7 6 Bijlage tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1901. wethouders sprake kon wezen, het zou deze zijn, dat zij van een zevendeliever zoogenaamd zevende" leerjaar hebben gesproken, wat, althans bij de school no. 10, niets anders is dan een parallelklasse van de zesde klasse. Naar ons intusschen voorkomt, hadden burgemeester en wethouders gerust ook een zeker getal leerlingen van de ove rige drie scholen der derde klasse in berekening kunnen brengen bij het door hen als vermoedelijk aangenomen getal leerlingen, die naar de voorgestelde dagschool zullen overgaan Doch ook zonder dit achten wij het door hen aangenomen getal alleszins gerechtvaardigd. Men geve zich ook in deze zaak niet aan een gevoel van pessimisme over. Ook in vroegere jaren waren er, die, bij het oprichten van nieuwe inrichtingen van onderwijs alhier, de vrees uitspraken, dat deze inrichtingen niet genoeg belangstelling zouden opwekken. Steeds echter werd deze vrees op de meest schitterende wijze gelogen straft. Niet één van deze inrichtingen, hetzij van middel baar, hetzij van hooger onderwijs, of zij werd gaandeweg zóó druk bezocht, dat na verloop van niet veel jaren tot uitbreiding der schoolgebouwen moest worden overgegaan. Het meest sprekend voorbeeld levert we! de Leeuwarder ambachtsschool. Ook ten haren aanzien bleven de ongun stige voorspellingen niet uit. Intusschen is ook deze school van jaar tot jaar gekomen tot een bloei, als bij haar oprichting zelfs haar warmste voorstanders niet hadden durven denken. Dit zijn alle heugelijke, gelukkige ver schijnselen, die moed geven ook voor een dagschool met driejarigen cursus en den bij haar aan te sluiten avond cursus. Wij twijfelen er dan ook niet aan, of beide inrichtingen zullen tot gelijken bloei komen als met alle inrichtingen van onderwijs te Leeuwarden steeds het geval is geweest. Als laatst belangrijk punt wenschen wij te behandelen de voorstellen, in no. VI opgenomen. Ook bij ons bestond daarover in het begin geen een stemmigheid. Na vele overwegingen en herhaalde samen- sprekingen met den directeur der gemeentewerken, die ons telkens welwillend ten dienste stond, kwamen wij ten slotte eenparig tot het gevoelen, dat, hoeveel waardeering de plannen van burgemeester en wethouders ook verdienen, toch aan die van de commissie van toezicht op het lager onderwijs de voorkeur behoort te worden gegeven. Ware er alleen sprake van voorziening in de behoeften van het oogenblik, wij zouden niet hebben geaarzeld, de goed keuring van de plannen van burgemeester en wethouders aan te bevelen. Er moet echter ook aan de toekomst worden gedacht. Door den voorzitter van genoemde com missie werd in diens rede reeds gewezen op de belangrijke toeneming der bevolking van Leeuwarden in 1900, waar onder 150 kinderen. Al moge nu een toeneming in gelijke mate in volgende jaren zich niet voordoen, er zal wel allerminst van overdrijving sprake kunnen zijn, indien de vermeerdering van het getal schoolgaande kinderen op gemiddeld 40 a 50 per jaar voor de scholen der tweede klasse b en der derde klasse wordt gesteld. Men denke hierbij ook aan de werking der leerplichtwet. Reeds in vijf jaren komt men alzoo tot een getal van 200 tot 250 kinderen. Berekend op 40 leerlingen per lokaal, zou dus reeds na vijf jaren een nieuw schoolgebouw met zes a acht lokalen noodig zijn. Dit kan evenwel worden voorkomen, als, nu toch tot de vergrooting van schoolgebouwen moet worden overgegaan, dit dadelijk op ruime schaal geschiede, zoodat, althans in de eerste jaren, geen nieuwe behoefte aan plaatsruimte zal ontstaan. Afgescheiden van de reeds in de tweede sectie ontwik kelde bezwaren tegen de overbrenging van de school no. 4 naar de school no. 1met acht lokalen, schijnt voorts te mogen worden betwijfeld, of acht lokalen voldoende voor de school Blijkens een door den secretaris der commissie van toezicht op het lager onderwijs ons later nog verstrekte opgave was het getal leerlingen der zoogenaamde zevende klasse in al de scholen der tweede klasse b en der derde klasse als volgt: school no. 1, 37no. 5, 36; no. 6, '26; no. 7, '20: no. 8, -15; no. 9, 12; no. 10, 9; no. 11, 8; te zaiinen 156. no. 4 zouden zijn, zooals burgemeester en wethouders zelfs met zekerheid aannemen. Uit de reeds aangehaalde tabel van de bevolking der gemeentescholen op 18 Juni van dit jaar toch blijkt, dat het getal leerlingen van de school no. 4 op dit tijdstip bedroeg 894, waarvan 26 in de achtste en 4 in de negende klasse. Bij de reorganisatie dezer school vervallen deze twee klassen en wordt alzoo, indien men voor de overige zeven klassen het getal leer lingen ook verder op hetzelfde getal aanneemt, het geheel teruggebracht op 364. Bij een maximum van 40 leerlingn per lokaal, zullen er dus reeds dadelijk ten minste negen lokalen noodig zijn. Dit maximum zouden wij echter voor deze school, althans voor de hoogste drie klassen, nog te groot willen noemen. Evenals op de scholen der eerste klasse sinds jaren bij een getal van 30 leerlingen en meer parallelklassen worden ingesteld, achten wij zoodanige rege ling ook voor de school no. 4 wenschelijk, met het oog op haar karakter als school van meer uitgebreid lager onderwijs. Naar ons voorkomt mogen bovendien de ouders der hier schoolgaande kinderen, waar zij een schoolgeld van f 22 per jaar hebben te betalen, ook wel eenige aan spraak maken op parallelklassen, indien het getal leerlingen 30 of meer in de klasse bedraagt. Ten einde èn reeds dadelijk én voor de toekomst in de behoefte te kunnen voorzien, verstrekte de directeur der gemeentewerken ons, op ons verzoek, de noodige opgaven. Wij zijn daarna gekomen tot het volgende plan 1. Het gebouw van school no. 5 (Oldehoofster Kerkhof), thans acht lokalen, wordt, geheel overeenkomstig het voor stel van burgemeester en wethouders, verbouwd en uitge breid tot een schoolgebouw met twaalf lokalen 2. Het gebouw van school no. 7 (Eestraat), thans zes lokalen, wordt uitgebreid tot een schoolgebouw eveneens met twaalf lokalen. 3. Het gebouw van school no. 11 (Versch water vijver), thans acht wordt, uitgebreid tot een schoolgebouw mede met twaalf lokalen. Op deze wijze zouden dus worden verkregen veertien lokalen meer, zes voor de scholen der tweede klasse b en acht voor die der derde klasse, plaatsruimte aanbiedende voor 560 leerlingen, gerekend op 40 per lokaal. De vergrooting van het gebouw van school no. 5 levert geen technisch bezwaar op, gelijk uit het voorstel van burgemeester en wethouders blijkt. Anders is het gesteld met de gebouwen van de scholen nos. 7 en 11. Wat school no. 7 betreft, valt te rekenen met het voor de vergrooting beschikbare terrein en ook met den wel stand. Dit maakte, dat wij voor deze school eerst niet meer dan tien lokalen aannamen. Bij nadere overweging kwam het ons echter voor, dat een school met tien lokalen min der wenschelijk zou zijn met het oog op de bezwaren, die hiervan in de practijk soms worden ondervonden. Nader overleg met den directeur der gemeentewerken leidde er toe, dat door hem, op ons verzoek, werd opge maakt een gewijzigd plan, waarin twaalf lokalen zijn op genomen. Ook ten aanzien van de school no. 11 deed het ter- reinsbezwaar zich gelden. Het zal echter kunnen worden overwonnen door vereeniging van liet gebouw met de naastge legen bewaarschool no. 5, waardoor vier lokalen meer zullen worden verkregen. Op andere wijze zou de vergrooting niet wel mogelijk zijn. Gelijk toch de directeur der ge meentewerken ons mededeelde, is aan de noordzijde de terreinsgrootte voor vier lokalen meer onvoldoende, een speel plaats zou dan niet meer overblijven. Het verhoogen van de bewaarschool is niet aan te raden, omdat de muren aan de zijde van den Versch watervijver nu reeds scheuren vertoonen. Het zal reeds duidelijk zijn geworden, dat, indien de raad onze plannen goedkeurt, dit ten gevolge zal hebben, dat voor de bewaarschool no. 5 een nieuw gebouw zal moeten worden gesticht. Door den directeur der gemeen tewerken zijn ons daarvoor aangewezen drie plaatsen, allen gelegen ten noorden van de school no. 11. De plaats, Bijlage tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1901. met A aangeduid, komt ons het meest geschikt voor; het terrein behoort aan de gemeente. Wel bezit dit niet de vereischte vo le grootte, doch men mag zich vleien, dat de eigenaar van het aangrenzend terrein, gemerkt B, ge negen zal worden bevonden, het daarvan benoodigd ge deelte voor niet te hoogen prijs aan de gemeente te ver- koopen. Tot toelichting van onze plannen leggen wij hierbij over de van den directeur der gemeente-werken bij ons ont vangen brieven en bijlagen. Alles te zamen genomen zullen de kosten bedragen voor: school no. 5 (opgaaf aan burgemeester en wethouders verstrekt) pl.raf 40,000. school no. 749,000. Te zamen 89,000' Te verminderen met de rijksbijdrage ad 25 pCt. 22,250- Blijft 66,750. Hierbij de kosten van het stichten eener nieuwe bewaarschool no. 525,000. Maakt 91,750. Er komen dan nog bij de kosten van het stichten van een gebouw Achter de Hoven voor de school met driejarigen cursus. Over de rangschikking en nummering der scholen zij het ons nog veroorloofd, het volgende in het midden te brengen. Wij verschillen in gevoelen met burgemeester en wet houders over het „herdoopen" van de school no. 4 van school der 2e klasse a in school der le klasse b. Door haar reorganisatie zal zij geenszins meer overeenkomst hebben met de scholen der eerste klasse, dan nu het geval is. Zij zal dan evenzeer zijn een school, geheel op haar zelve, met eindonderwijs. Naar ons voorkomt zal art. 4 der verordening, Gemeen teblad no. 15 van 1894, moeten worden gewijzigd als volgt „De scholen der eerste klasse zijn bestemd tot voorbe reiding voor hooger of middelbaar onderwijsdie der tweede klasse voor meer uitgebreid lager onderwijs die der derde en der vierde klasse voor gewoon lager onderwijs. Wij zouden dan tevens wenschen, de scholen te zien genummerd als volgt School eerste klasse voor jongens no. 1 meisjes 2 tweede 3 de overige scholen, te beginnen met de tegenwoordige school no. 1, onderscheidenlijk met nos. 4 tot en met 11. Voorts achten wij het dienstig om, evenals in vele andere gemeenten geschiedt, bij iedere school aan te geven de plaats, waar zij is gelegen, gelijk thans ook reeds door burgemeester en wethouders is gedaan, bijv.School no. 1 (Sint Anthoniestraat) enz. Wij zouden burgemeester en wethouders in overweging wenschen te geven, op het bovenstaande te letten bij het ontwerpen eener nieuwe verordening, ter vervanging van van die, opgenomen in het Gemeenteblad no. 15 van 1894. Over de noodzakelijkheid van het behoud der burger avondschool waren de leden in alle sectiën het eens. Toch zouden wij de redactie van no. III6 eenigszins wenschen te zien gewijzigd, om te doen uitkomen, dat de raad deze school „voorloopig op den bestaanden voet" verlangt te behouden. Daargelaten de vraag, of na het in-werking- treden der nieuwe regeling niet een wijziging van haar leerplan na korteren of langeren tijd zal blijken noodig of wenschelijk te zijn, hebben wij meer bepaald op het oog een nadere regeling, zooals die reeds in enkele plaatsen van ons land is tot stand gebracht, n.l. haar vereeniging met de bestaande ambachtsschoolindien het bestuur van deze inrichting daartoe genegen mocht zijn. De gemeente zou dan natuurlijk zich moeten verbinden tot het verstrekken eener jaarlijksche geldelijke bijdrage aan de vereeniging „De Ambachtschool" tot een bij onderling overleg vast te stellen bedrag. Eindelijk nog een kleine redactie-wijziging van no. 5, n.l. om, in plaats van „mag", aan het slot, te lezen „zal." Op de aangevoerde gronden hebben wij de eer, u in overweging te geven, de voorstellen van burgemeester en wethouders aan te nemen met de volgende wijzigingen 1. In no. lila 2 na het woord „administratie" te laten volgen „voor jongens en meisjes". 2. No. IIIó te lezen „de burgeravondschool voorloopig op den bestaanden voet te behouden. 3. No. IV te doen vervallen. 4. In no. VI5, in plaats van „twee lokalen", te lezen „zes lokalen". 5. Na no. VIc te laten volgen d. De gemeenteschool no. 11, op Vijversbuurt, te vergrooten met vier lokalen en daartoe gebruik te maken van het naastgelegen gebouw van de bewaarschool no. 5. 6. Een nieuw gebouw voor de bewaarschool no. 5 te stichten op het gemeentelijk terrein ten noorden van de gemeenteschool no. 11. Gerapporteerd ter raadsvergadering van 10 December 1901. A. DUPARC, Rapporteur van de eerste sectie en algemeen rapporteur. S. JANSEN, Rapporteur van de tweede sectie. J. BAART DE LA FAILLE, Rapporteur van de derde sectie. Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. Miedema Co. Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1901 | | pagina 124