitbreiding van den handel een goed voorbereidend on derricht daarvoor een volstrekte eisch des tijds is gewor den, niet minder dan hierin reeds niet weinig ten behoeve van de nijverheid, door ambachtsscholenis en nog voort durend wordt voorzien. Vorming van onzen handelsstand js inderdaad een levensquaestie geworden. De handels geest moge in de breede kringen der burgerij groot ge noeg zijn, de handels/ceonis ontbreekt dikwijls ten eenen- male. De tijden zijn reeds lang voorbij, dat de hande laren meenden, dat de achter kantoorlessenaar of toonbank verworven kennis voor hen voldoende zou zijn. Deze ouderwetsche kennis is onbruikbaar geworden. Ook voor de handelaren is degelijke theoretische kennis met een practisch einddoel volstrekt noodig geworden. Ook in ons land, zelfs in kleinere plaatsen dan Leeu warden heeft men dit in de laatste jaren begrepen. De oogen werden al meer en meer geopend voor het groote belang van het handelsonderwijs, zóó ingericht, dat het beantwoordt aan de eischen des practischen levens. Niet alleen voor den man, ook voor de vrouw. Leeuwarden kan en mag daarom niet achterblijven in deze voortdurend dringender wordende behoefte te voorzien. Met burgemeester en wethouders zijn wij van oordeel, dat dit slechts kan geschieden op de door hen voorge stelde wijze. Niet dus een voorbereidingscursus van slechts twee jaren, waarvoor door een der leden van de eerste sectie zoo warm werd gepleitmaar een cursus van drie jaren. Het is onze innige overtuiging, dat een voorbe reidend onderwijs van niet meer dan twee jaren reeds spoedig zou blijken niet toereikende te zijn, om de leer lingen ontvankelijk te maken voor het genot van het on derwijs aan den avondcursus. Want, behalve het Neder landse!), Fransch en Hoogduitse!), zal, gelijk burgemeester en wethouders, met de commissie van toezicht op het lager onderwijs, terecht verlangen, ook het Engelsch onder de leervakken moeten worden opgenomen. En nu zouden wij willen vragen, of het ooit mogelijk zou zijn, het onder richt in vier talen, zij het dat de grondslagen voor het Nederlandsch reeds behoorlijk bij de leerlingen zullen zijn gelegd, benevens dat in de overige in het leer plan op te nemen, vakken, handelsrekenen boekhouden enz., maar eenigszins tot zijn recht zou kunnen komen bij een leergang van niet meer dan twee jaren Het antwoord zal niet anders dan ontkennend kunnen luiden. Men spiegele zich in dit opzicht aan de op het oogen- blik nog bestaande burgerdagschool. Evenmin als overal elderswaar zij achtereenvolgens reeds vóór jaren werd opgeheven, heeft zij, daargelaten dat zij nooit aan de bedoeling van den wetgever heeft kunnen beantwoorden, gedurende haar slechts tweejarigen cursus den leer lingen nimmer eenige andere dan oppervlakkige kennis kunnen verschaffen van de vele leervakken, die, volgens de wet op het middelbaar onderwijs, in haar leerplan moesten worden opgenomen. Met dit, wij zouden geneigd zijn te zeggen, afschrikkend voorbeeld voor oogen, richte men daarom de voorgestelde dagschool reeds dadelijk zóó in, dat zij inderdaad waarborgen van levensvatbaarheid aanbiede. Wij komen tot een met de voorgestelde dagschool in nauw verband staand belangrijk punt. Het betreft den door een der leden van de eerste sectie opgeworpen twij fel aan de juistheid van het door burgemeester en wet houders genoemd getal leerlingen, waarmede, huns inziens, deze school zou kunnen beginnen. Met het oog op het hierover kenbaar gemaakt verschil van gevoelen, achtten wij het op onzen weg gelegen, een onderzoek omtrent dit punt in te stellen, ten einde, zooveel mogelijk, het tot klaarheid te brengen. Bij dit onderzoek nu is ons gebleken, dat door genoemd lid niet genoeg rekening is gehouden met het feit, dat zijn cijfers zijn die van 31 December 1900 en de cijfers van burgemeester en wethouders aangeven den toestand op 18 Juni 1901. In dezen tusschentijd had, in de maand Mei, de overgang van de leerlingen der scholen tweede klasse 6 en der derde klasse plaats. Als men nu den staat van het getal leer lingen op 31 December 1900 inziet, zal blijken, dat de vijfde klasse van school no. 10 bij het einde van hetjaar had twee parallelklassen, de eene van 38, de andere van 33 leerlingen, te zamen 71, doch in de zesde klasse in derdaad niet meer dan 40 leerlingen waren. Bij het begin van den nieuwen cursus, in Mei 1901, waren deze 71 leerlingen overgegaan naar de zesde klasse, waarvan het gevolg was, dat deze toen en ook' later, op 18 Juni, 73 leerlinge)) telde, tengevolge waarvan zij, op haar beurt mede in twee parallelklassen werd gesplitst. Ons dunkt, dat het beweerde verschil hierdoor voldoende is opgelost. Indien er van een fout bij burgemeester en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 123